Psychosociale ontwikkeling: de invloed van leeftijdgenoten

33 belangrijke vragen over Psychosociale ontwikkeling: de invloed van leeftijdgenoten

Wat is de definitie van vriendschap?

Wederkerigheid tussen en betrokkenheid van twee personen die zichzelf als gelijke beschouwen wat betreft gevoelens en oriëntatie.

In de literatuur wordt er onderscheid gemaakt tussen wederkerige en unilaterale vriendschappen. Wat wordt hiermee bedoeld? Welke van deze twee vriendschappen heeft het meeste invloed op de adolescent en waarom?

Wederkerige beste vrienden noemen elkaar als beste vriend. Bij een unilaterale beste vriend komt de vriendschap van één kant. Adolescenten worden meer beïnvloed door unilaterale beste vrienden dan door wederkerige beste vrienden. De verklaring hiervoor is dat unilaterale vrienden personen zijn met wie een adolescent graag bevriend wilt raken. De kans op deze vriendschap wordt groter als de adolescent op deze gewenste vriend lijkt. De adolescent past zijn/haar gedrag aan op het gedrag van de gewenste vriend.

Wat zijn de kenmerken van vriendschappen?

  • In de adolescentie wordt het opbouwen en onderhouden van vriendschappen als een ontwikkelingstaak gezien.
  • wederkerige beste vrienden noemen elkaar als beste vriend.
  • unilaterale beste vriend: vriendschap komt van 1 kant.
  • Jongeren worden meer beïnvloed door unilaterale beste vriend, omdat ze daar graag vrienden mee willen zijn en dus passen ze hun gedrag aan.
  • In vriendschap leer je waarden en normen, perspectief nemen en identiteit vormen.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Een van de bruikbaarste theorieën is Sullivans interpersoonlijke theorie van de ontwikkeling (1953).

A Wat is die theorie?  
B Wat is volgens Sullivan het belangrijkste kenmerk van een echte vriendschap in de adolescentie?

A In verschillende fasen van het leven en verschillende momenten in de ontwikkeling, ontstaan er sociale behoeften die eigen zijn aan die fasen of tijdstippen

B De samenwerking tussen vrienden om in interpersoonlijke intimiteit te voorzien

2. Welke 2 bruikbare theorieën zijn er over vriendschappen?

De interpersoonlijke theorie van ontwikkeling (Sullivan, 1953):
- elke ontwikkelingsfase kent eigen sociale behoefte en in adolescentie is dat interpersoonlijke intimiteit.
- Vriendschap is de samenwerking tussen vrienden om in interpersoonlijke intimiteit te voorzien.
- er zijn weinig verschillen in de ervaren kwaliteit van vriendschappen tussen meisjes en jongens.

Theorie van interpersoonlijk perspectief nemen (Selman, 1980):
- ontwikkeling van sociaalcognitieve vaardigheden tijdens adolescentie.
- jongeren zijn in staat om naast hun eigen gevoelens en standpunten ook die van de ander te kunnen zien.

3. Wat is de dynamiek in vriendschappen?

- vriendschappen in adolescentie zijn stabieler in vergelijking met kindervriendschappen.
- <70% heeft vriendschappen die minstens een jaar duren.
- als er geen steun wordt geboden, duurt de vriendschap korter.

4. Welke 3 aspecten beïnvloeden het effect van vriendschappen?

  1. De betekenis van het (niet) hebben van vrienden.
  2. Kenmerken van vrienden --> proces van selectie en/of wederzijds socialisatie.
Selectie gaat over omgaan met mensen net als jij - je bevestigt dan je identiteit. Gelijkheid tussen vrienden worden veroorzaakt door selectie-effect en eigenlijk niet door de wederzijdse beïnvloeding.
      3. Kwaliteit van vriendschapsrelatie - gelijkheid speelt bijna geen rol meer als vriendschap is gerealiseerd. De kwaliteit bepaalt dan de duur.
Onderzoek toont aan dat kwaliteit van vriendschap samenhangt met sociaal functioneren, zelfwaardering en eenzaamheid.
Vrienden functioneren beter als ze dezelfde positieve mening hebben over kwaliteit vriendschap

Ook vriendschappen van goede kwaliteit kunnen ongewenste effecten hebben.  Welke 2 voorbeelden worden genoemd?

1. Selfdisclosure: hierdoor kunnen gevoelens van onzekerheid en afhankelijkheid ontstaan door de angst dat iemand niet zorgvuldig omgaat met persoonlijke informatie

2. Co-ruminatie (samen piekeren): als meisjes een hechte vriendschap hebben, kunnen ze elkaar sterker in hun depressie beïnvloeden dan wanneer de band minder hecht is.

5. Invloed van vriendschappen is vooral positief, maar heeft ook een negatieve kant. Vertel over beide kanten.

Positief: sociale, emotionele en cognitieve ontwikkeling - oplossen van conflicten, samenwerken, nadenken over jouw mening.

Negatief: een lage kwaliteit van vriendschap is risicofactor voor emotionele problemen.
Een hechte vriendschap bij meisjes kan leiden tot versterking van elkaars depressie -> meer uitwisseling van emoties -> meer co-ruminatie.

6. Wat zijn kenmerken van vriendengroepen?

- relaties zijn horizontaal gebaseerd.
- over het algemeen is de socialisatie binnen deze groep positief.
- de invloed van vrienden is geringer dan altijd was gedacht.
- vriendengroep en de volwassen wereld zijn geen aparte werelden.
- negeren of uitsluiten zijn middelen om systeem in stand te houden, niet iedereen past in een bepaalde vriendengroep.
- conformiteit en betrokkenheid zorgen voor stabiliteit binnen de groep.
- uit onderzoek blijkt dat delinquente vriendengroepen strakkere regels hanteren en een sterkere hiërarchie kennen, maar ook hoge mate van sociale druk tot conformiteit en solidariteit.

Wat was volgens Giletta (2012) het antwoord op de vraag of beste vrienden of vriendengroepen meer invloed hebben?

Wat was het antwoord op deze vraag volgens Brendgen, Vitaro en Bukowski (2000)?

Giletta (2012): het ligt eraan om welk gedrag het gaat

Brendgen, Vitaro en Bukowski (2000): de vriendengroep heeft minder invloed dan vaak wordt aangenomen en de invloed van de beste vriend is groot en wordt vaak onderschat

Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen de vriendschappen in de kindertijd en die van de adolescentie?

  • Vriendschapsrelaties zijn horizontaal en wederkerig
  • Intimiteit staat centraal: persoonlijke, intieme gedachten en gevoelens worden gedeeld
  • de selectiviteit in het kiezen van vrienden neemt toe gedurende de adolescentie: in het begin 4 tot 5 beste vrienden, later 1 of 2.
  • Vrienden worden vaak gekozen op basis van gelijkheid, voor het in stand houden is gelijkheid minder van belang, de kwaliteit van de relatie is daarvoor belangrijker.

8. Welke 2 processen vinden binnen elke sociale groep plaats en vinden dus ook plaats op school waar de sociale status een belangrijke rol speelt?

- acceptatie
- sociale verwerping

Niet per se elkaars tegenpolen. Negeren is nl ook nog een optie.
Sociale positie van de jongeren is niet alleen afhankelijk van individuele kenmerken, maar ook van de kenmerken van de groep.

9. Welke 5 sociale statusgroepen zijn er op school?

  1. Populaire adolescenten; 15%
  2. Verworpen adolescenten; door veel verworpen, door weinig geaccepteerd; agressief of sociaal teruggetrokken; 15%
  3. Genegeerde adolescenten; niet verworpen, niet geaccepteerd; worden niet opgemerkt, respecteren wel de sociale regels; 7%
  4. Controversiële; door veel geaccepteerd en door veel verworpen; veel agressief gedrag gekoppeld aan het weten om te gaan met bepaalde sociale situaties en zich dan ook te gedragen; 5%
  5. Gemiddelde; scoren niet hoog of laag op acceptatie en verwerping. Ze zijn meer zichtbaar dan de genegeerden.

Hetzelfde gedrag in de ene leeftijdsfase, kan tot een heel andere sociale status leiden in een volgende leeftijdsfase.
Toch is de sociale status betrekkelijk stabiel in de loop van de ontwikkeling. Hoe kan dat?

Op alle leeftijden worden belang gehecht aan pro-sociaal gedrag.
Daarnaast is de combinatie van agressie en ontbrekend pro-sociaal gedrag oorzaak voor blijvende sociale verwerping, ongeacht de leeftijdsfase.

Wat is het KiVa-programma en hoe kan het programma helpen om pesten te voorkomen?

KiVa is een schoolbreed anti-pestprogramma gericht op positieve groepsvorming en het verbeteren van sociale veiligheid. Het programma gaat vooral uit van het voorkomen van pesten (preventie).
In het preventieve gedeelte wordt gewerkt aan kennis, vaardigheden en houding van leerlingen tegenover het pesten, een computerspel voor leerlingen, training voor leerkrachten en monitoring van leerlingen.
In het curatieve gedeelte wordt er duidelijk stappenplan gebruikt om het pesten op te lossen. De nadruk ligt op de groep als geheel en dus niet op individuen, zoals pester, slachtoffers, populaire kinderen of kinderen die weinig vrienden en vriendinnen hebben.

Op basis van de informatie in de vorige vraag zou je kunnen verwachten dat de risico factoren die belangrijk zijn bij het traditionele pesten ook risicofactoren zijn voor cyberpesten. Noem de belangrijkste risicofactoren die in dit hoofdstuk beschreven worden.

Traditionele en cyberslachtoffers hebben vaak een gebrek aan zelfvertrouwen, geïnternaliseerde problemen en problematische relaties met leeftijdgenoten. Daarnaast ervaren ze vaak moeilijkheden in de thuissituatie, zoals een inadequate opvoeding van de ouders waardoor ze niet bekwaam zijn om positieve relaties te vormen en te onderhouden met hun leeftijdgenoten. Pesters, traditioneel en cyber, zijn meer agressief, en groeien zelf op in een zwaardere en nalatige omgeving.

10. Zijn de 5 groepen homogeen of heterogeen - sprake van subgroepen?

Er wordt veel aandacht gegeven aan de verworpen jongeren, omdat deze de meeste problemen geeft. Binnen deze groep zijn er 2 subgroepen: de agressief verworpenen en de onderworpen-verworpen adolescenten.

Wat houdt het Sociale Interactie Model (of coercivemodel) in ten aanzien van ouder-adolescentrelaties?

Inadequate opvoeding zal leiden tot een antisociale houding en deviant gedrag. Dit gedrag leidt tot negatieve ouder-kind interactiepatroon (toegeven als het kind negatief gedrag vertoont) en leidt ertoe dat kinderen controle krijgen over het grenzen stellen van ouders. Dit gedrag zullen ze toepassen in relaties met vrienden omdat het macht oplevert.
Coercion = afdwingen.



In de adolescentie wordt veel tijd doorgebracht met leeftijdgenoten. Deze nemen in de beleving van de adolescent dan ook een centrale positie in tijdens deze periode. Ook invloeden van buitenaf zoals buurt, school en media, zijn in deze periode van belang. Maar ondanks dit blijven ook in de adolescentie ouders een belangrijke taak vervullen. Beschrijf deze taak van de ouders en leg uit waarom deze belangrijk is.

Tijdens de adolescentie zorgen ouders voor een veilige, warme, affectieve omgeving waarin de individualiteit en de zelfstandigheid van het kind wordt ondersteund en waarin de adolescent de gelegenheid krijgt in te gaan op nieuwe fysieke, cognitieve en sociale uitdagingen. Daarnaast blijft het van belang dat ouders hun controlerende taak behouden. Ouders dienen in samenspraak met de adolescent redelijke regels en normen te stellen waaraan de adolescent zich moet houden en dienen erop toe te zien dat die regels ook worden nageleefd.

11. Wat is van groot belang bij sociale verwerping - welk gedrag bepaalt de verwerping?

Sociale status blijft stabiel, terwijl je status kan veranderen als bijv schoolsituatie veranderd. Verlegen kinderen worden op lagere school niet verworpen, maar grote kans dat dit op voortgezet onderwijs wel gebeurd. Stabiliteit zit in het belang dat gehecht wordt aan pro-sociaal gedrag - hangt samen met positieve status.
Als  jongeren pro-sociaal gedrag vertoont in combi met negatief gedrag dan wordt hij niet verworpen.

Jongeren die in de klas leeftijdsgenoten pesten, agressief en erg verstorend zijn, zullen niet noodzakelijk worden verworpen. Wat kunnen ze hiertegen doen?

Zolang ze soms ook vriendelijk zijn of anderen helpen (op welke manier dan ook), hoeft dit niet noodzakelijk te zijn.
Pas als dat positieve gedrag ontbreekt, zal hun agressie ervoor zorgen dat ze worden verworpen

Is cyberpesten verschillend van het traditionele pesten?

Er si aangetoond dat er een significante overlap is tussen het traditionele pesten en cyberpesten. Er is maar een klein gedeelte alleen betrokken  bij cyberpesten (7,1%), velen ervaren  ook traditionele vormen van pesten. 22,8% ervaart beide vormen van pesten, als slachtoffer, pester of pester-slachtoffer. De rollen van het traditioneel pesten lopen over in cyberpesten. Het is eerder dat het pesten zich verplaatst van de ene setting (school) naar de andere setting (virtuele wereld)

Wat is het verschil tussen pesten en sociale verwerping?

Bij pesten is er sprake van duidelijke actieve handelingen die fysiek, verbaal en non-verbaal kunnen zijn

Bij verwerping is alleen gebaseerd op sociale voorkeur of afkeur zonder dat dit met negatief gedrag hoeft samen te hangen

13. Is betrokkenheid bij pesten seksespecifiek?

YEP. Meer jongens dan meisjes pesten, maar wb slachtofferschap zijn er evenveel jongens als meisjes.
Zowel dader als slachtoffer lopen meer kan op sociale verwerping en zijn beide minder tot niet populair.

Om effecten van vriendschappen adequaat te kunnen beschrijven, moet er aandacht worden besteed aan de volgende 3 aspecten:

Om effecten van vriendschappen adequaat te kunnen beschrijven, moet er aandacht worden besteed aan de volgende 3 aspecten:
1. Betekenis van het hebben van vrienden vs. Het niet hebben van vrienden
2. Kenmerken van vrienden
3. Kwaliteit van de vriendschapsrelatie

Veel onderzoek naar de effecten van vrienden heeft geen aandacht besteed aan ouderlijke invloeden.
Theoretisch gezien bestaan er 2 invalshoeken die zich bezighouden met deze vergelijking. Welke 2 invalshoeken zijn dit?

1. De eerste invalshoek zijn theorieën die verschillen in functie en betekenis van ouders en leeftijdsgenoten benadrukken
verschillende relaties bieden verschillende contexten voor ontwikkeling: vriendschappen voor intimiteit, ouders voor zorg.

2. De tweede invalshoek zijn theorieën die nadruk leggen op overeenkomsten tussen ouders en leeftijdsgenoten
veilige gehechtheid in de kindertijd zal resulteren in interne werkmodellen die, mede door interactie met leeftijdsgenoten, leiden tot de ontwikkeling van positieve relaties met vrienden.

15. Harris (1995) stelt dat ouders geen invloed op lange termijn hebben op ontwikkeling van kinderen en jongeren. Vriendengroepen en schoolklassen - daar vindt socialisatie plaats.
Kanttekeningen worden geplaatst en theorieën zijn gevormd, welke 2 invalshoeken hebben deze theorieën?

- verschillen in functie en betekenis die ouders en leeftijdsgenoten hebben.
- overeenkomsten tussen ouders en leeftijdsgenoten.

Er zijn ook theorieën die er tussen in zitten en zeggen iets over de effecten van het ontbreken van ouderlijke steun. Wat zeggen ze?

- jongeren die geen ouderlijke steun hebben, maar dit bij vrienden compenseren lijken meer probleemgedrag te vertonen dan jongeren die weinig steun ervaren bij vrienden en bij ouders.

Wat is het Sociale Interactie Model / coercivemodel (=afdwingen)?

- delinquent gedrag wordt primair beïnvloed door ouders en vrienden.
- bijv kinderen die bij dwingend gedrag altijd hun zin krijgen.
- weinig toezicht van ouders zorgt voor meer op het bevriend raken met delinquente leeftijdsgenoten. 
- opvoedingsstijl heeft uitwerking op het functioneren en de effecten van vriendschapsrelaties van jongeren.

Ouder-adolescentie relaties:  theorieen die verschillen in functie en betekenis van ouders en leeftijdgenoten benadrukken

Volgens de eerste invalshoek bieden verschillende relaties verschillende contexten voor ontwikkeling. De invloedrijkste theorie is de interpersoonlijke theorie van Sullivan die veronderstelt dat er in verschillende levensfasen behoeften ontstaan die eigen zijn aan de desbetreffende fase. Jongeren bevinden zich in een netwerk van relaties die allen specifieke sociale behoeften kunnen vervullen (ouder: zorg en gehechtheid en leeftijdgenoten: intimiteit).

Positieve vriendschapservaringen kunnen langetermijneffecten hebben die de ontwikkeling op het sociale, emotionele en cognitieve domein gunstig beïnvloeden. Beschrijf de positieve effecten van het hebben van vriendschappen op de sociale, emotionele en cognitieve ontwikkeling van de adolescent. 

Sociale ontwikkeling
Leren van prosociale vaardigheden (openstellen en samenwerken) en conflictoplossing (onderhandelen, uitwisselen, zelfreflecteren).

Emotionele ontwikkeling
Adolescenten leren een veilige basis met een leeftijdgenoot te ontwikkelen waardoor ze intieme gevoelens en gedachten uit kunnen wisselen. Binnen deze relaties leren adolescenten hun emoties te uiten, reguleren en emoties om te zetten in gedragingen.

Cognitieve ontwikkeling
Leren om zichzelf goed onder woorden te brengen en het geeft een context waarin je standpunten van anderen leert en mee leert te dealen (metacognitieve vaardigheden)

Is cyberpesten een op zichzelf staand fenomeen of een extensie van het traditionele pesten?

Er is significante overlap tussen het traditionele pesten en cyberpesten.

Cyberpesten is een extensie van traditioneel pesten: die setting waarin het gebeurt verplaatst alleen. Er worden bij cyberpesten geen 'nieuwe' slachtoffers gecreëerd.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo