Clientgerichte psychotherapie

37 belangrijke vragen over Clientgerichte psychotherapie

5. Wat wordt er bedoelt met: 'Rogers’ therapiemodel is een universeel model'?

Hij acht het toepasbaar op alle cliëntproblemen en brengt geen differentiatie aan qua psychopathologie en psychotherapeutische benadering.

6. Afhankelijk van het accent op bepaalde processen, zijn er binnen de cliëntgerichte psychotherapie 4 substromingen. Noem deze en hun kernprocessen.

Zie tabel.

7. Het oorspronkelijke Rogeriaanse gedachtengoed is vnl. uitgewerkt in de orthodoxe vleugel, aangeduid als de reflectieve benadering. Waar ligt hier de nadruk op?

De nadruk ligt hier op het verhaal dat iemand over zichzelf maakt om zijn leven te begrijpen, de narratieve constructie van de identiteit.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

8. Cliëntgerichte therapie probeert de persoon in zijn totaliteit te benaderen en ambieert meer te zijn dan alleen klachtenreductie. Welke invloed heeft dit op de positie van de cliënt en waartoe stimuleert deze aanpak de cliënt?

Dit plaatst cliënten minder in een positie van lijdzaam slachtoffer en stimuleert hen tot het ontwikkelen van een groter potentieel van hun mogelijkheden.

10. Wat is er binnen cliëntgerichte therapie nog mogelijk in situaties waar het probleem op zich niet te remediëren is en hoe komt dit?

Er kan nog wel alles gedaan worden om de kwaliteit van leven te maximaliseren. De cliëntgerichte benadering biedt vaak een laatste houvast nadat eerdere behandelingen gericht op de probleemcontext en klachten onvoldoende effect hadden.
Door het bredere doel (de mens in zijn wordingsproces stimuleren), is er ook ruimte voor betekenis en zingeving in situaties waar het probleem op zich niet te remediëren is.

11. Binnen cliëntgerichte psychotherapie wordt het menselijk functioneren opgevat als een complex en dynamisch samenspel van diverse processen. Welke 6 processen?

  1. Lichamelijke processen
  2. Cognitieve processen
  3. Emotionele processen
  4. Relationele processen
  5. Gedragsmatige processen
  6. Existentiële processen

12. Waar verwijst het 'zelf' binnen de cliëntgerichte psychotherapie dus niet naar?

Het zelf verwijst dus niet naar een vaste entiteit of een duidelijk omlijnd object.

13. Groei is dus inherent dialectisch van aard; waartoe dwingt de voortdurende dialectiek de verschillende zelfaspecten?

De voortdurende dialectiek ‘dwingt’ de verschillende zelfaspecten tot evolutie en tot steeds nieuwe constructies van de eigen narratieve identiteit.

14. De dialectisch-constructivistische visie werpt een ander licht op de opvattingen over een mogelijk disfunctioneren. Leg dit uit.

Disfuncties zijn niet toe te schrijven aan één enkel proces, maar kunnen diverse ontstaansgronden hebben: diverse ervaringsaspecten en verwerkingsniveaus worden in rekening gebracht om processtagnaties in al hun complexiteit te kunnen begrijpen.

15. Wanneer doet zich op het meest globale niveau een probleem voor?

Als men niet in staat is om diverse ervaringsaspecten tot een coherent en harmonieus geheel samen te brengen.

17. Een andere bron van disfunctioneren is het onvermogen om contact te maken met lichamelijk gevoelde ervaringen (het weten van het lichaam). Geef hiervan een voorbeeld.

Men is zich bijvoorbeeld niet bewust van de onderhuidse angst.
Andersom kan ook (!): men is zodanig overspoeld door eigen lichamelijke gewaarwordingen, dat er geen contact meer is met lichamelijk gevoelde ervaringen.

18. Hoe wordt PTSS uitgelegd als vorm van disfunctioneren?

Een vorm van disfunctioneren waarbij het lichaam in een permanente alarmtoestand verkeert.

19. Hoe worden ernstige hechtingsstoornissen uitgelegd als een vorm van disfunctioneren?

Bij ernstige hechtingsstoornissen ziet men vaak een onaangepast verlangen of, omgekeerd, een overdreven wantrouwen tav interpersoonlijke nabijheid. Aan de basis ligt een emotioneel schema waarbij anderen gepercipieerd worden als ‘afwezig’ of ‘onvoorspelbaar’.

20. In de cliëntgerichte therapie worden klachten van de cliënt niet geïsoleerd behandeld. Hoe wel?

Steeds in relatie tot het gehele functioneren van de persoon.

21. In de cliëntgerichte therapie gaat de aandacht niet alleen naar het elimineren van pathologische elementen. Waarnaar gaat de aandacht nog meer?

Naar het faciliteren van de gezonde krachten en het realiseren van 'zijnswaarden' zoals goedheid, schoonheid, waarheid en liefde.

24. Hoe kan de processtagnatie 'Vernauwde narratieve constructie van de identiteit' worden aangepakt?

Een open, ontvankelijke en aanvaardende therapeutische dialoog is erop gericht om nieuwe ervaringselementen binnen te brengen en de oorspronkelijke narratieve constructie te verruimen en in proces te brengen. Empathie stelt de therapeut in staat de complexe werkelijkheid van een cliënt te begrijpen. Een niet veroordelende houding (aanvaarding) isessentieel, want oordelen blokkeren de communicatie en laten geen ruimte voor verheldering en verdieping. Echtheid betekent dat de therapeut goed in contact staat met zijn eigen ervaringsproces, zodat eigen problemen niet doorwerken in de therapie.

25. Leg uit waarom mannen en vrouwen moeite hebben met innerlijk luisteren (focussen).

Mannen worden vaak getraind om gevoelens te negeren, in het bijzonder gevoelens die voor zwak doorgaan. Vrouwen zijn voornamelijk geleerd hun eigen gevoelens opzij te zetten en aan gevoelens van anderen voorrang te geven. Het lichaam wordt niet meer gerespecteerd als een bron van wijsheid; voor mannen is het een instrument om te presteren, voor vrouwen dient het om te behagen.

26. Wat is het gevolg van problemen met innerlijk luisteren?

Vervreemding van het lichaam.

27. Ook mensen die juist veel voelen kunnen moeite hebben met innerlijk luisteren. Leg dit uit.

Er zijn mensen die zoveel voelen dat ze verdrinken in een golf van gevoelens; deze cliënten worden overspoeld door emoties of zijn overdreven bezig met lichaamsgewaarwordingen. Er is geen ‘observerend ik’ aanwezig dat zich kan verhouden met wat het lichaam aandraagt. Er bestaan diverse technieken om die innerlijke afstand te creëren.

30. Wat zijn 'disfunctionele emotionele processen'?

Emoties kunnen ontaarden in maladaptieve structuren die te pas en te onpas opduiken. Het emotioneel beleven is dan geen dynamisch proces meer maar een vastgeroeste structuur die zichzelf eindeloos herhaalt.
Het leren onderscheiden van disfunctionele emoties is van cruciaal belang in psychotherapie, omdat ze elk een verschillende aanpak vergen.

32. Wat zijn 'maladaptieve emoties'?

Dit zijn emoties die automatisch worden opgewekt door bepaalde prikkels, zonder dat de persoon de hier-en-nu situatie bewust evalueert. Het zijn in feite aangeleerde emotionele reacties die voortkomen uit vroegere, vaak traumatische ervaringen. Ze worden te pas en te onpas geactiveerd en ze zijn niet afgestemd op de behoeften en vereisten van het moment; op die manier staan ze een adequaat functioneren in de weg.

33. Wat zijn 'secundaire reactieve emoties'?

Secundaire emoties zijn, zoals de term aangeeft, geen directe antwoorden op een situatie in het hier en nu. Het zijn reacties op een primaire adaptieve emotie die om een of andere rede niet toelaatbaar is. Het zijn in feite ‘emoties over emoties’ die bedoeld zijn om de oorspronkelijke emotie te verhullen.
Bijv. angst is geen reactie op reëel gevaar, maar een bezwering van het ontoelaatbare verlangen naar autonomie en individualiteit. Kwaadheid is geen reactie op de aantasting van de persoonlijke integriteit, maar een schild om de eigen kwetsbaarheid te maskeren.

34. Wat zijn 'instrumentele emoties'?

Dit zijn gespeelde emoties die bedoeld zijn om anderen te beïnvloeden of te bewerken. Instrumentele emoties zijn, net als secundaire emoties, geen authentieke responsen die aansluiten bij de huidige situatie. Ze worden geuit om iets van de ander gedaan te krijgen, niet omdat de specifieke situatie erom vraagt. Met ‘krokodillentranen’ probeert men bijv. medelijden op te wekken bij de ander.

35. Wat zijn 'cognitief-affectieve verwerkingsproblemen'? En hoe staan deze ook bekend?

Problemen die te maken hebben met kortsluitingen in het globale synthese-proces waarbij meerdere deelaspecten van het zelf geïntegreerd dienen te worden. Synthesemoeilijkheden staan ook bekend als de ‘innerlijke criticus’ die al naar gelang zijn intensiteit en omvangrijkheid andere zelfaspecten kan bevechten of volledig onderdrukken.

36. Waaraan is de 'innerlijke criticus' te herkennen?

Hoewel de innerlijke criticus zeer veel verschillende verschijningsvormen kan aannemen (o.a. zelfkritiek, zelftwijfel, rationalisaties, relativering, zelfspot) is deze herkenbaar door de stereotype uitdrukkingen, het gebrek aan nuance en de voorspelbaarheid.

Op onvriendelijke, eisende, neerhalende, scherpe, deprimerende toon brengt de innerlijke criticus altijd dezelfde gedachten (‘niemand ziet mij graag’, ‘het gaat toch mislukken’).

37. Hoe kan de innerlijke criticus aangepakt worden?

De therapeut dient de cliënt eerst en vooral te helpen zich te dis identificeren van de innerlijke criticus (dmv herformulering).
Daarna wordt het machtige deel van de persoon verder geëxploreerd.
De cliënt leert te differentiëren in hoeverre zij dat deel nu nog nodig hebben.
Daarop volgt een machtsverschuiving.

38. Wat is de innerlijke criticus vaak?

  • Een overname van een aspect van een belangrijke gezagsfiguur in het leven van cliënt.
  • Een deel dat in het leven werd geroepen om zichzelf te beschermen of te overleven in moeilijke omstandigheden.

39. Wat gebeurt er vaak nadat de innerlijke criticus is aangepakt en de machtsverschuiving heeft plaatsgevonden?

Het deel van de persoon dat werd onderdrukt of afgeremd door de innerlijke criticus is meestal erg kwetsbaar of getraumatiseerd. Als dit opnieuw de overhand krijgt, komen er vaak sterke emoties aan de oppervlakte en vindt er een helingsproces plaats, waarbij afgesplitste delen in de persoonlijkheid geïntegreerd worden.

43. Beschrijf het cognitief-affectieve verwerkingsprobleem 'zelfonderbrekende splitsing'.

Ongezonde vorm van overregulering, die ontstaat doordat een dominant zelfaspect de activering van andere zelfaspecten onderdrukt.

44. Wat is het doel van het aanpakken van de processtagnatie 'vastgeroeste interactiepatronen'?

In de interactionele benadering is de actuele verhoudingswijze tussen cliënt en therapeut het centrale terrein van aandacht en bewerking. Het doel is de cliënt te helpen zich bewust te worden van hoe zijn klachten te maken hebben met zijn typische problematische manier van relaties aangaan, om vervolgens meer vrijheid en variatie te verwerven in zijn interacties.

48. Beschrijf de metacognitieve feedback vorm 'Acomplementair reageren'.

De therapeut doet niet wat vanuit de interactionele positie van de cliënt sociaal voor de hand zou liggen om wel te doen. Door deze acomplementaire of ‘asociale’ respons motiveert de therapeut de cliënt om te gaan reflecteren op wat hij interactioneel aan het ‘doen’ is, welke appèls van zijn interactionele opstellingswijze uitgaan naar anderen.

53. Beschrijf hoe het niveau van lichamelijk existeren verstoord kan zijn.

De meest basale verstoring doet zich voor op het niveau van het lichamelijk existeren: men is afgesplitst van zijn lijfelijk ervaren, men heeft weinig/geen contact met de eigen lichaamsgewaarwordingen, men behandelt het lichaam als een ding, de lichaamscontactfuncties worden dwangmatig onder controle gehouden. Dit laatste doet zich voor bij somatisatiestoornissen.

55. Beschrijf hoe de tijd- en ruimtebeleving verstoord kunnen zijn.

Bij een stoornis in de tijdbeleving ervaart men zijn leven als discontinu; heden, verleden en toekomst zijn niet met elkaar verbonden. Men blijft op een destructieve manier vasthangen aan het verleden (bijv. ptss) men vlucht in een onophoudelijk hier en nu (bijv. verslaving) of men is obsessioneel gericht op de toekomst, krampachtig bezig met het bezweren van de gevaren en risico’s (bijv. obsessief-compulsief gedrag).

56. Beschrijf een verstoring die voortkomt uit de confrontatie met de eindigheid van het bestaan.

Deze confrontatie plaatst de mens voor de moeilijke opdracht om binnen de beperkte tijd op een authentieke manier het leven vorm te geven.
De existentiële angst die hiermee gepaard gaat, tracht men op talloze manieren af te weren. Velen kiezen voor een ‘authentieke’ levenswijze, waarbij ze hun leven vormgeven zoals van hen wordt verwacht. Dit zorgt voor veiligheid en geruststelling. Hiermee gaan ze echter hun eigen verantwoordelijkheid uit de weg.

57. Tot welke conclusie leidt een overzicht van het onderzoek naar behandelresultaten (outcome)?

Een overzicht van het onderzoek naar behandelresultaten (outcome) leidt tot de conclusie dat cliëntgerichte therapie het minstens even goed doet als CGT.

58. Waarmee staat of valt positief behandelresultaat volgens recent effectonderzoek?

Een positief behandelresultaat staat of valt met het ontwikkelen van 'n goede werkrelatie, waarvoor therapeut- en cliëntkenmerken doorslaggevend zijn.

59. Cliëntgerichte therapie heeft zich minder gericht op effectonderzoek en is daardoor in de concurrentiestrijd in een zwakkere positie beland. Welke 3 sterke punten moeten bekendheid krijgen?

  • De cliëntgerichte praktijk werkt kortdurend.
  • Cliëntgerichte therapie is efficiënt voor diverse problematieken.
  • Cliëntgerichte therapie beschikt over 'protocollen' waarin werkwijzen op concreet niveau stapsgewijs beschreven zijn.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo