Cognitive and Knowledge Development

1. Nativisme; kon nooit alleen, dacht hij.
2. Empirisme: hij was kritisch ten opzichte van empirisme maar hij vond een compromis tussen nativisme en empirisme (interpreteren)
3. constructivisme: kennisverwerving is proces van continue zelf-constructie

Piagets genetische epistomologie

Werkte een theorie over hoe kinderen kennis van de wereld verzamelen. Deze studie van de genesis/wording van kennis (epistomolgie) leidde tot de naam.

Piaget was erg kritisch op empiricisme, maar niet geheel voor de aanname dat alle kennis is aangeboren. Hij ontwikkelt een visie, interpretevisme, dat een compromis sluit tussen nativism en empiricisme. Hij noemde het interactionisme vanwege de interactie tussen aangeboren eigenschappen en omgeving. Hij noemde het ook constructivisme! Kennis wordt namelijk in ht kind geconstrueerd. Acties van kinderen zijn niet random maar goal-directed gedragsschema’s die schema’s evolueren naarmate kinderen zich ontwikkelen.

Kinderen doorlopen ontwikkelingsfasen die kwalitatieve verschillen in cognitieve vaardigheden representeren van kinderen. Criteria: kwalitatieve verandering in gedrag op cognitief gebied (niet kwantitatief), kinderen doorlopen fasen cultureel invariant op volgorde (regressie niet mogelijk!), iedere fase bevat de vaaridhgeden uit de voorgaande fase, schema’s en operaties formeren een geheel in iedere ontwikkelingsfase. Kinderen van dezelfde leeftijd hoeven niet in dezelfde fase te zitten.

Piaget onderscheidt drie soorten kennis die kinderen verwerven: fysieke, logisch-mathematisch en sociale kennis.

Fysieke kennis, empirische kennis, gaat over objecten in de wereld die verworven worden door perceptuele eigenschappen. Het verwerven van fysieke kennis wordt soms gelijkgesteld aan leren bij Piaget. De ervaringen zorgen voor schema’s. Schema’s zijn passief en leren vindt plaats als nieuwe info aan schema’s wordt toegepast. Cognitie is geworteld in acties, schemata.

Logisch-mathematische kennis gaat verder dan simpele fysieke kennis en niet beschikbaar via percepties van objecten. Het is abstracte kennis en moet ontdekt worden door acties fundamenteel anders dan fysieke kennis. VB is conservatiebegrip. Deze kennis maakt een serie van mentale operaties mogelijk.

Cultuurspecifiek en kan geleerd worden van mensen uit de culterele groep. Acties, of meer interacties met die mensen helpen deze kennis te verwerven.

Blz. 200 samenvatting claims van Piaget en kritieken.

Fasen lijken in verschillende culturen gevonden te worden, maar de leeftijden niet! Vooral de leeftijd van formele operaties (11-etc) kan niet vastgesteld worden. Cognititeve herstructurering tussen fasen blijkt niet stabiel te zijn (regressie dus mogelijk). Kinderen redeneren niet altijd consistent met fase. Kinderen blijken te kunnen profiteren van instructietechnieken en per fase meer te kunnen leren dan Piaget aannam.

1. de leeromgeving moet de activiteiten van het kind ondersteunen
2. de interacties van kinderen met hun peers zijn een belangrijke kracht binnen cognitieve ontwikkeling
3. gebruik instructiestrategieën die kinderen bewust maken van conflicten en onsamenhangendheden in hun denken

• een ontdekkende omgeving
• niet de leerkracht bepaalt maar het kind bepaalt de actie
• geen demonstraties maar zelf uitvoeren om te leren
• kind creëert eigen feedback door eigen acties
• daardoor zijn concreet, manipuleerbare materialen belangrijk
• wel feedback op culturele waarden en sociaal wenselijk gedrag

De fasen zijn: sensimotorische fase (0-2jr), preoperationele (2-7 jr), conreet operationele (7-11), formele fase (11- etc) (blz. 195)

1 Wat zijn de psychologische states die kinderen doorlopen op verschillende punten van hun ontwikkeling?

2 Wat zijn de mechanismen waardoor ze van de ene naar de andere fase gaan?

Theorie van Piaget is veruit de meest complete tot nu toe op dit gebied! Echter sommige stukken zijn compleet en andere niet.

1. Neo-piaget view; mentale structuren, biologische rijping is van belang, automatisme ontwikkelen.
2. componenten analyse; de ontwikkeling van novice tot expert, diverse intelligenties, feedback, automatisme
3. een theoretische benadering; concepten veranderen door te leren, consistent is niet nodig.
4. een nieuwe agenda; we kunnen kinderen sturen, het denken van kinderen is oneindig en gevarieerd en veranderlijk.

1. assimilatie; een nieuw object de blokken.... daar ga ik mee slaan. Dat deed ik ook met de plastic blokken en de knuffel.
2. accommodatie; oei.. met sommige dingen mag je niet slaan. Van mama mag ik niet met houten blokken slaan op de tafel. Ik ga me aanpassen aan de situatie
3. equilibratie; stel je hebt 5 blokjes zo liggen +++++, dat is even veel als

1. Assimilatie = object of waarneming wordt aangepast / ingebed in of aan bestaande schemata.
2. Accommodatie = mentale structuur of schema wordt aangepast.
3. Equilibrium = na assimilatie en accommodatie ontstaat een nieuw inzicht, een nieuw evenwicht. Dit is het belangrijkste van het ontwikkelingsproces en zorgt ervoor dat een kind aan het eind van een fase kan overstappen naar de volgende.