Introductie leertheorieen en instructies

71 belangrijke vragen over Introductie leertheorieen en instructies

Leg uit hoe kennis wordt gezien door het interpretivisme?

De werkelijkheid/ kennis wordt geconstrueerd in de mens. De mens heeft verschillende denkbeelden. De mens ziet kennis binnen een geheel (verschillende denkbeelden leren kennen vanuit interactie).

Licht de epistemologische traditie objectivisme toe.

De werkelijkheid is direct waar te nemen d.m.v.  (zintuiglijke) ervaring en wordt door iedereen hetzelfde geinterpreteerd en is te begrijpen in algemene wetten. Kennis is absoluut en gelijkgesteld aan de waarheid. Wanneer je objectief kan vaststellen of iemand iets weet dan is dat waar.

Epistemological, welke 3 hoofdtradities  zijn er?

objectivism: waarheid is extern en afhankelijk van lerende en komt als geleerd door zintuiglijke ervaring

pragmatism; waarheid bestaat maar kan niet rechtstreeks gekend worden kennis komt door signs en is altijd tijdelijk

interpretism: waarheid en kennis zijn opgebouwd door de kenner door rationele gedachten
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Waarmee worden de drie dominante visies op leren en instructie gecombineerd?

Met bepaalde ontologische en epistemologische stellingnames / filosofische inzichten.

Hoe verklaart het interpretivisme hoe kennis wordt geleerd?

Kennis wordt geleerd door werkhypothesen. Een mens beredeneert iets en gaat de veronderstelling onderzoeken. Daarbij wordt gefocust op verschillen (ezelsbruggetje: beredeneren door iets te bediscussiëren). De nieuw verworven kennis kan beargumenteerd worden.

Wat zijn epistemologische opvattingen?

Wetenschapsfilosofische theorie over de oorsprong, aard, en reikwijdte van kennis.

Epistomologie beantwoordt vragen als:

Wat is de aard van de werkelijkheid?

Wat kunnen we weten over de werkelijkheid?

Hoe kunnen we dingen te weten komen over de werkelijkheid?

Leertheorieën hebben relaties met andere wetenschappen, is geen mono-discipline. Leg dit uit.

Verschillende psychologische disciplines (gedrag, cognitief of sociaal) met eigen 'beliefs' bepalen welke vragen over leren onderzocht moeten worden en welke theoretische constructies uitgewerkt moeten worden om tot verklaringen te komen.  Wetenschappen zoals biologie, psychologie, computerwetenschappen en onderwijskunde moeten proberen om tot overeenstemming (synthese) te komen zodat ze tot nieuwe inzichten over leren kunnen leiden. Voorbeeld:  omgaan met leerling met ADHD -  hoe kunnen de verschillende wetenschappen hierin samenwerken om antwoord te kunnen geven over de aanpak die leraren moeten hanteren in hun klas?

Leg uit hoe kennis wordtgezien bij het pragmatisme?

Kennis wordt zowel binnen als buiten de mens geleerd. Die kennis wordt niet waargenomen als geheel maar wordt onderzocht waardoor overeenkomsten en verschillen zichtbaar worden.

Wat is er vanuit de drie dominante visies op leren en instructie vertaalt?

De leerprincipes naar een aanpak voor instructie.

Hoe wordt kennis geleerd volgens het pragmatisme?

Kennis wordt geleerd door werkhypothesen. Een veronderstelling wordt beredeneert, geïnterpreteerd en gecheckt in de praktijk. Daardoor worden verschillen en overeenkomsten duidelijk. 

Er zijn twee 'vertrekpunten' (sources) voor de studie van het leren. Welke? 

  1. epistemologische vragen over de aard van kennis en hoe we dingen te weten komen. Antwoorden op deze vragen reflecteren iemands eerste veronderstellingen en de soort onderzoeksmethode die gebruikt gaat worden.
  2. de aard en representatie die nodig is om mentale kennis op te slaan, te gebruiken:  hoe wordt mentale kennis opgeslagen, welke operaties/regels zijn van invloed bij het mentaal waarnemen van fenomenen? 

Welke drie concepten geven de geldige bron van kennis aan? Leg ze kort uit.

empirisme:   overtuiging enige geldige bron van kennis is zintuiglijke ervaring.

nativisme:  overtuiging enige geldige bron van kennis in tenminste aangeboren

rationalisme:  overtuiging dat rede de enige geldige bron van kennis is

Welke drie kennisfilosofische tradities worden onderscheiden?  

Leg ze kort uit. 

Geef voorbeelden van leertheorieen die hierop gebaseerd zijn.

 

Objectivisme

Pragmatisme

Interpretivisme

Aannames over werkelijkheid

Realiteit is objectief, enkelvoudig, fragmentarisch

Realiteit is geinterpreteerd, negotiated, consensual

Realiteit is geconstrueerd, holistisch, multiple.

Aard van de waarheid

Generalisaties, wetten, overeenkomsten

Werkhypothesen, overeenkomsten of verschillen

Werkhypotheses, verschillen

Bron van kennis

ervaring

Ervaring en rede

rede

Soort onderzoek

Experimenten, a priori

Ieder design wat overeenkomsten of verschillen aan het licht brengt

Naturalistisch, emergent (opkomend)

Leertheorieën

Behaviorisme

CIP

Gagné’s instructietheorie

Educational semiotics

Bruner

Vygotsky

Piaget

Constructivisme

Situated cognition

 

Ebbinghaus, THorndike, Pavlov

Learning by associations, stimuli  and responses.

 

Kohler, gestalt psychology

Learning is interne verwerking, meer dan alleen associaties.

Welke vier concepten geven aan wat de inhoud van de kennis (wat is kenbaar)? Leg ze kort uit.

van alles naar niets:

realismealles kan geweten worden

pragmatisme:  de realiteit bestaat maar is geen directe kennis. Kennis is voorlopig, tijdelijk en wordt verkregen door empirische (zintuiglijke) of rationalistische processen (redeneren)

idealisme:  kennis bestaat alleen uit ideeën die de werkelijkheid vertegenwoordigen

scepticisme onmogelijkheid om tot kennis te komen (onze kennis zal misschien nooit overeenstemmen met de realiteit)

Noem een voorbeeld waarmee iemand het oneens was in de opvattingen over wat kennis is?

Onderzoeksbevindingen waren niet in overeenstemming met een eerdere theorie.

Welke vijf -min of meer - onafhankelijke epistemologische dimensies onderscheidt Schommer (1994)? Leg kort uit.

kennis:

  1. zekerheid:  staat kennis vast of zijn inzichten aan verandering onderhevig
  2. structuur :  is kennis simpel of is er sprake van een complexe kennisstructuur
  3. bron :  hoe kom je aan kennis?  Zelf denken en redeneren of van docent of boek?
  4. controle over kennisverwervingsproces:  kun je alles leren of bepaalt je aanleg dit?
  5. snelheid kennisverwerving:  vindt leren en begrijpen vlug of langzaam plaats?

Noem 2 voorbeelden van soorten opvattingen over kennis mensen kunnen hebben?

Een naive opvatting en een sophisticated opvatting.

Welke vier kenmerken karakteriseren inzichtelijk leren (gestalttheorie)?

  1. LR begrijpt na inactieve periode of 'trial and error' plotseling de hele oplossing
  2. LR voert oplossing vloeiend en foutloos uit.
  3. LR kan de oplossing lange tijd behouden
  4. LR kan bij andere, gelijksoortige problemen een beroep doen op het verkregen inzicht: structuur van het probleem overzien. (erg belangrijk bij instructie!)

Benoem de filosofische kennisopvatting waar het behaviorisme onder valt en leg in maximaal 5 zinnen uit wat deze kennisopvatting inhoudt.

Het behaviorisme valt onder het objectivisme. Het objectivisme gaat ervan uit dat de realiteit objectief is en los staat van de kenner. Kennis wordt gezien als absoluut en wordt daarom gelijkgesteld met de waarheid. Het objectivisme kan de waarheid verklaren door middel van generalisatie, wetten of door zich te richten op gelijkenissen. Er wordt kennis opgedaan door middel van ervaring.

Wat is een sophisticated opvatting?

Een opvatting dat meer ontwikkeld is dan een naive opvatting. De waarheid is relatief en veranderlijk, wordt geconstrueerd door de aandrager zelf.

Welk gezichtspunt delen Ebbinghaus, Thorndike en Pavlov?

Associaties als basis van leren. Complexiteit van denken en gedrag kan gereduceerd worden tot eenvoudige connecties tussen situaties. Behavioristen:  associaties tussen omgevingsstimuli en reactie (gedrag). Cognitivisten hebben het later over mentale associaties tussen stimulus en respons.  Ze nemen beiden aan dat complex gedrag als elementaire associatie gezien kan worden. 

 

Kohler en constructivistische concepten wijken hiervan af. 

Patroonherkenning (pattern recognition) verwijst naar het proces waarbij omgevingsstimuli worden herkend als voorbeelden van concepten en principes die al in het geheugen aanwezig zijn. Er zijn verschillende modellen die een uitleg geven van hoe patroonherkenning werkt in ons geheugen. Noem één van deze modellen en leg kort uit (in maximaal 5 zinnen) wat dit model inhoudt.

Template matching; Prototype model; Feature analysis.
Template matching: er wordt vanuit gegaan dat er mentale kopieën van omgevingsstimuli (templates) worden opgeslagen in het geheugen. Patroonherkenning bestaat uit simpelweg het matchen van de inkomende informatie met de passende template in het geheugen.

Wat wordt er beinvloed door de opvattingen?

De manier waarop hij/zij een leertaak zal aanpakken.

Onder welke onderwijspsychologische ideeën (behaviorisme, cognitivisme of constructivisme) is Ebbinghaus te plaatsen?  Waarom?

Behaviorisme.   Eigenlijk de voorloper hiervan:  de associatieleer. Heeft als eerste theoreticus experimenteel geheugenonderzoek verricht rond leren (vergeetcurve). Hoe meer tijd tussen het leren zit, hoe moeizamer dit gaat.  Betekenisvol leren gaat beter dan 'nonsens' leren.  Principes later door cognitivisten opgepakt. Ebbinghaus beperkte zich tot waarneembaar gedrag, cognitivisten hebben ook aandacht voor interne processen.

Driscoll beschrijft vijf modellen die verklaren hoe informatie wordt gerepresenteerd en opgeslagen in het lange termijn geheugen. Eén van deze modellen stelt dat concepten worden opgeslagen in setjes van kenmerken. Hoe wordt dit model genoemd?

Noem nog één model en beschrijf aan de hand van een voorbeeld hoe informatie in het langetermijngeheugen wordt gerepresenteerd volgens dit model. Gebruik maximaal 5 zinnen.

Feature comparison model

Network model; Propositional model; Parallel distributed processing model.
Bijvoorbeeld:

Propositional model. Dit model gaat er vanuit dat gehele beweringen/stellingen liggen opgeslagen in het langetermijngeheugen (LTM). Uitgaande van dit model is in het LTM het concept zoogdier niet geïsoleerd opgeslagen, maar zijn er beweringen opgeslagen zoals “een zoogdier heeft longen” en “een zoogdier heeft een skelet”.

Wat wordt er bij docenten beïnvloed door zijn/haar opvattingen?

De manier waarop zij hun lessen vorm geven en kennis overdragen.

Volgens Ausubel zijn er drie manieren waarop nieuwe informatie wordt toegevoegd aan de bestaande ideeën in de cognitieve structuur. Eén manier is subsumptie (subsumption), waarbij nieuwe ideeën worden ondergebracht onder meer algemene en inbegrepen verankerde ideeën die al aanwezig zijn in het geheugen.
Welke 2 vormen van subsumptie worden onderscheiden? Leg één van deze vormen van subsumptie uit aan de hand van een voorbeeld in maximaal 5 zinnen.

Derivative en correlative subsumption.
Bijvoorbeeld: Derivative subsumption houdt in dat er nieuwe voorbeelden geleerd worden die illustratief zijn voor een eerder geleerd concept of bewering. Lara weet bijvoorbeeld dat een roos, een tulp en een narcis voorbeelden van bloemen zijn. Door middel van derivative subsumption leert Lara dat een madeliefje ook een bloem is.

Wat is er belangrijk bij het inrichten van instructie?

Dat de lerenden gaan nadenken over hun eigen epistemologische opvattingen.

Hoe ziet het proces van theorie bouwen eruit?

Doorlopend proces.
>Veronderstellingen doen over de aard van de kennis en over 'hoe men dit te weten komt'
>  vragen uit nieuwsgierigheid of tegenstrijdigheden, problemen etc...
>  uitvoeren systematische observaties 
> verklaringen geven voor waargenomen observaties
>  werkhypothesen opstellen
> onderzoek uitvoeren om de hypothesen te testen
>  vergelijken van de resultaten met de hypothesen en eerste theorie
>  theorie herzien en evt extra onderzoek

Noem naast subsumption nog één manier om nieuwe informatie toe te voegen aan bestaande ideeën volgens Ausubel, en beschrijf wat deze manier inhoudt aan de hand van een voorbeeld in maximaal 5 zinnen.

Superordinate learning; combinatorial learning.
Bijvoorbeeld:
Superordinate learning houdt in dat al bestaande/geleerde ideeën in het geheugen samenkomen tot een nieuw idee. Dit nieuwe idee is de gemeenschappelijke noemer boven de bestaande ideeën. Dus Erik weet bijvoorbeeld wat een tulp, een narcis en een roos is. Door middel van superordinate learning wordt er een associatie tussen deze drie gezien, en geleerd dat allen kunnen worden ondergebracht onder het concept bloemen.

Onder welke onderwijspsychologische ideeën (behaviorisme, cognitivisme of constructivisme) is Thorndike te plaatsen?  Waarom?

Behaviorisme en connectionisme. Thorndike is geïnteresseerd in associaties tussen gevoel/sensatie, drang/impuls:  associaties die gerelateerd zijn aan acties.  Diverse wetten, bijv. de wet van effect:  gevoelsimpressie en impuls die naar belonend resultaat leidt, hoe vaker dit voorkomt, hoe 'steviger' de verbinding. Deed testen met dieren.  Nadruk op waarneembaar gedrag.

Wanneer zullen veranderingen in epistemologische opvattingen ontstaan?

Wanneer studenten zullen gaan herdenken (reflecteren) over hun eigen opvattingen of hun overtuigingen op een meer volwassen manier reconstrueren.

Aan het begin van zijn les tekent Roel een schema op het bord waaruit blijkt hoe de stof die hij gaat behandelen samenhangt. Op deze manier kunnen zijn leerlingen de leerstof gemakkelijker organiseren. Van welke toepassing uit de schema theorie maakt Roel hier gebruik?

Advance organizers

Wat voor opvattingen kunnen individueen hebben?

Geavanceerde (relativistische) en naief (dualistische)

Onder welke onderwijspsychologische ideeën (behaviorisme, cognitivisme of constructivisme) is Pavlov te plaatsen?  Waarom?

Behaviorisme. Pavlov brengt associaties en reflexen samen. Klassieke conditionering:  iets neutraals wordt gekoppeld aan iets dat een reflex uitlokt totdat het neutrale ook deze reactie uitlokt. Nadruk op waarneembaar gedrag.

Onder welke onderwijspsychologische ideeën (behaviorisme, cognitivisme of constructivisme) is Kohler te plaatsen?  Waarom?

Behaviourisme. Kohler is bekend geworden met de Gestalttheorie.  Hij gaat ervan uit dat kennis niet alleen van ervaring komt, maar dat de LR ook actief op zoek moet naar zintuiglijke data. Dit wordt 'inzichtelijk leren' genoemd.  Om tot inzichtelijk leren te komen moeten alle onderdelen van het probleem duidelijk zijn voor de LR.

Wat beinvloed de epistemologische opvattingen?

Het onderwijs, levenservaringen en lichamelijke ontwikkelingen.

Volgens het constructivisme zijn er vijf condities voor leren. ‘Eigenaarschap over leren’ is er één van. Leg in maximaal 5 zinnen uit hoe deze conditie leren bevordert.

Studenten krijgen een actieve in plaats van passieve rol in het onderwijs en worden daardoor meer gemotiveerd om te leren. Studenten krijgen de vrijheid en mogelijkheden om zelf in te schatten hoe hun leerproces eruit gaat zien, dus wat, wanneer en hoe geleerd wordt. Deze eigenaarschap over het leren bevordert leren onder andere door studenten te motiveren om zelf op zoek te gaan naar onderwerpen die ze interessant vinden. Door zichzelf verantwoordelijk te voelen over het leerproces gaan studenten op een actieve manier met de leerstof om en wordt het leerproces en de leerstof waardevoller voor hen.

Waarom moeten studenten nadenken over hun epistemologische opvattingen?

Deze opvattingen beïnvloeden het leren, de keuze van leerstrategieën en de mogelijkheid tot reflecteren.

Onder welke onderwijspsychologische ideeën (behaviorisme, cognitivisme of constructivisme) is Skinner te plaatsen?  Waarom?

Behaviorisme.  Volgens Skinner is leren het ontstaan van een observeerbare gedragsverandering. Alleen observeerbaar gedrag kan bestudeerd worden:  interne leer-en denkprocessen en innerlijke motieven en kenmerken worden genegeerd bij het verklaren van leer-en onderwijsprocessen. Black box.

Benoem één andere conditie en leg in maximaal 5 zinnen uit hoe deze conditie leren bevordert.

Complexe en relevante leeromgevingen. Door studenten met complexe en relevante leeractiviteiten te confronteren kunnen ze hun kennis en vaardigheden verder ontwikkelen en op die manier complexe situaties en problemen in het echte leven oplossen. De complexiteit van een opdracht hangt af van de cursuscontext, maar heeft als doel om de bestaande kennis van studenten uit te dagen en te verdiepen. Complexe en relevante leeromgevingen bevorderen leren doordat ze studenten bijvoorbeeld laten experimenteren of problemen vanuit verschillende perspectieven laten ervaren en oplossen.

Onder welke onderwijspsychologische ideeën (behaviorisme, cognitivisme of constructivisme) is Gagné te plaatsen?  Waarom?

Cognitivisme.  Gagné benadrukt het onderscheid in soorten leereffecten. Het bereiken hiervan verondersteld de aanwezigheid van interne (voorkennis, beschikbaarheid noodzakelijke verwerkingsprocessen) en externe condities (omgevingsstimuli die cognitieve processen ondersteunen).  Het instructieproces is opgebouwd uit negen fasen, de IV voorziet de LR in elke fase aan concrete instructiestrategieën.
Anderen die ook onder het cognitivisme vallen zijn  Bereiter (Situated Cognition) en Ausubel ( Betekenisvol leren/Schematheorie) en Bruner.

Wat zijn epistemologische kernovertuigingen?

Overtuigingen waar kennis vandaan komt.

Volgens Piaget doorlopen kinderen vier ontwikkelingsfases. Leg in maximaal 5 zinnen uit hoe een kind zich ontwikkelt door middel van assimilatie.

Een kind ontwikkelt zich door middel van assimilatie door nieuwe informatie uit de omgeving op basis van hun al bestaande kennis te interpreteren. Nieuwe informatie of situaties worden waargenomen vanuit bestaande kennisstructuren. Denk bijvoorbeeld aan een kind dat een pen in zijn mond doet om erop te gaan zuigen. Het grijpen van en zuigen op objecten is een bekende handeling voor het kind. Voor de functie van een pen beschikt het kind echter nog geen kennisstructuren, waardoor het de pen nog niet op de juiste manier kan gebruiken.

Onder welke onderwijspsychologische ideeën (behaviorisme, cognitivisme of constructivisme) is Vygotsky te plaatsen?  Waarom?

Constructivisme. Vygotsky verwijst naar de dominante invloed van cultuur op de manier waarop we denken. De cognitieve ontwikkeling wordt door ouders, IV en peers beïnvloedt in de richting van wat gewaardeerd wordt in de cultuur.  De LR construeert zelf kennis in directe interactie met de omgeving en de werkelijkheid.

Wat zijn perifere opvattingen?

Overtuigingen om de kernovertuiging heen, ze zijn onafhankelijker en flexibeler dan kernovertuigingen.

Onder welke onderwijspsychologische ideeën (behaviorisme, cognitivisme of constructivisme) is Piaget te plaatsen?  Waarom?

Constructivisme. Piaget richt zich vooral op de biologie en ontwikkeling van het leren. Evolutie en ontwikkeling kan beperkingen opleggen aan het leren.  De LR construeert zelf kennis. Hij onderscheidt drie verschillende typen kennis: fysisch-empirische (kenmerken over fysische objecten, bijv. kleur, temperatuur), logisch-wiskundige (abstracte kennis, bijv. getallen, oppervlakte, snelheid, gewicht) en sociale kennis (gemaakt door de mens, bijv. taal, moraal, symboolsystemen).  De ontwikkelingspsychologie beschrijft een vaststaand ontwikkelingsverloop waarbij universele leeftijdsgrenzen gelden:  iedereen doorloopt ongeveer op dezelfde leeftijd dezelfde fasen.

Waar kan de literatuur over kernovertuigingen en perifere overtuigingen nuttig voor zijn?

Kunnen een kader bieden voor de uitvoering van onderwijsprogramma's die gericht zijn op het ontwikkelen van epistemologische overtuigingen bij studenten.

Benoem naast assimilatie de twee andere processen die volgens Piaget bijdragen aan de ontwikkeling van een kind.

Accommodatie en Equilibratie

Wat is de relatie tussen kennistheoretische overtuigingen en overtuigingen over het leren?

In kennistheoretische overtuigingen wordt antwoord gezocht op deze drie vragen:  Wat is kennis?  Wat kan ik weten?  Hoe wordt kennis vergaard?  Er wordt gezocht naar een zeker fundament en naar criteria die de grarantie geven voor een zekere kennis.  In de overtuigingen over leren wordt er gezocht naar de waarheid over het leren:  hoe wordt er geleerd?  Hoe ontwikkelt kennis zich? (Op welke manier kun je kennis leren?)

Welke twee implicaties zijn belangrijk voor een lerarenopleiding om studenten te laten reflecteren op hun eigen kernovertuigingen en perifere overtuigingen?

1. Interventies moeten focussen op het reflecteren van hun kernovertuigingen over kennis en perifere opvattingen over leren.
2. De leercontext moet meer worden gestructureerd, zodat de verfijnde epistemologische opvattingen meer ontwikkelen.


Vygotsky heeft een bepaalde kijk op de invloed van instructie op de ontwikkeling van een kind. Leg in maximaal 3 zinnen uit waarom Vygotsky de vaststaande ontwikkelingsstadia van Piaget verwerpt.

Vygotsky is van mening dat de ontwikkeling niet afhangt van vaststaande ontwikkelingsstadia passend bij de biologische leeftijd, maar dat sociale interactie en goede instructie iemands ontwikkeling kan bevorderen. Hij is van mening dat iemands zone van naaste ontwikkeling een veel betere indicatie is voor iemands ontwikkeling omdat de zone aangeeft wat iemands potentieel vermogen is. Volgens Vygotsky is iemands ontwikkeling niet afhankelijk en beperkt tot bepaalde stadia maar gaat een leven lang door.

Leg in maximaal 5 zinnen uit wat Vygotsky onder internalisatie verstaat, en hoe internalisatie leren bevordert.

Het proces van internalisatie bestaat eruit dat een individu in eerste instantie in een sociale context (oftewel: extern) nieuwe kennis krijgt aangeboden. Deze eerst nog in een externe context bestaande kennis wordt vervolgens verinnerlijkt (geïnternaliseerd) en kan zelfstandig door het individu toe worden gepast. Leerlingen kunnen bijvoorbeeld met behulp van de docent gezamenlijk tot begripsvorming komen. De leerlingen leren hoe ze zelf in toekomst de strekking van een verhaal kunnen begrijpen door het verhaal nog een keer door te spreken en er zelf op te reflecteren.

Noem nog één vorm van kennisrepresentatie volgens Bruner en leg deze in maximaal 1 zin uit.

Enactive representatie: Kennis wordt via de motoriek gedeeld/zichtbaar gemaakt.
Symbolic representatie: Kennis wordt aan de hand van algemeen bekende symbolen gedeeld/overgebracht.

Leg in maximaal 3 zinnen uit wat Bruner onder ‘learning by discovery’ verstaat

Learning by discovery houdt in dat de lerende in staat is een probleem op te lossen door gebruik te maken van zijn/haar aanwezige kennis en zich op een ontdekkende manier nieuwe kennis, relaties en feiten eigen maakt. Het probleemoplossend vermogen wordt vergroot door te oefenen met probleemstellingen en het actief zoeken naar oplossingen. Het leren van fouten, zoeken naar mogelijkheden en kijken wat het beste werkt dragen bij aan het creëren van nieuwe inzichten en ervaringen.

Wat is de visie van het objectivisme?

Realiteit is extern en onafhankelijk van de lerende. Ze wordt gekend door zintuigelijke ervaringen.


Benoem drie condities waaronder volgens Bruner ‘learning by discovery’ plaats kan vinden.

De lerende moet de nodige voorkennis hebben/krijgen. De lerende moet ondersteund worden door middel van modellen en regels. Het bieden van tegenstellingen zorgt voor cognitieve conflicten bij de lerende en kan een beginpunt voor learning by discovery zijn.

Beschrijf in maximaal 3 zinnen per construct wat expectancy en value inhouden in relatie tot motivatie.

Value verwijst naar de waarde die de persoon eraan hecht om succesvol te zijn in een taak. Het gaat er dan bijvoorbeeld om hoe belangrijk iemand het vindt om goed te zijn in de taak of hoe nuttig de taak is om bepaalde doelen te behalen. Expectancy verwijst naar verwachting die de persoon heeft over hoe succesvol hij zal zijn in de taak. Dit wordt bepaald door hoe competent de persoon zich acht in de taak.

Geef een voorbeeld van een situatie waarin motivatie hoog is, gebaseerd op de begrippen expectancy en value.

Een leerling heeft een platte fietsband. Hij vindt het belangrijk om de band te plakken, omdat hij de fiets nodig heeft om naar school te fietsen. Daarom is zijn value hoog. Hij heeft al vaker succesvol een fietsband geplakt, daarom is zijn expectancy ook positief en is hij gemotiveerd om de band te plakken.

Wat is de visie van het interpretivisme?

Realiteit en kennis komen voort uit de kenner door rationeel denken.

Wat is de definitie van 'leren' volgens Driscoll?

Leren is een blijvende verandering in gedrag of gedragspotentieel die voortkomt uit ervaringen en interacties met de omgeving.

Welke 3 bronnen van vragen stelt het epistemologisch denken zich?

  1. Welke bronnen van kennis worden er gebruikt?
  2. welke inhoud van kennis gaat men vanuit?
  3. welke tradities volgt men?

Welke 4 onderdelen vallen onder het onderdeel kennis volgens het historisch perspectief?

  1. scepticisme
  2. realisme
  3. idealisme
  4. pragmatisch

Noem een voorbeeld met de boom die valt in het bos, naar voorbeeld uitgelegd door het pragmatisme.

De boom valt, maar maakt het geluid? Tja als jij gelooft dat het geluid maakt dan zal dat waarschijnlijk ook zo zijn, maar al jij gelooft dat dit niet zo is dan kan dat ook zo zijn. Wat denk jij?

Noem een voorbeeld met de boom die valt in het bos en of deze geluid maakt? Uit gelegd volgens het objectivisme.

Realiteit is echt  dus als de boom valt dan maakt dit geluid. Ja als iets namelijk valt dan maakt dat geluid.

Noem een voorbeeld met de boom die valt in het bos en of deze geluid maakt? Uitgelegd volgens het interpretivisme.

We weten het niet of de boom die valt geluid maakt.
Ja en nee, het ligt eraan wat jij geloofd. Moet je erbij zijn of het geluid maakt of kun je aannemen dat het zo is. Kan beide volgens het interpretivisme

Welke gedachte droeg  ebbinghaus 1850 - 1909 uit?

Leren door associaties te leggen.
Nog steeds de basis voor cognitieve principes
vergeetcurve van hem

Welke gedachte droeg Pavlov  1849 - 1946 uit?

Klassieke conditionering ( hond - speeksel .. belletje)
Voorloper behaviorisme

Welke gedachte droeg Thorndike 1874 - 1949 uit?

De wet van effect
Associaties leggen door ervaringen en impulsen. Door actie ervaren die positief is wordt herhaald.
vb - drugs geeft een fijn gevoel, doe je nog een keer, daarna dosis verhogen
voorloper van skinner

Welke gedacht droeg de Gestalttheorie  uit ( begin 1900)?

Inzichtvol leren, mens is inwording
inzicht is belangrijk. Je kunt dingen kinderen leren, maar ze moeten zelf het inzicht krijgen.

Uit welke 2 bronnen is de studie naar leren/onderwijs ontstaan?

1) Epistemologie: Wat is de aard van kennis en hoe leren we? Meer een filosofische benadering.
2) De aard en representatie van de mentale wereld. Meer een experimenteel psychologische benadering.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo