Taak ADHD

28 belangrijke vragen over Taak ADHD

ADHD wordt wel eens met een trio van symptomen beschreven. Welke is dat?

Inattention (selective en sustained), hyperactivity en impulsivity. Ezelsbruggetje IHI

Bij ADHD zien we inattention, hyperactivity en impulsivity. De executieve functie, verantwoordelijk voor de sustained aandacht, ligt in een specifiek breinregio. Dit breinregio is ook hypoactief in andere ziektes waar de executieve functies afnemen. Welk breinregio is dit?

De dorsolaterale prefrontale cortex

Alle kernsymptomen van ADHD (impulsiviteit, selective attention, sustained attention, impulsivity) betreffen disregulaties in bepaalde loops. Hoe noemen we die loops?

Cortisostriatothalamocorticale loops (zie voorbeeld in plaatje)
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Een ADHD patiënt probeert zijn aandacht te houden bij zijn boek, zonder afgeleid te worden (selective attention). Hij raakt heel snel uitgeput en stopt met lezen. Een andere ADHD patiënt kan überhaupt niet beginnen met lezen. Hoe verschillen ze?

De dACC is verantwoordelijk voor selective attention. Bij sommige ADHD patiënten kan die niet eens geactiveerd worden en bij anderen is het zeer ineffectief en vermoeiend.

Bij ADHD zien we inattention, hyperactivity en impulsivity. Welk breinregio is verantwoordelijk voor de hyperactiviteit?

De supplementary motor area (nabij de motorcortex)

Noem twee neurotransmitters die relevant zijn bij de pathofysiologie van ADHD. Hoe zijn die veranderd om de aandacht te verminderen: is hun werking toe of afgenomen?

Dysregulatie van DA en NE leidt tot afgenomen tuning van pyramidale neuronen in de PFC bij ADHD. Bij ADHD is er doorgaans afgenomen DA en NE activiteit in de synapsen in de PFC.  Deze kan echter ook toenemen, door stress.

Het normale vuren van deze neuronen (dus niet bij ADHD) is bij baseline langzaam en tonisch. Er worden slechts een paar receptoren gestimuleerd postsynaptisch. Downstream neuronaal vuren is hierdoor optimaal.

Bij ADHD zijn de pyramidale neuronen in de PFC (pACC) voor selective attention en DLPFC voor sustained attention) zodanig aangetast dat de aandacht minder is. Welke postsynaptische receptor stimuleert NE normaal in deze breinregio's, en bij toegenomen werking? En hoe zit dat voor DA?

NE: Normaal alleen alpha2 receptors. Is er teveel NE, dan worden ook alpha1 en beta1 receptoren actief.

DA: normaal alleen D3 receptors. Is er teveel DA, dan worden ook D1 en D2 receptors actief.

Door salient stimuli kan een normaal persoon fasisch actiepotentiaal gaan vuren i.p.v. tonisch, waardoor het leerproces versterkt wordt en men geconditioneerd wordt voor een belonend gevoel. Bij ADHD patiënten is ook deze stimulatie hyperactief, waardoor ze minder de beloningen opzoeken van bijvoorbeeld leren. Welke neurotransmitter is relevant bij deze fasische vuring en welke hersenregio's worden gestimuleerd vanuit de PFC?

DA neuronen geven deze fasische vurin, en zijn verbonden met de nucleus accumbens, amygdala en PFC

Comorbiditeiten van ADHD zijn drugs en alcoholmisbruik. Hoe verklaren we dit?

Soms is er bij ADHD patiënten geen onderactiviteit in prefrontale corticale synapsen, maar overactiviteit van NE en DA. Dit leidt dan weer tot sterke stimulatie (denk aan de OFC met zijn impulsiviteitsmediatie in de CSTC lus).

Stelling: bij ADHD is de aandacht afgenomen, doordat er te weinig activiteit is in NA/DA synapsen in de OFC (impulsiviteit), PFMC (hyperactiviteit), dACC (selective attention) en DLPFC (sustained attention). Juist of onjuist?

Onjuist. Elke afwijking van de baseline (te veel of te weinig NA/DA) kan leiden tot afgenomen vermogen tot informatieverwerking

Welke receptor moet dopamine in het bijzonder stimuleren om goede aandachtsfuncties te behouden bij ADHD? En noradrenaline?

DA1 en Alpha2.


Indien gedisreguleerd, worden ook DA3, DA2, beta1 en beta2 actief

Bij ADHD kan er zowel te veel als te weinig activiteit zijn van DA en NA in frontale corticale synapsen. Hierdoor kunnen we een inverse U-curve maken met een zeker activatieoptimum. Wat is het probleem aan de linkerzijde van dat optimum en aan de rechterzijde?

Links (onderactiviteit): er is weinig DA1 en alpha2 stimulatie, waardoor elk inkomend signaal hetzelfde is. De ADHD-patiënt kan zijn hoofd niet houden bij een enkele taak (unguided attention).

Rechts (overactiviteit): signalen stimuleren allerlei receptoren (ook DA3, DA2, beta2 en alpha1), waardoor nu de aandacht ook verdeeld is

Waar zijn alpha2 en DA1 receptoren gelegen op de corticale pyramidale neuronen? Wat is hiervan het functionele voordeel?

Op de dendritische spines zijn ze gelegen. Het voordeel is dat ze kunnen fungeren als poorten voor inkomende signalen. alpha2 receptoren werken hier inhiberend op cAMP (stimulerend op het signaal) en die van DA1 receptoren inhiberend op cAMP (inhiberend op het signaal). Het zijn dus tegengestelde poorten.

Stel op de poort van een corticale pyramideneuron (dendriet) domineren alpha2 receptoren boven DA1. Zal er nu wel of geen signaal doorgegeven worden?

Het signaal wordt wel doorgegeven. Alpha2 heeft de stimulerende poortfunctie (minder cAMP gemedieerde hyperpolarisatiekanalen) en zal zorgen voor depolarisatie. Kationkanalen gaan daardoor niet open, waardoor het signaal niet weglekt.

Atomoxetine remt de heropname van NE, maar versterkt ook de werking van DA. Deze twee neurotransmitters hebben een tegengestelde poortwerking. Hoe kan dit toch helpen bij ADHD?

Door toegenomen alpha2 stimulatie op corticale pyramideneuronen worden relevante signalen versterkt bij de dendritische poort. Door de werking van DA1 receptoren op andere poorten wordt de ruis juist gereduceerd (inhiberende poortwerking door toegenomen cAMP afhankelijke kationkanaalopening hyperpolarisatie).

Waarom is nicotine effectief tegen ADHD?

Nicotine versterkt DA release, waardoor DA1 receptoren actief worden op corticale pyramide neuronpoorten en de ruis gedeactiveerd wordt (door hogere cAMP-afhankelijke kationkanaal-gemedieerde hyperpolarisatie)

We weten dat we het liefst lage tonische activatie hebben van DA1 en alpha2 op de dendrieten van corticale poortneuronen. We weten ook dat vaak bij ADHD er te weinig is van DA en NE, waardoor respectievelijk ruis en relevant signaal te weinig geremd worden en te weinig gestimuleerd. Maar er zijn ook vormen van ADHD waarbij er juist te veel DA en NE is. Hoe kan dit leiden tot ADHD? En hoe behandelen we een dergelijke vorm dan?

Is er te veel DA en NE, dan slaat het effect van de neurotransmitters om. Door de chronische overactivatie onderscheiden we geen ruis meer van relevant signaal. In zo'n geval moeten we behandelen met DA-blokkerende antipsychotica.

Hoe werkt methylfenidaat bij ADHD?

Methylfenidaat blokkeert NET en DAT. Er is geen effect op VMAT. Net als SSRIs, bindt methylfenidaat op andere plekken op NET en DAT dan NE en DA dat doen, i.e. allosterisch. Hierdoor is er meer inhibitie van ruis door DA1 en stimulatie van relevante signalen door alpha2.

Zowel methylfenidaat als amfetamine blokkeren NET en DAT. Hoe verschillen ze dan? Waarom is amfetamine verslavender?

Methylfenidaat (net als SSRIs) is een allosterische remmer, terwijl amfetamine een competitieve antagonist is.

De farmacologische significantie hiervan is dat amfetamine wel meegenomen wordt in het presynaptische neuron en ook via VMAT in blaasjes wordt getransporteerd voor zowel DA als NE. Hier neemt het de plaats van DA en NE in, waardoor die meer afgegeven worden in het cytoplasma van het presynaptische neuron. Dit DA spilt over in de synapsspleet. Doordat er zoveel dopamine afgegeven wordt in de synapsspleet bij amfetaminegebruik, is het risico op verslaving hoger dan bij methylfenidaat.

Welk farmacokinetische aspect van methylfenidaat en amfetamines moet sterk in beschouwing genomen worden, gelet op DAT gemedieerde verslaving?

De Tmax en T1/2. Kleine Tmax en T1/2 (dus snelle maximale activatie die lang aanhoudt) leidt tot plots verhoogde dopaminespiegels in de synapsspleten door hoge DAT inhibitie (zeker bij amfetamine). Dit verhoogt het risico op verslaving.

Een patiënt ontvangt een slow-release methylfenidaatpreparaat voor zijn ADHD. Hierdoor ontstaat er zoals gewenst een tonische stimulatie van alpha2 en DA1. Echter, het blijkt dat er ook pulsatiele (clonische/fasische) stimulatie is van DA. In hoeverre is dit problematisch?

Een zekere mate van pulsatiele DA/NE stimulatie is gunstig. Dit is het salience effect dat in werking treedt en dit bevordert het leerproces, omdat je hierdoor plotse gevoelens van beloning krijgt. Echter, let op dat je niet te vel pulsaties krijgt. Meer pulsaties leiden tot stress en heel veel zelfs tot symptomen van drugsverslaving.

Atomoxetine inhibeert alleen NET. Waarom werkt het dan toch ook de dopamine heropname tegen bij ADHD?

Omdat in de PFC weinig DAT is, wordt DA vooral via NET heropgenomen

Atomoxetine heeft het grote voordeel boven methylfenidaat en zeker amfetamine, dat het niet verslavend is. Hoe kan dat?

Atomoxetine is een NET remmer. Omdat er weinig NETs en NE-neuronen in de nucleus accumbens zijn, heeft atomoxetine geen verslavingspotentieel.

Guanfacine en clonidine stimuleren alpha-receptoren. Hoe komt het dat bij ADHD noradrenaline laag gedoseerd effectief is, maar bij hoge doseringen de cognitieve functie reduceert?

Omdat bij lage doseringen het alpha-2 receptoreffect domineert. Alpha2 receptoren zijn te vinden in de cortex, LC, thalamus en striatum (miner in nucleus accumbens). Echter, bij hoge doseringen domineert het alpha-1 receptoreffect, welke tegengesteld is aan het alpha-1 effect (i.e. alpha-1 onderdrukt de relevante signalen).

Guanfacine, een alpha-receptor agonist, wordt toegepast als sustained release geneesmiddel bij ADHD. Waarom is dit belangrijk?

Omdat lage doseringen de juiste effecten hebben, namelijk alpha2 receptor agonisme. Indien CSF [guanfacine] te hoog wordt, nemen de alpha1 effecten toe, wat leidt tot vermoeidheid en afgenomen cognitie.

Methylfenidaat valt onder de opiumwet. Wat betekent dat met betrekking tot:
- Of je methylfenidaat in het buitenland mag verkopen
- Of je methylfenidaat zelf mag produceren
- Of je methylfenidaat niet-medicinaal in je bezit mag hebben

- Je mag methylfenidaat niet smokkelen
- Je mag methylfenidaat niet zelf produceren
- Als je geen recept hebt mag je geen methylfenidaat hebben

Methylfenidaat is bruikbaar bij ADHD als sustained release tablet (12 uur) en als gewone tablet (3-5) uur. Waar zou je eerder voor kiezen?

Voor een gewone tablet. Dat is goedkoper en even effectief. In tegenstelling tot bijvoorbeeld guanfacine en amfetamine, is er een laag risico dat methylfenidaat fasische stimulatie geeft. Een sustained release tablet heeft weinig zin.

Wat betekent de opiumwet in de apotheek?

Je moet receptoren voor opiaten en bijv. methylfenidaat ten minste 15-20 jaar bewaren en voordat je ze voorschrijft moet je allerlei administratieve handelingen uitvoeren.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo