Gewaarwording - Het gezichtsvermogen - De fysica van het licht

Licht bestaat uit elektromagnetische stralingen. Deze energievorm komt voort uit snelle trillingen (oscillaties) van elektrisch geladen materiaal en beweegt zich voort in golven. Een golf is een opeenvolging van pieken en dalen. De afstand tussen twee pieken is de golflengte.

In nanometer.

in nanometers; nm: een miljardste van een meter.

Gammastralen, X-stralen, ultraviolet, infrarood, radargolven en radio- en tv-golven.

Het menselijk oog is enkel gevoelig voor stralen tussen de 400 en 700 nm.

Het zichtbare spectrum.

Omdat deze golven overvloedig aanwezig zijn op aarde en op een interessante manier interageren (beinvloeden) met de oppervlaktes van de voorwerpen waarvoor mensen zich interesseren.

De zon, sterren, energie op aarde, reflectie van andere voorwerpen en visuele gewaarwordingen (sterretjes)

Dit is niet nodig om te overleven omdat de atmosfeer rond de aarde de meeste van deze golven absorbeert.

Van de sterkte van de lichtbron. Deze wordt bepaald door de hoeveelheid fotonen die per tijdseenheid een oppervlakte bereiken.

De sterren en de energie die op de aarde zelf opgewerkt wordt.

Licht dat door andere oppervlakten gereflecteerd wordt, dus indirect licht.

Bij druk op je ogen, een harde klap op je hoofd of electrische stimulatie van de hersenen.

Fosfenen.

Het abnormaal vuren van neuronen in de visuele cortex.

• Cornea (hoornvlies)
• kamervocht
• pupil (opening in de iris)
• iris
• lens
• ciliaire spier
• retina
• oogzenuw
• glasachtig lichaam
• fovea
• blinde vlek

7 miljoen. Zorgen voor de perceptie van kleur. Vereisen relatief sterk licht. Concentratie is he tgrootst in het centrale gedeelte van de retina. Wil je een voorwerp beter zien dan kijk je er recht naar, zodat beeld op dit centrale beeld valt.

Fovea.

Door het andere oog. Verder blijkt dat hersenen ontbrekende info actief aanvullen met omringende informatie.

Chiasma opticum. Komt van Griekse letter chi, waarop deze structuur lijkt.

Hersenen: rechts. Linker kant van gezicht herkennen we daarom het best.

Myopie. De cornea en de lens focussen het beeld op een verkeerd brandpunt, de lichtbreking is te sterk, brandpunt zit voor de retina. Hierdoor kan voorwerp op afstand niet scherp gezien worden.

Concave lens.

Hypermetropie. Men ziet voorwerpen van dichtbij niet goed doordat lens kan niet bol genoeg kan komen te staan. Het brandpunt licht dan voorbij de retina.

Convexe lens.

Presbyopie.

Het binnenste van de lens wordt bij het ouder worden harder, waardoor lens niet meer bol genoeg kan komen te staan.

Sommige delen van het beeld zijn niet scherp. Dit kan opgelost worden met een bril.

Half uur.

De helderheid van een voorwerp tov omringende voorwerpen.

Dat wit zonlicht bestaat uit een menging van verschillende kleuren. Als je bepaalde golflengten blokkeert krijg je ander licht.

Kegeltjes met een verschillende fotopigment die reageren op voor hun type golflengte (blauw 435 nm, groen 535 en rood 565) en ook in mindere mate gevoelig zijn voor de omringende golflengtes. Elke kleur lokt activiteit uit in alle drie de kegeltjessystemen, maar de specifieke combinatie bepaalt de kleur.

Alle kegeltjes reageren maar de kleur bepaald de intensiteit van de reactie. Ze worden dan ook kegeltjes van de korte (blauw), midden (groen) en lange (rood) golflengte genoemd.

De weg die kleuren volgen van de ogen naar de hersenen gaat via 3 kanalen; rood-groen, blauw-geel en wit-zwart. Als je gedurende langere tijd naar een bv groen vlak staart dan worden de groene component van het rood-groene proces uitgeput. Als je daarna naar een wit vlak staart dan is er even geen balans tussen de rode en groene component in dit kanaal. Je krijgt dan een rood nabeeld.

Gebeurt in de hersenen. Dit is de laatste fase van kleurperceptie. De kleuren worden vergeleken met de kleuren van de naast elkaar liggende voorwerpen (net als bij lichtheid).

Omdat onze hersenen zeer goed zijn in het vergelijken van de kleur met de omliggende voorwerpen.

Kleuren zien er enigzins anders uit tegenover verschillende achtergronden.

Bij menging van bv verf bereikenveel minder golflengten je oog. Als je blauwe verf met gele verf mengt krijg je groen omdat de andere kleuren door het blauw en geel worden geabsorbeerd.

Van de hoeveelheid achromatisch licht die bij het chromatische licht gemengd is.

Als de verhouding blauw-groen-rood bv 80-10-10 is. Bij felblauw is de verhouding 100-0-0. Blauwgrijs is 50-25-25.

Ishihara-test. 16 stippenpatronen met getallen erin die je zit als je deze aandoening niet hebt.

1. genetische aanleg
2. ziekte (bv suikerziekte)
3. ouderdom (lens wordt bij ouder worden geler waardoor meer blauw licht geabsorbeert wordt en blauw en groen moeilijker uit elkaar te halen valt).