Sociale Psychologie - Persoonsperceptie - Vertekeningen bij attributies

15 belangrijke vragen over Sociale Psychologie - Persoonsperceptie - Vertekeningen bij attributies

Welke vertekeningen kunnen optreden bij attributies?

Cognitieve en perceptuele vertekeningen.
Motivationele vertekeningen.

Noem een aantal vormen van cognitieve en perceptuele vertekeningen.

Beschikbaarheidsheuristiek: effect van valse consensus en opvallend kenmerk
Representativiteitsheuristiek
Fundamentele attributiefout
Actor-observator-discrepantie

Hoe wordt onze eerste indruk van iemand gecorrigeerd?

dat hangt af van:
  1. de kansen op verder contact.
  2. confirmatieneiging; zoeken naar informatie die onze eerste info bevestigd.
  3. zelf vervullend voorspelling; mensen gedragen zich vaak op een manier dat hun verwachtingen uitkomen
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat is de fundamentele attributiefout en wie is de term?

De neiging om bij iemand anders altijd eerst aan dispositionele attributies te denken. Ross (1977).

Welke twee factoren dragen volgens Gilbert & Malone (1995) bij tot de fundamentele attributiefout?

1. De toeschouwer heeft te weinig oog voor de situationele variabelen die het gedrag bepalen. 
2. De toeschouwer onderschat de sterkte van de situationele factoren.

Op basis van welke 3 kenmerken van informatie wordt het covariatieprincipe vast gesteld?

  1. distinctie; spreek sam alleen lovend over deze prof of over allen
  2. consensus; prijst iedereen de prof of allen sam
  3. consistentie; prijst sam de prof herhaaldelijk of alleen deze keer

Wat is actor-observator-discrepantie?

De tendentie om ons eigen gedrag aan situationele oorzaken te attribueren, terwijl we andermans gedrag toeschrijven aan innerlijke karaktereigenschappen

Wat zijn zelfdienende attributies?

We zijn gemotiveerd om eigen successen toe te wijzen aan stabiele persoonlijkheidseigenschappen en eigen mislukkingen aan externe, situationele oorzaken.

Hoe heeft een gebeurtenis effect op de zelfdienende attributies?

Hoe groter, belangrijker de gebeurtenis hoe groter het effect van de zelfdienende attributies.

Wat houdt het primitieve geloof in een rechtvaardige wereld in (Lerner, 1980)? 
Wat is het gevolg van het geloof in een rechtvaardige wereld voor de ander en onszelf?

De neiging die mensen hebben om attributies te maken de onze overtuiging in stand houden dat de wereld fair is en dat mensen krijgen wat ze verdienen.
Dat we de neiging hebben slachtoffers van een ongeluk of ziekte daar enigszins verantwoordelijk voor te stellen of verwijten voor te maken. Op deze manier krijgen we de overtuiging dat het ons niet zal overkomen.

Noem twee onderzoeken m.b.t. zelfdienende attributies.

1. Sherman & Kim (2005) fervente supporters schrijven winst toe aan de kunde van de ploeg en verlies aan pech of slechte scheidsrechter. Bij de tegenpartij heeft men het bij winst meer over geluk of omstreden beslissingen en bij verlies meer aan de slechte conditie van de ploeg.
Voorbeeld waaruit blijkt dat zelfdienende attributies ook gelden voor de groep waarmee je je identificeert.
2. Schaufeli (1988) ontslagen werknemers die hun ontslag toeschreven aan dispositionele attributies waren meer gemotiveerd om weer aan werk te komen en slaagden daar ook beter in.

Noem een onderzoek wat het effect van de valse consensus aantoonde.

Onderzoek van Wolfson (2000) onder studenten die cannabis gebruikte. Zij denken dat 57 % andere studenten ook gebruiken terwijl geen gebruikers van cannabis 45% gebruikers zijn.

Uit welk onderzoek kwam de vraag "Isa vroeg hoe de zwaluwen elk jaar hun weg naar het noorden terugvinden".

Onderzoek van Overwalle et al. (1999) waarmee ze de fundamentele attributiefout aantoonden door het woord nieuwsgierig mee te nemen als woord dat in de zin wel/niet was voorgekomen. Proefpersonen vonden het moeilijk dit woord te verwerpen omdat ze de associatie hadden gemaakt dat Isa nieuwsgierig is.

Wat maakt de kans op een fundamentele attributiefout groter en kleiner?

Groter als je het hebt van horen zeggen (Gilovich, 1987) en kleiner als we vragen over de situatie stellen. (Krull en Erickson, 1995).

Volgens Gilbert en Malone (1995) onderschat een toeschouwer de sterkte van de situationele factoren. In welk cultuur is dat het grootst?

In de westers maatschappij met haar klemtoon op de autonomie van het individu. Volgens Choi et al, 1999 is deze (nagenoeg) niet aanwezig in landen als China of Korea.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo