Introductie leertheorieen en instructies
71 belangrijke vragen over Introductie leertheorieen en instructies
Leg uit hoe kennis wordt gezien door het interpretivisme?
Licht de epistemologische traditie objectivisme toe.
De werkelijkheid is direct waar te nemen d.m.v. (zintuiglijke) ervaring en wordt door iedereen hetzelfde geinterpreteerd en is te begrijpen in algemene wetten. Kennis is absoluut en gelijkgesteld aan de waarheid. Wanneer je objectief kan vaststellen of iemand iets weet dan is dat waar.
Epistemological, welke 3 hoofdtradities zijn er?
pragmatism; waarheid bestaat maar kan niet rechtstreeks gekend worden kennis komt door signs en is altijd tijdelijk
interpretism: waarheid en kennis zijn opgebouwd door de kenner door rationele gedachten
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Waarmee worden de drie dominante visies op leren en instructie gecombineerd?
Hoe verklaart het interpretivisme hoe kennis wordt geleerd?
Wat zijn epistemologische opvattingen?
Wetenschapsfilosofische theorie over de oorsprong, aard, en reikwijdte van kennis.
Epistomologie beantwoordt vragen als:
Wat is de aard van de werkelijkheid?
Wat kunnen we weten over de werkelijkheid?
Hoe kunnen we dingen te weten komen over de werkelijkheid?
Leertheorieën hebben relaties met andere wetenschappen, is geen mono-discipline. Leg dit uit.
Verschillende psychologische disciplines (gedrag, cognitief of sociaal) met eigen 'beliefs' bepalen welke vragen over leren onderzocht moeten worden en welke theoretische constructies uitgewerkt moeten worden om tot verklaringen te komen. Wetenschappen zoals biologie, psychologie, computerwetenschappen en onderwijskunde moeten proberen om tot overeenstemming (synthese) te komen zodat ze tot nieuwe inzichten over leren kunnen leiden. Voorbeeld: omgaan met leerling met ADHD - hoe kunnen de verschillende wetenschappen hierin samenwerken om antwoord te kunnen geven over de aanpak die leraren moeten hanteren in hun klas?
Leg uit hoe kennis wordtgezien bij het pragmatisme?
Wat is er vanuit de drie dominante visies op leren en instructie vertaalt?
Hoe wordt kennis geleerd volgens het pragmatisme?
Er zijn twee 'vertrekpunten' (sources) voor de studie van het leren. Welke?
- epistemologische vragen over de aard van kennis en hoe we dingen te weten komen. Antwoorden op deze vragen reflecteren iemands eerste veronderstellingen en de soort onderzoeksmethode die gebruikt gaat worden.
- de aard en representatie die nodig is om mentale kennis op te slaan, te gebruiken: hoe wordt mentale kennis opgeslagen, welke operaties/regels zijn van invloed bij het mentaal waarnemen van fenomenen?
Welke drie concepten geven de geldige bron van kennis aan? Leg ze kort uit.
empirisme: overtuiging enige geldige bron van kennis is zintuiglijke ervaring.
nativisme: overtuiging enige geldige bron van kennis in tenminste aangeboren
rationalisme: overtuiging dat rede de enige geldige bron van kennis is
Welke drie kennisfilosofische tradities worden onderscheiden?
Leg ze kort uit.
Geef voorbeelden van leertheorieen die hierop gebaseerd zijn.
|
Objectivisme |
Pragmatisme |
Interpretivisme |
Aannames over werkelijkheid |
Realiteit is objectief, enkelvoudig, fragmentarisch |
Realiteit is geinterpreteerd, negotiated, consensual |
Realiteit is geconstrueerd, holistisch, multiple. |
Aard van de waarheid |
Generalisaties, wetten, overeenkomsten |
Werkhypothesen, overeenkomsten of verschillen |
Werkhypotheses, verschillen |
Bron van kennis |
ervaring |
Ervaring en rede |
rede |
Soort onderzoek |
Experimenten, a priori |
Ieder design wat overeenkomsten of verschillen aan het licht brengt |
Naturalistisch, emergent (opkomend) |
Leertheorieën |
Behaviorisme CIP Gagné’s instructietheorie |
Educational semiotics Bruner Vygotsky |
Piaget Constructivisme Situated cognition |
|
Ebbinghaus, THorndike, Pavlov Learning by associations, stimuli and responses. |
|
Kohler, gestalt psychology Learning is interne verwerking, meer dan alleen associaties. |
Welke vier concepten geven aan wat de inhoud van de kennis (wat is kenbaar)? Leg ze kort uit.
van alles naar niets:
realisme: alles kan geweten worden
pragmatisme: de realiteit bestaat maar is geen directe kennis. Kennis is voorlopig, tijdelijk en wordt verkregen door empirische (zintuiglijke) of rationalistische processen (redeneren)
idealisme: kennis bestaat alleen uit ideeën die de werkelijkheid vertegenwoordigen
scepticisme: onmogelijkheid om tot kennis te komen (onze kennis zal misschien nooit overeenstemmen met de realiteit)
Noem een voorbeeld waarmee iemand het oneens was in de opvattingen over wat kennis is?
Welke vijf -min of meer - onafhankelijke epistemologische dimensies onderscheidt Schommer (1994)? Leg kort uit.
kennis:
- zekerheid: staat kennis vast of zijn inzichten aan verandering onderhevig
- structuur : is kennis simpel of is er sprake van een complexe kennisstructuur
- bron : hoe kom je aan kennis? Zelf denken en redeneren of van docent of boek?
- controle over kennisverwervingsproces: kun je alles leren of bepaalt je aanleg dit?
- snelheid kennisverwerving: vindt leren en begrijpen vlug of langzaam plaats?
Noem 2 voorbeelden van soorten opvattingen over kennis mensen kunnen hebben?
Welke vier kenmerken karakteriseren inzichtelijk leren (gestalttheorie)?
- LR begrijpt na inactieve periode of 'trial and error' plotseling de hele oplossing
- LR voert oplossing vloeiend en foutloos uit.
- LR kan de oplossing lange tijd behouden
- LR kan bij andere, gelijksoortige problemen een beroep doen op het verkregen inzicht: structuur van het probleem overzien. (erg belangrijk bij instructie!)
Benoem de filosofische kennisopvatting waar het behaviorisme onder valt en leg in maximaal 5 zinnen uit wat deze kennisopvatting inhoudt.
Wat is een sophisticated opvatting?
Welk gezichtspunt delen Ebbinghaus, Thorndike en Pavlov?
Associaties als basis van leren. Complexiteit van denken en gedrag kan gereduceerd worden tot eenvoudige connecties tussen situaties. Behavioristen: associaties tussen omgevingsstimuli en reactie (gedrag). Cognitivisten hebben het later over mentale associaties tussen stimulus en respons. Ze nemen beiden aan dat complex gedrag als elementaire associatie gezien kan worden.
Kohler en constructivistische concepten wijken hiervan af.
Patroonherkenning (pattern recognition) verwijst naar het proces waarbij omgevingsstimuli worden herkend als voorbeelden van concepten en principes die al in het geheugen aanwezig zijn. Er zijn verschillende modellen die een uitleg geven van hoe patroonherkenning werkt in ons geheugen. Noem één van deze modellen en leg kort uit (in maximaal 5 zinnen) wat dit model inhoudt.
Template matching: er wordt vanuit gegaan dat er mentale kopieën van omgevingsstimuli (templates) worden opgeslagen in het geheugen. Patroonherkenning bestaat uit simpelweg het matchen van de inkomende informatie met de passende template in het geheugen.
Wat wordt er beinvloed door de opvattingen?
Onder welke onderwijspsychologische ideeën (behaviorisme, cognitivisme of constructivisme) is Ebbinghaus te plaatsen? Waarom?
Behaviorisme. Eigenlijk de voorloper hiervan: de associatieleer. Heeft als eerste theoreticus experimenteel geheugenonderzoek verricht rond leren (vergeetcurve). Hoe meer tijd tussen het leren zit, hoe moeizamer dit gaat. Betekenisvol leren gaat beter dan 'nonsens' leren. Principes later door cognitivisten opgepakt. Ebbinghaus beperkte zich tot waarneembaar gedrag, cognitivisten hebben ook aandacht voor interne processen.
Driscoll beschrijft vijf modellen die verklaren hoe informatie wordt gerepresenteerd en opgeslagen in het lange termijn geheugen. Eén van deze modellen stelt dat concepten worden opgeslagen in setjes van kenmerken. Hoe wordt dit model genoemd?
Noem nog één model en beschrijf aan de hand van een voorbeeld hoe informatie in het langetermijngeheugen wordt gerepresenteerd volgens dit model. Gebruik maximaal 5 zinnen.
Network model; Propositional model; Parallel distributed processing model.
Bijvoorbeeld:
Propositional model. Dit model gaat er vanuit dat gehele beweringen/stellingen liggen opgeslagen in het langetermijngeheugen (LTM). Uitgaande van dit model is in het LTM het concept zoogdier niet geïsoleerd opgeslagen, maar zijn er beweringen opgeslagen zoals “een zoogdier heeft longen” en “een zoogdier heeft een skelet”.
Wat wordt er bij docenten beïnvloed door zijn/haar opvattingen?
Volgens Ausubel zijn er drie manieren waarop nieuwe informatie wordt toegevoegd aan de bestaande ideeën in de cognitieve structuur. Eén manier is subsumptie (subsumption), waarbij nieuwe ideeën worden ondergebracht onder meer algemene en inbegrepen verankerde ideeën die al aanwezig zijn in het geheugen.
Welke 2 vormen van subsumptie worden onderscheiden? Leg één van deze vormen van subsumptie uit aan de hand van een voorbeeld in maximaal 5 zinnen.
Bijvoorbeeld: Derivative subsumption houdt in dat er nieuwe voorbeelden geleerd worden die illustratief zijn voor een eerder geleerd concept of bewering. Lara weet bijvoorbeeld dat een roos, een tulp en een narcis voorbeelden van bloemen zijn. Door middel van derivative subsumption leert Lara dat een madeliefje ook een bloem is.
Wat is er belangrijk bij het inrichten van instructie?
Hoe ziet het proces van theorie bouwen eruit?
>Veronderstellingen doen over de aard van de kennis en over 'hoe men dit te weten komt'
> vragen uit nieuwsgierigheid of tegenstrijdigheden, problemen etc...
> uitvoeren systematische observaties
> verklaringen geven voor waargenomen observaties
> werkhypothesen opstellen
> onderzoek uitvoeren om de hypothesen te testen
> vergelijken van de resultaten met de hypothesen en eerste theorie
> theorie herzien en evt extra onderzoek
>
Noem naast subsumption nog één manier om nieuwe informatie toe te voegen aan bestaande ideeën volgens Ausubel, en beschrijf wat deze manier inhoudt aan de hand van een voorbeeld in maximaal 5 zinnen.
Bijvoorbeeld:
Superordinate learning houdt in dat al bestaande/geleerde ideeën in het geheugen samenkomen tot een nieuw idee. Dit nieuwe idee is de gemeenschappelijke noemer boven de bestaande ideeën. Dus Erik weet bijvoorbeeld wat een tulp, een narcis en een roos is. Door middel van superordinate learning wordt er een associatie tussen deze drie gezien, en geleerd dat allen kunnen worden ondergebracht onder het concept bloemen.
Onder welke onderwijspsychologische ideeën (behaviorisme, cognitivisme of constructivisme) is Thorndike te plaatsen? Waarom?
Wanneer zullen veranderingen in epistemologische opvattingen ontstaan?
Aan het begin van zijn les tekent Roel een schema op het bord waaruit blijkt hoe de stof die hij gaat behandelen samenhangt. Op deze manier kunnen zijn leerlingen de leerstof gemakkelijker organiseren. Van welke toepassing uit de schema theorie maakt Roel hier gebruik?
Wat voor opvattingen kunnen individueen hebben?
Onder welke onderwijspsychologische ideeën (behaviorisme, cognitivisme of constructivisme) is Pavlov te plaatsen? Waarom?
Onder welke onderwijspsychologische ideeën (behaviorisme, cognitivisme of constructivisme) is Kohler te plaatsen? Waarom?
Wat beinvloed de epistemologische opvattingen?
Volgens het constructivisme zijn er vijf condities voor leren. ‘Eigenaarschap over leren’ is er één van. Leg in maximaal 5 zinnen uit hoe deze conditie leren bevordert.
Waarom moeten studenten nadenken over hun epistemologische opvattingen?
Onder welke onderwijspsychologische ideeën (behaviorisme, cognitivisme of constructivisme) is Skinner te plaatsen? Waarom?
Benoem één andere conditie en leg in maximaal 5 zinnen uit hoe deze conditie leren bevordert.
Onder welke onderwijspsychologische ideeën (behaviorisme, cognitivisme of constructivisme) is Gagné te plaatsen? Waarom?
Anderen die ook onder het cognitivisme vallen zijn Bereiter (Situated Cognition) en Ausubel ( Betekenisvol leren/Schematheorie) en Bruner.
Wat zijn epistemologische kernovertuigingen?
Volgens Piaget doorlopen kinderen vier ontwikkelingsfases. Leg in maximaal 5 zinnen uit hoe een kind zich ontwikkelt door middel van assimilatie.
Onder welke onderwijspsychologische ideeën (behaviorisme, cognitivisme of constructivisme) is Vygotsky te plaatsen? Waarom?
Wat zijn perifere opvattingen?
Onder welke onderwijspsychologische ideeën (behaviorisme, cognitivisme of constructivisme) is Piaget te plaatsen? Waarom?
Waar kan de literatuur over kernovertuigingen en perifere overtuigingen nuttig voor zijn?
Benoem naast assimilatie de twee andere processen die volgens Piaget bijdragen aan de ontwikkeling van een kind.
Wat is de relatie tussen kennistheoretische overtuigingen en overtuigingen over het leren?
In kennistheoretische overtuigingen wordt antwoord gezocht op deze drie vragen: Wat is kennis? Wat kan ik weten? Hoe wordt kennis vergaard? Er wordt gezocht naar een zeker fundament en naar criteria die de grarantie geven voor een zekere kennis. In de overtuigingen over leren wordt er gezocht naar de waarheid over het leren: hoe wordt er geleerd? Hoe ontwikkelt kennis zich? (Op welke manier kun je kennis leren?)
Welke twee implicaties zijn belangrijk voor een lerarenopleiding om studenten te laten reflecteren op hun eigen kernovertuigingen en perifere overtuigingen?
2. De leercontext moet meer worden gestructureerd, zodat de verfijnde epistemologische opvattingen meer ontwikkelen.
Vygotsky heeft een bepaalde kijk op de invloed van instructie op de ontwikkeling van een kind. Leg in maximaal 3 zinnen uit waarom Vygotsky de vaststaande ontwikkelingsstadia van Piaget verwerpt.
Leg in maximaal 5 zinnen uit wat Vygotsky onder internalisatie verstaat, en hoe internalisatie leren bevordert.
Noem nog één vorm van kennisrepresentatie volgens Bruner en leg deze in maximaal 1 zin uit.
Symbolic representatie: Kennis wordt aan de hand van algemeen bekende symbolen gedeeld/overgebracht.
Leg in maximaal 3 zinnen uit wat Bruner onder ‘learning by discovery’ verstaat
Wat is de visie van het objectivisme?
Benoem drie condities waaronder volgens Bruner ‘learning by discovery’ plaats kan vinden.
Beschrijf in maximaal 3 zinnen per construct wat expectancy en value inhouden in relatie tot motivatie.
Geef een voorbeeld van een situatie waarin motivatie hoog is, gebaseerd op de begrippen expectancy en value.
Wat is de visie van het interpretivisme?
Wat is de definitie van 'leren' volgens Driscoll?
Welke 3 bronnen van vragen stelt het epistemologisch denken zich?
- Welke bronnen van kennis worden er gebruikt?
- welke inhoud van kennis gaat men vanuit?
- welke tradities volgt men?
Welke 4 onderdelen vallen onder het onderdeel kennis volgens het historisch perspectief?
- scepticisme
- realisme
- idealisme
- pragmatisch
Noem een voorbeeld met de boom die valt in het bos, naar voorbeeld uitgelegd door het pragmatisme.
Noem een voorbeeld met de boom die valt in het bos en of deze geluid maakt? Uit gelegd volgens het objectivisme.
Noem een voorbeeld met de boom die valt in het bos en of deze geluid maakt? Uitgelegd volgens het interpretivisme.
Ja en nee, het ligt eraan wat jij geloofd. Moet je erbij zijn of het geluid maakt of kun je aannemen dat het zo is. Kan beide volgens het interpretivisme
Welke gedachte droeg ebbinghaus 1850 - 1909 uit?
Nog steeds de basis voor cognitieve principes
vergeetcurve van hem
Welke gedachte droeg Pavlov 1849 - 1946 uit?
Voorloper behaviorisme
Welke gedachte droeg Thorndike 1874 - 1949 uit?
Associaties leggen door ervaringen en impulsen. Door actie ervaren die positief is wordt herhaald.
vb - drugs geeft een fijn gevoel, doe je nog een keer, daarna dosis verhogen
voorloper van skinner
Welke gedacht droeg de Gestalttheorie uit ( begin 1900)?
inzicht is belangrijk. Je kunt dingen kinderen leren, maar ze moeten zelf het inzicht krijgen.
Uit welke 2 bronnen is de studie naar leren/onderwijs ontstaan?
2) De aard en representatie van de mentale wereld. Meer een experimenteel psychologische benadering.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden