Intelligentie en intelligentietests - Intelligentietests in de praktijk

11 belangrijke vragen over Intelligentie en intelligentietests - Intelligentietests in de praktijk

Wat is het hernormeren van intelligentietests?

Opnieuw afnemen van een (vernieuwde) test onder een grote groep representatieve proefpersonen, ten einde het gemiddelde van verschillende groepen proefpersonen te kennen (leeftijdsgroepen, geslacht) en dat op 100 te stellen.
Als er dus te veel slimme kinderen in de groep zitten, wordt de gemiddelde score veel te hoog.

1. Het IQ als absoluut getal .Waarom wordt het rapporteren van IQ's ten sterkste afgeraden?

Omdat degene aan wie men rapporteert meestal geen benul heeft van de meettechnische problemen van de test. Het is veel beter om globaal te omschrijven. Zie studietaak 2.1

Wat zijn verklaringen van het Flynn-effect?

  1. Verbetering scholen
  2. Meer opdrachten/tests/speelgoed in omgeving
  3. Omgeving complexer geworden
  4. Verbetering van opvoeding
  5. Verbetering van gezondheidszorg
  6. Toegenomen zelfverzekerdheid bij testafhankelijk
  7. Individual & social multiplier, als er kennis is, in een bepaalde maatschappij, dan is toename in kennis makkelijker. Iemand heeft ooit het gemiddelde bedacht, maar het uitleggen wordt lastig, wij kunnen bouwen op de kennis die mensen vroeger hebben verkregen.
  8. Betere voeding
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Naast algehele stijging van het IQ in de bevolking, treden er ook IQ veranderingen op gedurende iemands levensloop. hoe verlopen deze in het algemeen?

Algemeen kan gesteld worden dat het IQ toeneemt vanaf de adolescentie tot het veertigste levensjaar, waarna het IQ eerst langzaam afneemt en bij ouderen een enorme daling vertoont.

Wat zijn argumenten tegen profielanalyse?

  • Verschillen zeer frequent in normale populatie
  • Verschillen niet stabiel, volgende keer zou een kloof anders uit kunnen vallen of er niet meer zijn
  • Statistisch significant is niet klinische betekenisvol
  • Pieken en dalen zijn relatief
  • Profielen afhankelijk van IQ-hoogte

Er is een methodologisch probleem bij het bepalen van levensloopveranderingen in het IQ. Er kan sprake zijn van een cohorteffect. Wat is het cohorteffect?

  • Een vergelijking van ouderen en jongeren (met betrekking tot IQ) op hetzelfde tijdstip is gezien het eerdergenoemde Flynn-effect niet eenduidig te interpreteren.

Waarom ligt het gebruik van IQ-tests zeer voor de hand bij het vermoeden van werk of studieproblemen?

Omdat tekorten aan intelligentie de oorzaak hiervan kunnen zijn.

Hoe zit het met het voorspellend vermogen van intelligentietests op succes in werksituaties?

  • Hangt in hoge mate met elkaar samen
  • Sterker voor trainingssituaties en iets minder sterk maar nog wel sterk in de uiteindelijke beroepsuitoefening
  • Soms zinvoller om specifieke vaardigheden te testen ( bijv. schrijfvaardigheid voor een journalisteiek functie)
  • Eventueel hiervoor gebruik maken van afzonderlijke subtests van een intelligentietest. Dan kijken naar de specifieke testprestatie (ipv algemene IQ) en afzetten tegen een normgroep

2. Intelligentie en opleidinsgniveau. kies de juiste uitspraak.

  • De correlatie tussen intelligentie en schoolprestatie is juist het hoogst op tests waarbij de nadruk ligt op leren en niet op het redeneervermogen.
  • De correlatie tussen intelligentie en schoolprestatie is juist het hoogst op tests waarbij de nadruk ligt op het redeneervermogen en niet op het leren.

De correlatie tussen intelligentie en schoolprestatie is juist het hoogst op tests waarbij de nadruk ligt op het redeneervermogen en niet op het leren.

Wat is de mogelijke bijdrage van intelligentietests naast het in kaart brengen van het intellectueel niveau?

  • In kaart brengen specifieke achteruitgang in het intellectueel functioneren ( bijv. bij vermoeden dementie/differentiaal-diagnostische vraagstelling in beginfase.in latere fase Raven-CPM bruikbaar)
  • Bruikbaar om specifieke cognitieve vaardigheden in kaart te  brengen. Bijvoorbeeld een neurologische vraagstelling waarbij een relatie wordt vermoed tussen gelokaliseerde hersenbeschadiging en het optreden van neuropsychologische stoornissen. Prestaties op afzonderlijke tests bekijken en afzetten tegen beschikbare normgegevens
  • Voorbeelden neuropsychologische stoornissen zijn: taal en spraakproblemen (afasie), waarnemingsstoornissen (agnosie), geheugenstoornissen (amnesie) en problemen in aandacht en concentratie

Bepaalde subtests binnen de WAIS-IV-NL, de GIT-2 of de KAIT zijn bruikbaar bij het vaststelen van neuropsychologische stoornissen. Geef enkele voorbeelden.

  • WAIS-IV-NL:
  • Gebruik maken van de Indexscores
  • Factoren Verwerkingssnelheid en Werkgeheugen sensitief voor neurologische stoornissen
  • Factor Verbaal Begrip relatief ongevoelig daarvoor
  • Volgende subtests bruikbaar voor neuropsychologische vraagstellingen: Symbool, Substitutie, Cijfers en Letters Nazeggen, Symbool Zoeken, Matrix Redeneren, Overeenkomsten, Figuren Samenstellen en Blokpatronen


  • GIT-2:
  • Subtest Woord bruikbaar; deze  maat voor sematische ondersteunende woordvloeiendheid is maat voor het sematisch geheugen en verbale expressievermogen
  • Verbale vloeiendheid gevoelig voor cognitieve veroudering plus frontaalkwabfunctie

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo