Diagnostiek van het sociaal-emotioneel functioneren

26 belangrijke vragen over Diagnostiek van het sociaal-emotioneel functioneren

Welke zes typen instrumenten zijn er?

1. Zelfrapportage
2. Gedragsbeoordeling
3. Observatie
4. Prestatietaken
5. Expressietaken
6. Projectieve taken

Welke instrumenten meten emotiebeleving?

PMT-K-2, platen, ZALC.

Welke instrumenten meten zelfbewustzijn?

CBSK/A, gesprek, ZALC
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Welke instrumenten meten sociale relaties?

CBKS/A, gesprek, sociometrie

Welke instrumenten meten kwaliteit van gedrag?

NPV-J-2, gedragsbeoordeling door ouders, leerkracht, gedragsobservatie.

Wat is de TOM-test-R?

De Theory of Mind Test-R. Dit is een expressietest voor het meten van de theory of mind bij kinderen van 4-13 jaar. COTAN beoordeling is overwegend onvoldoende. De test bestaat uit verschillende platen waar vragen over gesteld worden. Antwoorden kunnen goed of fout zijn. De uitwerking gaat in drie stadia.

Op welke twee factoren moet je letten bij het kiezen van een instrument?

1. Meetpretentie: meet dit instrument precies de factor die ik wil onderzoeken?
2. Kwaliteit: hoe veel waarde kan ik hechten aan de resultaten van dit instrument?

Wat zijn drie factoren van belang voor de kwaliteit van de normering? (Tak et al. H6)

1. Representativiteit van de steekproef: representatief voor het onderzochte kind.
2. Normgroep dient van voldoende omvang te zijn: ten minste 300 personen (belangrijke beslissingen) of 200 personen (minder belangrijke beslissingen).
3. Aard van de normgroep dient overeen te komen met het doel waarvoor de vragenlijst wordt gebruikt.

Welke drie soorten betrouwbaarheid worden onderscheiden?

1. Test-hertestbetrouwbaarheid.
2. Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid.
3. Interne consistentie.
Deze worden in de regel zowel op het niveau van de schoolscores berekend als op het niveau van de totaalscore. Als maat voor de betrouwbaarheid fungeert meestal de correlatiecoëfficiënt. Bij de interne consistentie wordt de alfacoëfficiënt gebruikt.

Wat zijn twee uitgangspunten van de operating characteristics uit de signaaldetectietheorie?

1. Het gaat meestal om een dichotoom criterium.
2. Een score op een vragenlijst boven een bepaalde grensscore betekent een positieve indicatie voor de aanwezigheid van een stoornis. Een score onder die grens impliceert een negatieve indicatie.

Wat is negatieve predictieve waarde?

Het aantal correct geïdentificeerde kinderen zonder een stoornis in relatie tot het aantal geïdentificeerde kinderen zonder een stoornis.

Wat zijn drie oorzaken voor verschillen tussen informanten?

Verschillen tussen informanten kunnen liggen in de 1) situatie, 2) het probleemgedrag, of 3) de persoon van de informant.

Wat zijn twee uitgangspunten bij de keuze van informanten? (La Greca & Lemanek, 1996)

1. Leeftijd van het kind: voor kinderen onder de 6 jaar worden ouders als primaire informant beschouwd. Voor kinderen tussen de 6 en 12 jaar zowel ouders als leekracht als het kind zelf. Als het kind op de middelbare school zit wordt de leerkracht minder geschikt geacht.
2. Aard van de problematiek: bij de evaluatie van externaliserend probleemgedrag zijn volwassenen van belang. Bij internaliserend probleemgedrag wordt het kind zelf en de ouders als belangrijkste informatiebron gezien.

Wat is het algemeen advies bij de beoordeling van emotionele en gedragsproblemen gelet op het vele onderzoek dat wijst op verschillen tussen informanten?

Meerdere informanten in te schakelen.

Wat verdient de voorkeur bij het wegen van informatie van meerdere informanten: de en-regel of de of-regel?

Zolang de validiteit van verschillende informanten met betrekking tot verschillende gedragsproblemen niet eenduidig is vastgesteld, is het raadzaam de informatie van verschillende informanten gelijk te wegen en geen informatie verloren te laten gaan door het toepassen van de en-regel. De of-regel verdient dus de voorkeur. Uiteraard moet ook het doel van het gebruik van de vragenlijst in beschouwing worden genomen.

Wat is de SAQI/SVL?

School Attitude Questionnaire - Internet/Schoolvragenlijst: voor kinderen van 9 tot en met 16 jaar. De lijst is bedoeld om negatieve attitudes ten aanzien van school te signaleren en voor advisering met betrekking tot de school- en beroepsloopbaan. Hij is ingedeeld in vier schalen: motivatie, welbevinden, zelfvertrouwen en pesten. De totaalscore, algehele aanpassing aan school, bestaat uit een combinatie van de eerste drie schalen.

Sociaal en emotioneel f unctioenren zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wat is het onderscheid? (Tak et al. H13)

De focus bij de emotionele ontwikkeling ligt vooral op het individu (het kind zelf), terwijl bij de sociale ontwikkeling de interacties tussen het kind een zijn omgeving van groter belang is.

Wat is sociaal-emotionele competentie?

De mate waarin iemand in een emotieopwekkende sociale situatie zijn doelen bereikt. Belangrijk is hierbij hoe functioneel het gedrag van een kind is in de context waarin het leeft.

Welke twee culturele benaderingen kunnen worden gebruikt bij vaststelling van wat normaal en wenselijk is?

1. De universalistische, etic benadering: gaat uit van de psychologie van de mens en bellicht vooral overeenkomsten. Het gevaar van deze benadering is dat de norm vaak westers is.
2. Emic benadering: ieder mens wordt binnen de context van zijn cultuur beschouwd, waarbij verschillen tussen culturen meer worden benadrukt.

Wat zijn drie indelingen van persoonlijkheid?

1. In de DSM wordt een algemeen onderscheid gemaakt tussen psychotische, extraverte en neurotische clusters van problematiek.
2. De Big5-bendering maakt onderscheid tussen extraversie, vriendelijkheid, zorgvuldigheid, emotionaliteit en intellectuele gerichtheid. Deze indeling kan al vanaf 11-jarige leeftijd gebruikt worden.
3. Bij jongere kinderen kan een basale indeling gemaakt worden op basis van temperament.

Wat is het onderscheid tussen sociaal-emotioneel- en persoonlijkheidsonderzoek?

Sociaal-emotioneel onderzoek is vaak specifieker en meer gericht op vaardigheden, terwijl persoonlijkheidsonderzoek algemener is en gericht op gedragsneigingen. Om een volledig beeld te krijgen van het sociaal-emotioneel functioneren van een kind is het van belang om zowel de vaardigheden als de gedragsneigingen in kaart te brengen. In combinatie met omgevingsfactoren zullen deze twee componenten uiteindelijk bepalen in hoeverre een kind adequaat reageert.

Op welke drie aspecten richt het meeste onderzoek naar sociaal gedrag zich?

1. De relaties met anderen.
2. De wenselijkheid van het gedrag.
3. Spelgedrag.

Hoe verloopt de ontwikkeling van het zelfconcept?

Het zelfconcept ontwikeklt zich van het herkennen van het spiegelbeeld tot de beschrijving van de persoonskenmerken: aanvankelijk op basis van uiterlijk gedrag, later meer op basis van sociale vergelijkingen en meer abstracte beschrijvingen. De ontwikkeling van het zelfconcept wordt ook wel onderzocht vanuit de theorie van de ego-ontwikkeling.

Welke drie modellen zijn relevant met betrekking tot sociale cognite?

1. Theory of Mind.
2. Sociale informatieverwerking.
3. Morele ontwikkeling.

In welke drie domeinen kan het onderzoek naar emoties dat relevant is voor de psychodiagnostiek bij kinderen worden ingedeeld?

1. Expressie
2. Begrip
3. Regulatie

Op welke twee manieren kan de term emotieregulatie worden opgevat?

1. Emoties kunnen worden gebruikt om sociale interacties te reguleren. Hierbij zijn emoties een actieve kracht.
2. Emotieregulatie is het reguleren van de emotie zelf.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo