Samenvatting: Psychofarmacologie
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Psychofarmacologie
-
1 Hoorcollege 1.1
-
1.4 Neurotransmissie
Dit is een preview. Er zijn 12 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.4
Laat hier meer flashcards zien -
Wat houdt een synaps in? Licht twee kenmerken toe
- Eensynaps = eenaxonaal einde vormt eensynaps (klif) met eenpostsynaptisch neuron . In hetpresynaptische neuron zittenmitochondria (levertenergie ).
- Deneurotransmitters wordenopgeborgen in eenblaasje (vesicle ) om ze veilig tehouden .
- Er zijnreceptoren op beide zijden van desynaptische klif zodat het axon zowelsignalen kanversturen alssignalen ontvangen. -
Neuron signaal transmissie bevat vijf fases. Beschrijf deze
1. Het ontvangen van input: via andereneuronen , deomgeving ,chemicaliën ,hormonen ofmedicatie .
2.Integratie: er is een signaal cascade naar het genoom diechemische signalendecodeert en codeert
3.Electrische codering : Deinkomende signalen wordengeïntegreerd inelektrische signalen. Dit gebeurt alleen in(!) het neuron
4.Signaaltransductie (signaalvoortplanting ): hetelektrisch signaal wordt over hetmembraan getransporteerd .
5.Output: hetelektrische signaal zorgt ervoor dat eenchemisch signaal naar het volgende neuron wordtgestuurd -
2 Hoorcollege 1.2
-
2.1 Neurotransmitters & neurotransmitters
Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1
Laat hier meer flashcards zien -
In het post-synaptische neuron zijn receptoren belangrijk, omdat het anders niet berichten kan ontvangen van het pre-synaptische neuron. Receptoren hebben drie kenmerken: licht ze toe.
-Gemaakt vaneiwitten en gemaakt in het soma (cellichaam ) van hetneuron
- Worden vervolgensgetransporteerd naar hetuiteinde van het axon waar ze eeneffect hebben en in hetmembraan om deomgeving te voelen
- Hunfunctie is omneurotransmitters tebinden van andereneuronen , welke dan eeneffect kunnen hebben in decellen . -
2.3 Transductie cascade
Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.3
Laat hier meer flashcards zien -
Er zijn vier soorten signaaltransducties (de laatste twee hoef je niet uitgebreid te kennen). Licht de vier toe
- G-linked proteine systeem: gaan we later op in
- Ion-channel linked systeem: gaan we later op in
- Hormonen: werkt via de hormoon-nuclear-receptor-complex en verandert gen-expressie door interactie met HRE
- Neutrofines: werkt via heel veel verschillende stappen en veranderd genexpressie via kinase. -
2.4 Genexpressie
Dit is een preview. Er zijn 10 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.4
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is het verschil tussen transcriptie en translatie?
- Transcriptie (in de nucleus) = Wanneer het DNA wordt gebruikt om RNA (mRNA) te maken
- Translatie = Wanneer mRNA vervolgens wordt gebruikt voor eiwitsynthese. Dit gebeurt in het cytoplasma door de ribosomen (de ribosomen zijn gehecht aan het endoplasm reticulum) -
3 Hoorcollege 1.3
-
3.1 Neurotransmitter transporters
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3.1
Laat hier meer flashcards zien -
Als we het hebben over neurotransmitter transporters, dan zijn er bepaalde doelwitten van veel belangrijke farmacologische stoffen. Welke twee dingen kunnen we hierover zeggen en wat is een kenmerk?
- 90% van demedicatie betreft destimulatie ofblokkade van hetdoelwit
- 10% van demedicatie betreft deremming vanenzymen
-->Merk op dat wanneer we eendoelwit van een neurotransmitterbeïnvloeden , we deactiviteitenbalans kunnenverschuiven van datdoelwit om meer of minderactief te zijn (zoals je het licht kunt dimmen). Als we ons echter richten op eenenzym , kunnen we het alleenactief ofinactief maken, er is geengeleidelijke niveauverandering (we kunnen het licht alleen ‘aan’ of ‘uit’ zetten). -
Er zijn bepaalde doelwitten van veel belangrijke farmacologische stoffen. 90% van de medicatie betreft de stimulatie of blokkade van het doelwit. Licht aan de hand van 3 punten toe hoe dit werkt (waarvan één punt van deze 3 punten nog twee deelpunten bevat).
90% van demedicatie betreft destimulatie of blokkade van het doelwit
- 30% van demedicatie die we gebruiken werkt via het 12-transmembraan
- 30%beïnvloedt het 7-transmembraan (waar we ook deG-proteïne -gekoppelde keten zien)
- 30%beïnvloedt deionkanalen
* Hiervan richt 20% zich op de 4-transmembraanversie (ligand-gated )
* En 10% richt zich op de 6-transmembraanversie (spannings/voltage gevoelig) -
Het 12-transmembraan is een transporter. Er zijn 2 soorten van dit soort transporters, waaronder plasma membraantransporteurs. Deze transporteren neurotransmitters van de synapsspleet (synaptic cleft) (outracellulair) terug in het presynaptische neuron (intracellulair) (heropname voor recyclage). Hierdoor zijn er 2 families van dit type transporter met elk transporters voor de specifieke neurotransmitters. Licht ze toe en beschrijf wat eronder valt
Hierdoor zijn er 2 families van dit typetransporter met elktransporters voor de specifiekeneurotransmitters :
1. DeSLC6 -familie, die als leden heeft:
-SERT vooroutra-naar -intracellulair transport van serotonine
- NET voornoradrenaline
- DAT voorDopamine
-GAT voorGABA
-GlyT voorGlycine
2. DeSLC1 -familie:
-EAAT voor glutamaat (exitatoryaminozuurtransporter ) -
Het 12-transmembraan is een transporter. Er zijn 2 soorten van dit soort transporters, waaronder vesiculaire transporteurs. Deze transporters verplaatsen de neurotransmitter over het membraan van een blaasje (vesicle) en slaat het dus op in een blaasje (zodat ze alleen intracellulair werken). Hierdoor is het niet meer nodig om een specifieke transporter te hebben voor elke neurotransmitter, dus het is minder specifiek. Er zijn drie familiegroepen van vesiculaire transporters. Licht ze toe en beschrijf wat eronder valt
Er zijn echter 3familiegroepen van vesiculaire transporters:
1. DeSCL18 -familie, met zijn leden:
-VMAT1 /VMAT2 voorintracellulair transport van serotonine, dopamine, noradrenaline
-VAChT voorAcetylcholine
2. DeSLC 32-familie
-VIAAT voorGABA (vasiculaire remmende, inhibitoryaminozuurtransporter )
3. DeSLC17 -familie
-VGluT1 -3 voor glutamaat -
Hoe ging neurotransmissie ookal weer? Licht toe aan de hand van vijf punten
- We weten dat deneurotransmitter wordtgezonden door eenpre-synaptische neuron dat vuurt
- Vervolgens is erdiffusie van deneurotransmitter over desynapsspleet
- Dan is erselectieve binding van deneurotransmitter via de receptor
- Dan is erpost-synaptische triggering (alleprocessen die gebeuren in depost-synaps ).
- Dit kan ertoe leiden dat er door depost-synaptische neuron eenneurotransmitter wordtvrijgegeven --> neurotransmitter zal niet altijd in desynaptische spleet blijven, omdat hetvernietigd ofheropgenomen wordt.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden