Theorieën opvoeding/socialisatie

13 belangrijke vragen over Theorieën opvoeding/socialisatie

Freud/psycodynamische benadering:

ID, EGO, SYPER EGO

Freud/ psychodynamische benadering SYPER EGO:

Het deel dat het geweten is. Maakt onderscheid tussen goed en kwaad

Behavioristisch perspectief (20e eeuw) Watson:

Klassieke conditioneren. Het idee dat je doormiddel van conditionering. Het idee dat je doormiddel van conditionering het kind helemaal kunt vormen zoals jij wilt. Hierbij is ook het idee dat alles aangeleerd is. Bij klassieke conditionering ligt de nadruk op uiterlijk gedrag. Daarbij wordt er vaak gewerkt met een stimulus-respons (pavlov). In het experiment little albert werd hij blootgesteld aan verschillende stimuli. Over tijd kwamen er bij die stimuli andere geluiden enzovoort bij. Waardoor er associaties gewekt werden
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Behavioristisch perspectief (20e eeuw) Skinner:

Operante conditionering. Skinner gebruikt nog steeds stimuli-respons relaties. Echter, gaat operante conditionering meer over het aanleren van gewenst gedrag. Daarbij is bekrachtiging van gewenst vs. Bestraffen van ongewenst gedrag. Skinner is met zijn theorie van o9perante conditionering van mening dat ouders hun kind vormen.

Coercion cycle van Patterson:

De coercion cycle houdt in dat ouders door bepaalde 'makkelijke' toezeggingen negatief gerelateerd gedrag in stand houden

Sociaal cognitieve leertheorie: Bandura (1925):

Bandura zei dat kinderen leren door te observeren of te imiteren (modeling). Daanraast zij hij dat mensen verschillen van dieren, omdat mensen cognitieve wezens zijn.

Sociaal cognitieve leertheorie: Bandura, performance en learning:

Als je iets leert betekent dat niet meteen dat je het ook uitvoert. Dat ligt volgens hem aan twee dingen. 1. Motivatie: ben je bereid om iets wel of niet te doen. 2. Self-efficacy: zelfredzaamheid. Bij hoge make van zelfredzaamheid, is de kans groter dat gedrag eerder tot uiting komt.

De taak van de ouders is het richten op een goed rolmodel te zijn. Daarnaast benadrukt Bandura dat nature ook een grote rol speelt.

Sociaal cognitieve leertheorie: Bowlby + Ainsworth (attachment en loss):

Ainsworth en Bowlby gaan ervan uit dat emotionele hechting instinctief is. Kinderen willen bij de ouders bescherming zoeken. Daarnaast gebruiken kinderen bij veilige hechting ouders om hun omgeving te exploreren. Er is sprake van wederzijdse hechting, waarbij kinderen biologisch zijn voorbereid om te reageren op geluiden en verzorging van ouders, en ouders zijn biologisch voorbereid om te reageren op de signalen van kinderen. Taak van de ouders is om in te gaan op de behoefte aan bescherming/steun van kinderen

Sociaal cognitieve leertheorie: Lorenz etnologisch theorie:

Lorenz heeft onderzoek gedaan naar jonge ganzen. Hechtingsmechanisme in ingeprent in genetisch materiaal. Er bestaat volgens Lorenz een kritische periode, zoals het geval bij ganzen. Hechting is deel aangeboren en deels iets wat andere nodig hebben om zich gekoesterd te voelen. Taak van ouders is om in deze kritische periode juist kinderen dingen aan te leren

Sociaal cognitieve leertheorie: Harlow:

Heeft een experiment gedaan met aapjes waarbij ze een surrogaat moeder hadden. De ene was hard, maar had wel eten. De andere was warm en zacht, maar had geen eten. Conclusie: koestering is belangrijk dan eten

Sociaal cognitieve leertheorie: Piaget:

Hechting verandert over leeftijd, verschillende fases in de kindertijd:
1. Baby's en dreumesen (0-2jaar) - begrijpen dingen door hun zintuigen en bewegingen.
2. Peuters (3-5jaar) - beginnen relaties te begrijpen op een intuïtieve manier.
3. Kinderen  (6-11 jaar) - kunnen logica gebruiken om concrete relaties te begrijpen
4. Adolescenten (12 jaar en ouder) - kunnen abstracte en hypothetische relaties begrijpen.

Diathesis stress model:

Het is een overkoepelend model dat aangeeft welke factoren een rol spelen bij het ontwikkelen van stoornissen. Het model gaat ervan uit dat een individu aan de ene zijde een bepaalde kwetsbaarheid in zich heeft. En anderzijds omgevingsfactoren een rol spelen. De kwetsbaarheid is de aanleg voor stoornissen. Gaat om interactie tussen kind en omgeving

Differential suscepitbility model:

Kinderen zijn sensitief voor negatieve omgevingservaringen maar ook voor positieve ervaringen. Daarbij variëren kinderen in opvoeding. Het kan ook een biologische oorsprong hebben. Gaat om interactie tussen kind en omgeving. Het is een indirect effect en de relatie wordt verklaart door een derde variabele

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo