Internaliserende problematiek - Angststoornissen

24 belangrijke vragen over Internaliserende problematiek - Angststoornissen

Wat is de prevalentie van angststoornissen bij kinderen en adolescenten?

2% - 18%, dit is afhankelijk van het soort angststroornis (Beidel & Alfano, 2011)

Waarop is de kans groot op het moment dat een adolescent een angststoornis heeft?

Dat er sprake is van comorbiditeit, een andere angststoornis en/of depressie (Costello et al., 2003)

Wat is het verloop van een angststoornis met en zonder comorbiditeit?

Met comorbiditeit is de kans op een chronisch beloop groter. Zonder comorbiditeit kan de stoornis van voorbijgaande aard zijn. (Boer, 2006)
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Hoe groot is de genetische bijdrage aan het ontstaan van een angststoornis?

30 %- 40% (Beidel & ALfano, 2011)

Hoe uit zich het temperamentskenmerk gedragsinhibitie (behavioural inhibition)?

Kinderen of adolescenten die terughoudend reageren op situaties of personen die zij niet kennen.

Wat is een beschermende factor bij het ontwikkelen van een angststoornis?

Doelbewuste controle (Boer, 2011).

Wat verhoogt de kans op een angststoornis nog meer?

Levensbedreigende gebeurtenissen.

Paniekstoornissen komen vrijwel alleen voor bij oudere adolescenten (Boer, 2006). Hoe verlopen deze?

De angst ontstaat plotseling, is intens, gaat gepaard met lichamelijke sensaties zoals hartkloppingen, zweten, sneller en oppervlakkiger ademhalen, misselijkheid en trillen. Ook is er sprake van cognitieve gewaarwordingen zoals het gevoel van onwerkelijkheid (derealisatie), het gevoel los te staan van zichzelf (depersonalisatie). angst de controle te verliezen, gek te worden of dood te gaan.

Wanneer is er sprake van een specifieke fobie?

Een duidelijke en aanhoudende angst die overdreven en onredelijk is en wordt uitgelokt door de aanwezigheid van of het anticiperen op een specifiek voorwerp of situatie.

Op welke leeftijd ontstaat een sociale angststoornis?

(Late) adolescentie en vroege volwassenheid.  prevalentie ong. 13%. (Kessel et al., 1994). De adolescent is bang niet goed over te komen.

Verschillende factoren zijn van invloed op de ontwikkeling van een sociale fobie. Welke?

Behavioural inhibition zorg voor een verhoogt risico
Ouders die angstig zijn
Kinderen die onveilig gehecht zijn aan de ouders
Overbeschermende, controlerende en kritische opvoeding houdt gedragsihibitie is stand.  
Adolescenten die ambigue informatie sneller opvatten als negatief, door op zichzelf te betrekken.

Hoe hoog ligt de prevalentie voor OCD?

1% - 2% meestal rond 11 à 12 jaar. meestal beginnen de klachten voor het 18e levensjaar.

Wat is het meest invloedrijke model voor de verklaring van de dwangstoornis?

Het cognitieve. Dit model gaat ervan uit dat het probleem begint met een verkeerde interpretatie van normaal voorkomende obsessies die daarmee de OCD initieert en in stand houdt (De Haan, 2006).

Hoe verschilt het piekeren dat optreedt bij een depressie of gegeneraliseerde angststoornis van karakter van de obsessies bij OCD?

Bij een depressie of gegeneraliseerde angststoornis piekert een adolescent over problemen en bij een obsessie krijgt de adolescent akelige gedachten in zijn hoofd, die met dwanghandelingen worden bezweerd (De Haan, 2006).

Tot welke andere psychische problematiek kunnen traumatische ervaringen leiden?

Angst-, stemmings-, gedrags- en of somatoforme stoornissen.

Minimaal  1 symptoom uit het herbelevingscluster moet aanwezig zijn om van PTSS te kunnen spreken. Over welke symptomen gaat het hier?

1. recidiverende en zich opdringende onaangename herinneringen aan de gebeurtenis;
2. recidiverende akelige dromen over de gebeurtenis;
3. handelen of voelen alsof de traumatische gebeurtenis opnieuw plaatsvind;
4. intens psychisch lijden bij blootstelling aan traumagerelateerde stimuli;
5. fysiologische reacties bij blootstelling aan traumagerelateerde stimuli.

Vermijdingscluster, 3 van de volgende symptomen zijn noodzakelijk om van PTSS te kunnen spreken. Welke?

1. pogingen gedachten, gevoelens of gesprekken horend bij het trauma te vermijden;
2. pogingen activiteiten, plaatsen of mensen die herinneringen oproepen aan het trauma te vermijden;
3. onvermogen zich een belangrijk aspect van het trauma te herinneren;
4. duidelijk verminderde belangstelling voor, of deelneming aan belangrijke activiteiten;
5. gevoelens van onthechting of vervreemding van anderen;
6. beperkt spectrum van gevoelens;
7. gevoel van beperkte toekomst hebben.

Verhoogde prikkelbaarheidscluster, 2 van de symptomen zijn noodzakelijk om van PTSS te kunnen spreken. Welke?

1. Moeite met inslapen of doorslapen;
2. prikkelbaarheid of woede-uitbarstingen;
3. moeite met concentreren;
4. overmatige waakzaamheid;
5. overdreven schrikreacties.

Na hoeveel tijd is interveniëren het best na een ingrijpende gebeurtenis?

Vroeger gebeurde dit idealiter binnen enkele uren. Tegenwoordig is uit traumaliteratuur over volwassenen gebleken dat dit een averechts effect heeft. Het beleid is nu 'watchful waiting'.

Waarom hebben meisjes meer kans op PTSS dan jongens?

Dit kan te maken hebben met het feit dat meisjes meer kans maken op interpersoonlijk trauma. Dit geeft een groter risico op het ontwikkelen van PTSS dan bijvoorbeeld natuurrampen.

Waarvan is het ontwikkelen van PTSS onder meer afhankelijk?

Type trauma - interpersoonlijk trauma meer dan bij natuurrampen
Ernst van de gebeurtenis
Aantal traumatische ervaringen
Appraisal - betekenis die gegeven wordt aan de gebeurtenis en de klachten
Copingstijl - passieve copingstijl is meer risicovol dan de actieve vorm
Sociale steun

De comborbiditeit van psychische stoornissen naast PTSS is eerder regel dan uitzondering. welke?

Als PTSS een chronisch beloop heeft, ontstaat er een stemmingsstoornis
Ook angststoornissen komen voor, zoals gegeneraliseerde angststoornis
(Lindauer & Boer, 2012).

Wat zijn de DSM-IV-TR-criteria voor gegeneraliseerde angststoornis?

Buitensporige angst en bezorgdheid, gedurende 6 maanden vaker wel dan niet voorkomend, over een aantal gebeurtenissen of activiteiten zoals schoolprestaties.De angst moet samengaan met 3 andere symptomen.

Welke angststoornissen zijn zeldzaam?

Agorafobie en PTSS komen minder vaak voor. Zeldzamer zijn de paniekstoornis en OCD.
(Costello et al., 2004).

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo