De herwaardering van loopbaaninteresses binnen de A&O-psychologie - een overzicht - interesses: inleiding

4 belangrijke vragen over De herwaardering van loopbaaninteresses binnen de A&O-psychologie - een overzicht - interesses: inleiding

Welke rol had interesse en interessediagnostiek in begin 20ste eeuw? En welke gebreken speelden hen parten?

Interesse en interessediagnostiek speelden in begin 20ste eeuw rol bij school- en beroepskeuzesadvies en loopbaancounseling. Het was onmisbaar bij het diagnosticeren en voorspellen werkgerelateerde prestatie.

Een stevige theorievorming ontbrak. Dit noemt men Dustbowl empiricm.


Dust bowl empiricm: er wordt voornamelijk gewerkt vanuit observaties en data. En niet met onderliggende theorieën.

Waarom nam de aandacht af vanaf de jaren '60 voor beroepsinteresses in de A&O-psychologie.

1. Publicatie Guion en Gottier ('65): stelde dat persoonlijkheid slechts een geringe invloed had op gedrag in de A&O-context.

2. Periode van situationisme: invloed van situatie op gedrag. Vooral populair in beroepskeuze en onderwijspsychologie. Nadruk op ervaring, beleving en waardering van situaties.

Persoonlijkheidseigenschapen en interesses als aangeboren en stabiele 'trait'-achtige disposities met een causale werking paste niet in de zienswijze.

3. Afscheiding counselingspsychologie van A&O-psychologie ('80): Beroepskeuze en interesse verdwenen uit A&O en  verhuisen daan counselings- en beroepskeuzepsychologie.

In de jaren '65-'80 was de situationele denkwijze binnen de A&O overheersend. Wat zorgde voor een kentering in de situationele denkwijze?


Kentering
1. Nieuw meta-analytisch onderzoek - Schmidt en Hunter ('80):


a. Meta-analytisch onderzoek meer en meer standaard onderzoek binnen A&O.

b. Methodologische fouten, steekproeffouten, onbetrouwbaarheid,... Kunnen in kaart gebracht en gecorrigeerd konden worden.

c. Gedrag toegeschreven aan situationele specificiteit bleken wel degelijk generaliseerbaar.


d. Onderzoeken die nauwelijks invloed van 'persoonlijkheid' aantoonden bleken zeer veel fouten te bevatten.

Opgelet: dit zorgde nog niet direct dat interesse mee in de running zat voor onderzoek naar arbeidsprestaties.

2. Big Five: Robuust theoretisch kader voor beschrijven persoonlijkheid. Aandacht komt ineens te liggen op effect PH-eigenschappen en hun belang voor werksituaties.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Het nieuw meta-analytisch onderzoek en de Big Five zorgde voor een kentering in de jaren '80. Welk invloed had deze kentering op gebied van A&O-predictie en interesseonderzoek?

1. Schmidt en Hunter ('98): beroepsinteresse speelt slechts marginale rol als voorspeller voor werkprestateis. Idee: interesse voorspelde mss wel waar je wilde werken maar niet wat voor prestatie je leverde.

Focus werd vooral gelegd op intelligentie (CHC)-model en specifieke persoonlijkheidseigenschappen zoals consciëntieusheid en integriteit (Big Five/HEXACO).

2. 2010:

2020: interesse belangrijk binnen: beroepskeuzepsychologie, onderwijspsych en A&O-psych.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo