Ontwikkeling van het zelf identiteit

61 belangrijke vragen over Ontwikkeling van het zelf identiteit

Kun je een beschrijving geven van de begrippen zelfconcept, zelfwaardering en identiteit?

Zelfconcept verwijst naar dimensies of categorieën waarin we onszelf zien (bv student of vriend)
Zelfwaardering verwijst naar de evaluatie van onszelf op de verschillende dimensies of categorieën.
Identiteit geeft aan mensen zichzelf zien.

Voor alle begrippen geldt dat dit zowel globaal of specifiek gebruikt kan worden.

Deze nieuwe perspectiefinname kan ertoe leiden dat de adolescent het idee heeft dat hij in het middelpunt van de aandacht van anderen staat, ervan overtuigd dat zijn/haar eigen verschijning en gedrag door anderen beoordeeld wordt.

Wat is de benaming van dit verschijnsel

Het ‘ingebeelde publiek’; adolescenten kunnen voortdurend het gevoel hebben dat anderen hen observeren en beoordelen, ook al is dit in werkelijkheid niet aan de orde.

Wat is de definitie van het zelf en op welke manier kun je het zelf onderverdelen?

Het zelf = een optelsom van representaties van onszelf die een beeld geeft van onze kenmerken (zelfconcept) en onze evaluaties van die kenmerken (zelfwaardering).

Je kunt globaal of domeinspecifiek naar het zelf kijken. De meeste onderzoeken kijken domeinspecifiek.
Ook kun je het zelf onderscheiden in baseline-zelf en barometer-zelf. Baseline is een langetermijnvisie op het zelf. Barometer is visie op het zelf die verandert bij onmiddellijke ervaringen.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart


"Lieve Kitty,
Ik kan me bij al mijn handelingen bekijken, alsof ik een vreemde was. Helemaal niet vooringenomen of met een zak vol verontschuldigingen sta ik dan tegenover de Anne van elke dag en kijk toe wat die goed en slecht doet."
(Bron: dagboek van Anne Frank)
Anne beschrijft een fenomeen typerend voor de ontwikkeling van het zelf tijdens de adolescentie, hoe wordt dit perspectief genoemd? Licht het kort toe.

Volgens de Looking glass theory (Cooley, 1902) leren we onszelf te beschouwen zoals anderen ons zien. Deze ontwikkeling van de perspectiefinname vindt plaats in de adolescentie en betekent dat we ons steeds beter kunnen voorstellen wat anderen denken.

Wat is definitie van identiteit?

Identiteit ontwikkel je in adolescentie, nadat je in periode in je leven een psychosociale crisis hebt doorgemaakt (Erikson en Marcia).
Het geeft weer wie je bent, doordat in je identiteit samenhangende doelen of motieven, vaardigheden, waarden, ideeën en indiv geschiedenis samen zijn gebracht.

Ook deze zijn in domein en globaal onder te verdelen.

Wat is het baseline zelf en het barometer zelf?

Baseline zelf is langetermijn visie op het zelf (kan veranderen, maar geleidelijk)

Barometer zelf is een visie die verandert bij onmiddellijke ervaringen (slecht cijfer voor je toets)

Marcia heeft de opvatting van Erikson van identiteit uitgebreid. Hoe wordt identiteit door Marcia beschreven?

Identiteit volgens Marcia geeft weer wie je bent, doordat in jouw identiteit motieven, vaardigheden, ideeën en individuele geschiedenis worden samengebracht. De vorming van de identiteit gebeurd door het het aangaan van bindingen op verschillende gebieden, bv beroepskeuze of relaties, nadat verschillende keuzemogelijkheden zijn uitgeprobeerd.


De begrippen zelfconcept, zelfwaardering en identiteit hangen met elkaar samen, maar er zijn ook duidelijke verschillen.
Geef aan welke uitleg bij welk begrip past (zelfconcept, zelfwaardering en identiteit)
  • Kenmerken van zichzelf       
  • Globaal/specifiek       
  • Baseline/barometer
  • Evaluatie van zichzelf                       
  • Samenhang in kenmerken en tijd
  • Wie je bent

zelfconcept:
- kenmerken van jezelf
- globaal/specifiek
- baseline/barometer

zelfwaardering:
- evaluatie van zichzelf
- globaal/specifiek
- baseline/barometer

identiteit:
- wie ben je
- globaal/specifiek
- samenhang in kenmerken en tijd

Ontwikkeling van het zelf: 1. het zelfconcept 2. zelfwaardering
Hoe ontwikkelt zich de zelfwaardering  zich tijdens de adolescentie?

  • Zelfwaardering ontwikkelt zich tijdens de adolescentie niet bij iedereen op dezelfde manier
  • Somige adolescenten houden stabiele hoge of lage zelfwaardering
  • Sommige adolescenten een verlaging van de zelfwaardering door ontwikkeling van het zelfconcept dat realistischer op basis van sociale vergelijking
  • -> inzien dat je een minder goede rekenaar bent dan je als kind dacht-> daling zelfwaardering
  • Daarnaast zijn de volgende factoren van invloed op de ontwikkeling van zelfwaardering : emtionele stabiliteit, extraversie en conscientieusheid hebben een positieve invloed op zelfwaardering. Ook timing puberteit en de geralteerde lichamelijke ontwikkeling van invloed

Wat is het centrale idee in de verschillende theoretische modellen over ontwikkeling van het zelf?

= dat individuen hun zelf zien zoals zij denken dat anderen dit zien. Dit idee is terug te voeren op looking glas theory van Cooley (1902).

Met name adolescenten hebben het ingebeelde publiek verschijnsel - voortdurend het idee hebben dat anderen en observeren en beoordelen.

Reflected appraisals model van Gentile et al (2009) geeft aan dat mensen hun zelfwaardering baseren op meningen en percepties van anderen.

Wat wordt er bedoeld met de "looking glass theory"?

Het zelf is het resultaat van een sociaal proces waarin we leren onszelf te zien, zoals anderen ons zien. Dit hangt samen met de ontwikkeling van perspectiefinname en betekent dat adolescenten zich beter kunnen voorstellen wat anderen denken. Ook "het ingebeelde publiek" verschijnsel is hieraan gerelateerd.

Wat maakt het competentiemodel (Gentile et al., 2009; James, 1980) anders dan de reflected appraisals model en looking glass theory?

Hier wordt zelfwaardering verkregen door prestaties in verschillende domeinen. Zelfwaardering is gebaseerd op wat je werkelijk doet en niet op de manier waarop je denkt dat anderen je zien.
Self-efficacy is een belangrijke term hierin.
Net als het refelected appraisal model is het competentiemodel ook domeinspecifiek.

Hoe wordt de theorie genoemd die zegt dat het 'zelf' het resultaat is van een sociaal proces waarin we leren onszelf te zien zoals anderen ons zien?

Looking glass theory (Cooley, 1902)

Identiteit ontwikkel je volgens Marcia door bindingen aan te gaan nadat je verschillende zaken eerst hebt uitgeprobeerd. Bindingen en exploraties zijn in het model ‘Identiteit Status Paradigma’ (IPS) weergegeven als de twee dimensies van identiteitsontwikkeling.
Welke identiteitsstatussen horen in welke van de vier cellen van de figuur?

Terugkoppeling op de vraag:
Status
Omschrijving
Commitment
Exploratie
Identity diffusion
Geen commitment aan identiteit en geen zoektocht naar mogelijkheden voor de definitieve identiteit
Afwezig
Afwezig – aanwezig
Moratorium
Een crisis of periode van exploratie ð identificatie doelen en waarden
Beetje aanw.
Progressief aanw.
Foreclosure
Er is commitment, maar zonder exploratie ð kinderlijk geloof en invloed van anderen
Aanwezig
Afwezig
Achievement
Commitment na exploratie
Aanwezig
Aanwezig
1)Exploratie:

Hoe ziet  het competentiemodel de ontwikkeling van het zelf?

het geeft aan dat zelfwaardering wordt verworven door prestaties in verschillende domeinen. Zelfwaardering is dan gebaseerd op wat jezelf daadwerkelijk doet en niet op de manier waarop je denkt dat anderen je zien. Een belangrijke term hierbij is self-efficiency (het geloof in jouw eigen competenties, wat je zelf denkt te kunnen.
Het model is domeinspecifiek.

Wat zijn de negatieve gevolgen van een lage of hoge zelfwaardering?

  • Lage zelfwaardering in adolescentie kan zowel bij jongens als meisjes leiden tot een depressie in de volwassenheid
  • Lage zelfwaardering -> negatief feedback van anderen opzoeken -> of sociale contacten vermijden -> of antisociaal gedrag
  • Hoge zelfwaardering kan ook negatieve gevolgen hebben -> agressief gedrag ( iemand met een hogere zelfwaardering is kwetsbaarder voor belediging of bedreiging)

Hoe noem je het als je geloof hebt in je eigen competenties, wat je zelf denkt te kunnen?

Self-efficiacy (Badura, 1977)

Door welke contextfactoren kunnen zelfwaardering en zelfconcept worden beïnvloed?

Onderwijs (positieve relatie tussen zelfwaardering en prestaties op school)
Gezin en leeftijdgenoten (een positieve manier van opvoeden leidt tot meer zelfwaardering: autoritatieve opvoedingsstijl)
Sekse (wisselende resultaten, geen eenduidige relaties te vinden)
Culturele, etnische en sociaaleconomische context   (opleiding en beroep van ouders belangrijke factor)
Maatschappelijk veranderingen (toename gebruik social media: toon van de feedback is bepalend voor de zelfwaardering)

Hoe verschilt het competentiemodel van het de theorie van het imaginaire publiek en het reflected appraisals model?

Het competentiemodel geeft aan dat zelfwaardering verworven wordt door prestaties in verschillende domeinen

2. IDENTITEIT
Welke kritiek is er op het identiteit Status Paradigma van Marcia?

  • Er wordt niet genoeg aandacht besteedt aan de context waarin de ontwikkeling van de identiteit plaatsvindt en aan de processen die daarbij een rol speelt.
  • Er wordt gesuggereerd dat de identiteitsontwikkeling vooral intern verloopt zonder dat de factoren uit de context de ontwikkeling positief of negatief kunnen beïnvloeden. In de oorspronkelijke theorie van Erikson werd de context wel benadrukt. Identiteitsontwikkeling verllopt ook onder invloed van de mensen in de omgeving: de religieuze contect en de gemeenschapscontext

Waaruit bestaat de niet-adaptieve ontwikkeling die  zelfwaardering kan beïnvloeden?

- er is een verband tussen lage zelfwaardering en het ontstaan van depressie, zowel bij jongens als bij meisjes.
- hoge zelfwaardering kan, met name bij jongens, leiden tot agressief gedrag -> meer kwetsbaar voor feedback, belediging.

Welke 2 contextfactoren mbt onderwijs worden genoemd die zelfconcept en zelfwaardering beinvloeden?

- Betere prestaties op school leiden tot hogere zelfwaardering en andersom
- Vooral bij meisjes gaat het wisselen van school gepaard met een verlaging van zelfwaardering

Wat weet ik over de ego-ontwikkelingstheorie van Loevinger?

  • Het ego omvat een aantal kwaliteiten die samen voor een sociaal referentiekader zorgen waarmee iemand zz, anderen en de relatie tussen zz en anderen ziet.
  • Ontwikkeling van het ego vindt plaats in vaste volgorde, maar er zijn indiv verschillen in tempo en timing mede door genetische factoren en gezinsinteracties.

Opvoedstijlen hebben ook invloed op zelfwaardering van adolescenten. De autoritatieve opvoedstijl leidt tot de meeste positieve uitkomsten.  Wat is dit voor opvoedstijl en wat voor discipline wordt hier gebruikt?

Ouders zijn zowel warm als ondersteunend
Inductieve discipline: bij onacceptabel gedrag leggen ouders uit waarom dat zo is en wat alternatieven zijn.

Wanneer spreken we van een identiteitsstoornis (DSM-3) of Identiteit Probleem (DSM4)?

Het ervaren van langdurig erg veel onzekerheid over kwesties die aan identiteit gerelateerd zijn, zoals beroepskeuze, vriendschappen, seksuele oriëntatie en gedrag en religieuze identificatie. Bij vrouwelijke adolescenten hangt het samen met externaliserende gedragsproblemen en bij jonge mannelijke adolescenten met internaliserende gedragsproblemen. net andersom dan in het algemeen met gedragsproblemen. Er zou ook een verband kunnen bestaan tussen identiteitsproblemen en het ervaren van problemen die niet vaak voorkomen onder de eigen sekse.

Welke methode heeft Loevinger ontworpen om individuen in stadia in te delen?

De zinnenaanvullijst, waarbij onafgemaakt zinnen worden aangevuld. Dit levert een goede bijdrage aan diagnostiek.

Wie hebben een hogere zelfwaardering in de adolescentie: Afrikaans-Amerikaanse, Westerse of mensen uit collectivistische landen?

Afrikaans-Amerikaans het meest (positiever lichaamsbeeld)

Mensen uit collectivistische landen het minst (minder geaccepteerd om positieve dingen over jezelf te bevestigen en negatieve te verwerpen)

Aanpassingen en toevoegingen bij het Identiteit Status Paradigma en andere theorieën:

er is meer aandacht voor context en processen van identiteitsontwikkeling gekomen. Nieuwe theorieen vullen exploratie en binding aan met aspecten uit de theorie van Erikson.
Meeus onderscheidt twee soorten exploratie:
- ‘in de breedte’ (vooraf aan het maken van bindingen en zorgt er voor dat bindingen gemaakt kunnen worden) en
- ‘in de diepte’(bindingen die aangegaan zijn worden verder uitgezocht).

Volgens het contextueel ontwikkelingsmodel van Luycxk zijn er twee cycli in de identiteitsontwikkeling:
(1) formatie van bindingen: exploratie in de diepte en aangaan van bindingen en
(2) evaluatie van bindingen: exploratie in de breedte en identificatie met bindingen

2 IDENTITEIT
Wat wordt bedoeld met de nieuwe ontwikkelingsfase ontluikende volwassenheid en wat voor consequenties heeft deze fase voor de ontwikkeling van identiteit?

  • In Westerse geindustialiseerde landen ontstaat een nieuwe ontwikkeingsfase tussen adolescentie en volwassenheid in, de ontluikende volwassenheid
  • Kenmerkend voor deze fase: veel exploraties en veranderingen en instabiliteit in werk, liefde en visie op de wereld
  • -> Op een ander moment komen identiteitskwesties aan bod. IN tijd van Erikson en Marcia tijdens adolescentie, ni is het tijdens de vroege volwassenheid (Schwarz, 2007) of ontluikende volwassenheid (Arnett, 2000)

Wat is de kritiek op het Identiteit Status Paradigma van Marcia? En welke aanpassingen zijn gedaan?

Dat het itt tot de ontwikkelingstheorie van Erikson geen rekening houdt met de contextuele factoren waarin identiteitsontwikkeling plaatsvindt.
Meeus (1996) heeft bijv onderscheid gemaakt tussen exploratie in de breedte en in de diepte (= bindingen die al zijn aangegaan, verder uitzoeken)
Luycxk (2006) heeft contextueel ontwikkelingsmodel met 2 cycli in ontwikkeling van identiteit.   
--> 1ste: formatie van bindingen - exploratie in diepte en aangaan van bindingen komen voor (Marcia volgt deze cyclus).
--> 2de: evaluatie van bindingen - exploratie in breedte en identificatie met bindingen komen voor.

In veel huidige onderzoeken worden deze opvattingen over bindingen en exploraties gebruikt.

Normatieve ontwikkeling volgens Marcia

Normatieve ontwikkeling.
Volgens Marcia vindt er een ontwikkeling plaats van diffusion status naar achievement status . Dus adolescenten ontwikkelen zich van geen bindingen (diffusion) of verkennende bindingen (foreclosure) naar waardevolle bindingen die weergeven wie iemand is (achievement), de volwassen identiteit (blijft flexibel door ervaringen ergens anders tegen aankijken).

Twee opmerkingen bij de identiteitsontwikkeling:
(1)soms is er sprake van een regressieve ontwikkeling i.p.v. een progressieve (van meer naar minder volwassen) door traumatische gebeurtenissen of angst door exploraties.
(2) niet iedereen heeft in de vroege volwassenheid de volwassen identiteit bereikt door persoonlijke en contextuele factoren.

Leg uit hoe de trend van het vrouwelijke ideaalbeeld van de fitgirl op social media positief en negatief op identiteit en zelfwaardering van adolescente meiden kan uitwerken

  1. Positieve uitwerking op identiteit en zelfwaardering
  • Op basis van sociale vergelijking je optrekken aan rolmodellen, anderen kunnen dus ik ook
  • Postieve feedback werkt motiverend
  • Het sociale netwerk is ondersteunend
      2. Negatieve uitwerking op identiteit en zelfwaardering

  • Negatieve feedback -> bodyshaming -> verlaging zelfwaardering
  • Sociale vergelijking leiden tot het idee dat het voor jou ook haalbaar is, terwijl dat niet het geval is
  • Sociale steun kan doorslaan in sociale druk om aan het ideaalbeeld te voldoen

Ook de ontwikkeling van identiteitsvorming wordt via dezelfde 3 dimensies bekeken als bij ontwikkeling van het zelf. Welke 3 waren het ook al weer?

  1. Normatieve ontwikkeling.
  2. Contextfactoren.
  3. Niet-adaptieve ontwikkeling.

In de theorie van Loevinger gaat de ontwikkeling van je ego in bepaalde stadia in een vaste volgorde plaatsvindt. Noem hieronder de 9 stadia die Loevinger onderscheidt:

1. Presociale en symbiotische stadium (nog geen onderscheid tussen zelf en moeder
2. Impulsieve stadium (impulsief, maar afhankelijk)
3. Zelfbeschermende stadium (manipuleren en leggen schuld bij anderen)
4. Conformistische stadium (sociaal acceptatie)
5. Zelfbewuste stadium (wat je zelf belangrijk vind, verantwoordelijkheid en lange termijn doelen)
6. Verantwoordelijke stadium (vorige stadium + respect voor autonomie)
7. Individualistische stadium (meer inzicht in verschillende rollen van mensen)
8. Autonome stadium (respect voor behoefte die anderen aan autonomie hebben en iets te sterk verantwoordelijkheidsgevoel voor zichzelf en anderen)
9. Geïntegreerde stadium (waarderen van verschillen tussen mensen; niet veel mensen komen in dit stadium)

Waar is de ego-ontwikkelingstheorie van Loevinger vooral goed voor?

Het biedt een goede manier van verschillen tussen mensen te beschrijven

Waaruit bestaat de normatieve ontwikkeling van id-vorming?

- tijdens de adolescentie vindt de ontwikkeling naar een meer volwassen id plaats = identity achievement status van Marcia.
- uit onderzoek blijkt dat er een ontwikkeling is van diffusion status naar achievement status.
- ook kan er sprake zijn van terugval (regressieve ontwikkeling) doordat exploraties leiden tot persoonlijke angst, of door zwaar trauma.
- nog niet goed onderzoek gedaan naar welke persoonlijkheidsfactoren en contextfactoren precies tot regressie leiden.

Aan de hand van de 2 dimensies binding en exploratie onderscheidt Marcia 4 stijlen die aangeven hoe adolescenten met identiteitskwesties omgaan. Noem de 4 identiteitsstatussen en de kritiek die er is op op dit Identiteit Status Paradigma.

1: Identity Achievement status (exploraties (crisis) gehad en bindingen aangegaan) - volwassen identiteit bereikt
2: Foreclosure status (wel bindingen, geen exploratie) - volwassen identiteitsontwikkeling te vroeg afgesloten
3: Moratorium status (worstelen met idkwesties, exploreren, misschien bindingen maar wel vaag) - volwassen identiteit uitgesteld
4: Identity diffusion status (geen bindingen, mogelijke exploratie)  - verwarring over identiteit

Kritiekpunt: Het ISP besteedt niet genoeg aandacht aan de context

Waaruit bestaan de niet-adaptieve ontwikkeling van id?

- id-stoornis bij jonge vrouwelijke adolescenten hangt samen met externaliserende problemen.
- jonge mannen juist bij internaliserende problemen.
- verklaring? Ervaren van problemen die niet vaak voorkomen bij je eigen sekse (verlegenheid bij jongens) heeft mogelijk verband met id-problemen.

Waar of niet waar: Vanaf 11 jaar groeiende weerstand tegen invloed van leeftijdgenoten. Geleidelijk aan zijn adolescenten steeds beter in staat om voor zichzelf op te komen voor waar zij zelf voor staan.

niet waar, vanaf 14 jaar

Waar of niet waar:  Een positieve relatie tussen zelfwaardering en school is een twee kanten effect

waar

Wat kan leiden tot een tijdelijk lagere zelfwaardering? (vooral bij meisjes)

Wisseling van school (van de basisschool naar de middelbare school). Dit is dus een kwetsbare periode.

In het hoofdstuk van Schwartz et al (2012) wordt een uitbreiding op Luyckx indeling voorgesteld door Crocetti, Meeus e.a. Zij breiden het identity status framework verder uit met het concept reconsideration of commitment.
Geef kort weer wat deze reconsideration of commitment inhoudt en hoe die zich verhoudt tot ruminative exploration.

Reconsideration of commitment (heroverweging van binding) houdt in dat men ontevreden is over de aangegane bindingen en dat het verlangen bestaat om de huidige commitments aan te passen. Na de evaluatie van bestaande commitments worden dus nieuwe alternatieven overwogen.
Crocetti en Meeus beschouwen dit min of meer als een alternatief voor de exploration in breadth.
Zowel reconsideration of commitment alsook ruminative exploration lijken conceptueel op het identiteitsstadium identity confusion. De adolescent/jongvolwassene is de richting in zijn/haar leven deels kwijt. Beiden kunnen samengaan met psychosociale problemen zoals een verminderd welzijn, angsten en depressie.

Identiteitontwikkeling volgens Marcia, Identiteit Status Paradigma

De theoretische ideeën van Erikson zijn door Marcia overzichtelijk uitgewerkt in het invloedrijke Identiteit Status Paradigma.
Identiteit ontwikkel je volgens Marcia door bindingen aan te gaan nadat je verschillende zaken eerst hebt uitgeprobeerd. Bindingen en exploraties zijn in het model ‘Identiteit Status Paradigma’ (IPS) weergegeven als de twee dimensies van identiteitsontwikkeling.

Binding - geen binding:  verticaal
Exploratie - geen exploratie: horizontaal

Achievement: binding en exploratie (kwadrant linksboven)
Foreclosure: binding en géén exploratie (kwadrant rechtsboven)
Moratorium: géén binding en exploratie (kwadrant linksonder)
Diffusion: geen binding, geen exploratie (kwadrant rechtsonder)

Hoe kan armoede een identiteitsontwikkeling beïnvloeden?

- Adolescent heeft minder mogelijkheden, kan weer leiden tot minder exploratie
- Armoede leidt tot stress, een stressvolle familie context kan identiteitsontwikkeling beïnvloeden
- Stigma in de schoolcontext (negatieve verwachtingen hebben, daardoor negatieve feedback krijgen en minder exploratie)

In Schwartz (2012) worden een aantal negatieve consequenties toegeschreven aan de nog niet geheel doorlopen identiteitscrisis. De verwarring en onbalans kan verband houden met symptomen als angst, depressie, en andere vormen van distress, alsook toegenomen kans op antisociaal en risicovol gedrag. In het tekstboek hoofdstuk 7 wordt een onderscheid gemaakt tussen een normale (tijdelijke) identiteitscrisis en een meer chronische crisis die een professionele interventie behoeft.
Geef twee voorbeelden van een problematische doch normatieve identiteitsontwikkeling en twee voorbeelden van een problematische niet-adaptieve ontwikkeling.

Voorbeelden van een normatieve identiteitsontwikkeling zijn:
- Tijdelijke terugval (regressieve ontwikkeling): een adolescent gaat van een meer volwassen stadium terug naar een minder volwassen stadium van identiteit (bijvoorbeeld ten gevolge van een trauma).
- In de vroege volwassenheid heeft nog niet iedereen de volwassen identiteit bereikt (bijvoorbeeld vanwege familieomstandigheden).
Voorbeelden van een niet-adaptieve identiteitsontwikkeling zijn identiteitsstoornis en identiteitsprobleem (respectievelijk in de DSM-III en DSM IV-TR opgenomen). De identiteitsstoornis betreft een zwaardere diagnose dan het identiteitsprobleem en staat in de DSM-IV en V niet meer als aparte stoornis vermeld.

Wat is het belangrijkste kritiekpunt op het Identiteit Status Paradigma?

Er wordt volgens het Identiteit Status Paradigma te weinig aandacht besteed aan het proces en de context van de identiteitsontwikkeling. Identiteitsontwikkeling verloopt volgens Eriksons identiteitstheorie niet alleen binnen een adolescent maar ook onder invloed van de mensen in de omgeving van de adolescent, de religieuze context en de gemeenschapscontext. Ook in het hoofdstuk van Schwartz (2012) wordt het belang van deze sociale context erkend. Hij maakt hierbij een onderscheid tussen een personal identity en een cultural/ethnic identity.

Hoe wordt een Identiteit Probleem volgens de DSM-IV uit 1994 gedefinieerd? Bij welke leeftijdsgroepen komt dit vooral voor hoe uit dit zich bij meisjes en jongens?

1. Een adolescent met een identiteitsprobleem ervaart langdurig veel onzekerheid over kwesties die aan identiteit gerelateerd zijn, zoals beroepskeuze, vriendschappen, seksuele oriëntatie en gedrag en religieuze identificatie

2. Jonge (14 tot 18) en oudere adolescenten (20 jaar) 

3. Bij jonge vrouwelijke adolescenten hangt dit samen met externaliserende problemen
Bij jonge mannelijke adolescenten hangt dit samen met internaliserende problemen

Waar of niet waar: Vanaf het begin van de pubertijd neemt de zelfwaardering van meisjes substantieel af.

waar

Waar of niet waar:  Bij sociaal economische factoren is vooral opleiding en beroep van ouders belangrijk voor de adolescent. Meer dan inkomen.

waar

Dat de ontwikkeling van identiteit afhankelijk is van contextfactoren wordt steeds meer erkend. Geef twee voorbeelden van contextfactoren die de identiteit op negatieve wijze kunnen beïnvloeden en twee contextfactoren die een positieve invloed hebben op de identiteitsontwikkeling tijdens de adolescentie.

Voorbeelden van contextfactoren die de identiteitsontwikkeling op negatieve wijze beïnvloeden:
  • Armoede - vanwege minder mogelijkheden en vanwege de stress en potentiële stigma’s.
  • Religieuze betrokkenheid kan leiden tot foreclosure (binding maar geen exploratie)

Voorbeelden van een contextfactor die de identiteitsontwikkeling op positieve wijze beïnvloedt:
  • Betere schoolprestaties gaan samen met sterkere domeinspecifieke identiteiten (zoals student identiteit en etnische identiteit). 
  • Ouders kunnen zowel exploratie als bindingen ondersteunen.
  • Lid zijn van een gestructureerde gemeenschap of een hechte etnische identiteit.

Waar of niet waar:  Adolescenten uit individualistische landen (bijvoorbeeld Nederland) hebben over het algemeen een hogere zelfwaardering dan adolescenten uit collectivistische landen (zoals bijvoorbeeld Azië).

Waar, in individualistische landen is het namelijk geaccepteerder om positieve dingen die over je gezegd worden te bevestigen en negatieve dingen te verwerpen. Dat zou kunnen leiden tot een hogere zelfwaardering.

Luyckx uitbreiding op de theorie van Marcia

Exploratie:
- in de breedte
- in de diepte
- ruminatief (blijven herkauwen en verbeteren)  

Binding:
- maken van verbindingen en combinaties van doelen, waarden en idealen
- identificeren met je doelen (met je ik/zelf). Dit kan pas na de exploratie fase)

Geef twee voorbeelden van een problematische doch normatieve identiteitsontwikkeling en twee voorbeelden van een problematische niet-adaptieve ontwikkeling.

Voorbeelden van een normatieve identiteitsontwikkeling zijn:
- Tijdelijke terugval (regressieve ontwikkeling): een adolescent gaat van een meer volwassen stadium terug naar een minder volwassen stadium van identiteit (bijvoorbeeld ten gevolge van een trauma).
- In de vroege volwassenheid heeft nog niet iedereen de volwassen identiteit bereikt (bijvoorbeeld vanwege familieomstandigheden).
Voorbeelden van een niet-adaptieve identiteitsontwikkeling zijn identiteitsstoornis en identiteitsprobleem(respectievelijk in de DSM-III en DSM IV-TR opgenomen). De identiteitsstoornis betreft een zwaardere diagnose dan het identiteitsprobleem en staat in de DSM-IV en V niet meer als aparte stoornis vermeld.

Baseline-zelf/barometer-zelf (Rosenberg, 1986)

Baseline-zelf gaat over de langere termijn
Barometer-zelf verandert onmiddelijk bij bepaalde ervaringen

Identity Capital (Cote &Schwartz, 2002)

Samenhangende waarden, doelen en ideeën die weergeven wie je bent, het mogelijk maken dat je zelfredzaam bent en onafhankelijk en in staat je eigen pad te kiezen en als dat nodig is, voor jezelf kunnen onderhandelen. (Schwartz, 2007)

Wat is het reflected appraisals model?

Gaat verder op de looking glas theory en geeft aan dat mensen hun zelfwaardering baseren op de mening van anderen.
Dit model voorspelt zo zelfwaardering voor specifieke domeinen.  

Verklarende factoren voor een goede zelfwaardering

Persoonlijkheidsfactoren zoals emotionele stabiliteit, extraversie, en concientieusheid hebben gedurende de ontwikkeling een positieve relatie met zelf-waardering.

Wat is het pre-scoiale/symbiotische stadium?

Het ego ontstaat. Iemand die zich in dit stadium bevindt hecht zich sterk aan de moeder. Daarbij wordt nog geen onderscheid gemaakt tussen het zelf en de moeder. Dit stadium eindigt ongeveer wanneer een kind leert praten.

Wat is het zelfbeschermende stadium?

Individuen zijn bang betrapt te worden en beschermen zichzelf. Ze zijn manipulerend, gebruiken anderen en leggen de schuld bij anderen.

Wat breidt Meeus, 1996 uit aan de theorie van Marcia?

Exploratie in de breedte: het originele idee van Marcia. Gaat vooraf aan het maken van bindingen en zijn ook nodig.

Exploratie in de diepte: Zaken die al geëxploreerd zijn, worden verder uitgezocht.

Wat kan een niet-adaptieve ontwikkeling op het gebied van identiteitsvorming betekenen?

Sommige adolescenten ervaren zoveel stress en moeilijkheden dat hun normale ontwikkeling verstoord wordt. (Ervaart langdurig erg veel onzekerheid over de kwesties, die aan identiteit gerelateerd zijn.

Jonge vrouwelijke adolescenten hebben veel externaliserende problemen, mannen internaliserend. (normaal omgedraaid)

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo