Methods of Psychology - Statistical Methods in Psychology

6 belangrijke vragen over Methods of Psychology - Statistical Methods in Psychology

Beschrijf de 2 categorieen statistische procedures

1. Beschrijvende statistiek: gebruikt voor het opsommen van data. Waaronder correlatiecoeficient

2. inferral (inductieve) statistiek welke helpt beslissen in hoeverre waargenomen resultaten niet op toeval berusten.

Wat is beschrijvende statistiek en infertiële statistiek?

Beschrijvende statistiek =
Omvat alle numerieke methodes om een dataset samen te vatten.

Inferentiële statistiek =
Helpt de onderzoeker om de toevalsfactor te berekenen/uit te sluiten.

Beschrijvende statistiek omvat het beschrijven van een set van scores. Welke vier termen worden hierbij gebruikt?

Gemiddelde = mean =
rekenkundig midden. De gemiddelde score.

Mediaan = median =
de middelste score

Variabiliteit = variability =
de mate waarin de nummers in een set van elkaar en van het midden verschillen.

Standaardafwijking = standard deviation =
een standaard mate van variabiliteit.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Om de verzamelde data uit een onderzoek bruikbaar te maken zijn er twee statistische procedures. Welke zijn dit?

1. Descriptieve statistieken, het verzamelen, bewerken, interpreteren samenvatten en presenteren van de belangrijkste kenmerken van een kwantitatieve dataset. Deze data worden samengevat in een beknopte weergave, met als doel het ontdekken van globale patronen en kenmerken.

2. Inferentiële statistiek, het vaststellen van de mate van zekerheid waarmee kan worden gesteld dat de behaalde resultaten niet voortkomen uit toeval.

Waarom is inferentieële statistiek nodig voordat je conclusies kunt trekken uit data van een onderzoek?

Inferentieële statistische methodes zijn nodig om de waarschijnlijkheid te berekenen dat de resultaten voortkomen uit uitsluitend toeval.

Wat is p? Wat is p bij experiment en bij correlationeel onderzoek en hoe hoog mag p zijn?

p =
probability/level of significance
waarschijnlijkheid/mate van significatie

p bij experiment =
de waarschijnlijkheid dat een verschil tussen twee gemiddelden even groot als of groter dan waargenomen, zou ontstaan als de onafhankelijke variabele geen effect had op de scores.

p bij correlationeel onderzoek =
de waarschijnlijkheid dat de correlationele samenhang even groot als of groter dan waargenomen, zou ontstaan door toeval als bij een grotere groep de twee variabelen zeker ongerelateerd zouden zijn.

p = .05 of p = < .05 (5%)
Dit betekent dat de kans dat de resultaten zijn ontstaan door toeval acceptabel klein is (kleiner dan 5%).

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo