Alzheimerdementie en fronto-temporale dementie

31 belangrijke vragen over Alzheimerdementie en fronto-temporale dementie

Wat is opvallend aan de associatieve denkstijl van de patiënt in het tweede extract?

  • Verwarring tussen concepten
  • Verminderd vermogen tot associatief denken

Hoe reageert de patiënt op vragen over haar verblijfplaats en huwelijk?

  • Ontwijkende antwoorden
  • Onzekerheid en verwarring

Wat zijn enkele opvallende veranderingen die de patiënt vertoont in het tweede extract?

  • Geheugenverlies voor bepaalde informatie
  • Inconsistentie in antwoorden
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Welke hypothese gaat ervan uit dat het cholinerge systeem belangrijk is voor cognitieve functies en mogelijk is aangetast bij Alzheimer?

  • De cholinerge hypothese stelt dat een aangedaan cholinerge systeem een rol speelt bij Alzheimer.
  • Het cholinerge systeem is belangrijk voor de cognitie.
  • Het systeem is aangetast bij dementie, maar niet noodzakelijk de oorzaak.

Wat suggereren de amyloid-cascade hypothese over de start van de ziekte van Alzheimer?

  • De amyloid-cascade hypothese, het stapelen van amyloid-beta eiwitten.
  • Dit leidt tot de opbouw van tau eiwitten en uiteindelijk tot cognitieve achteruitgang.

Hoe wordt de functionele achteruitgang volgens de amyloid-cascade hypothese in verband gebracht met de ziekte van Alzheimer?

- Functionele defecten zoals cognitieve en motorische functieproblemen leiden tot Alzheimer (AD).

Welke onderdelen van het cholinerge systeem worden weergegeven in de diagram?

  • Het Basal Forebrain en het Brainstem cholinerge systeem worden getoond.
  • Specifieke onderdelen zijn MS, DB, nBM, LDT en PPT.

Welke theorie stelt dat plaques de oorzaak zijn van schade aan hersenstructuren, resulterend in cognitieve achteruitgang en dementie?

  • Amyloid-cascade theorie
  • Plaques veroorzaken schade aan hersenstructuren
  • Leidt tot cognitieve achteruitgang en dementiëel beeld

Wat illustreert de grafiek in relatie tot de amyloid-cascade theorie?

  • Toename van de biomarkermagnitude bij progressie van de ziektefase
  • Toont verschillende biomarkers zoals Aβ, Tau, hersenstructuur, geheugen en klinische functie
  • Stadia variëren van cognitief normaal tot milde cognitieve stoornis (MCI) en dementie

Wat tonen de studies aan over de relatie tussen plaques en cognitieve problemen?

  • Gezonde mensen vertonen soms veel plaques zonder cognitieve problemen.
  • Er is geen directe relatie tussen plaque dichtheid en cognitieve achteruitgang.
  • Medicijnen kunnen plaque opruimen en achteruitgang vertragen, maar hebben bijwerkingen.

Welke veranderingen in het brein en de cognitie treden op in een vroeg stadium van een cognitieve stoornis?

  • Veel schade aan de hippocampus
  • Corticale atrofie in mediale temporaal- en parietalekwab
  • Later atrofie in de frontaalkwab

Welke cognitieve achteruitgang wordt er waargenomen in het vroege stadium van een cognitieve stoornis?

  • Achteruitgang in episodisch en semantisch geheugen
  • Benoemingsstoornissen, afname in woordvlotheid en conversatie
  • Visuoruimtelijke capaciteiten zijn verstoord
  • Executieve functiestoornissen, problemen met aandacht
  • Procedureel geheugen blijft relatief intact

Welke symptomen komen naar voren in de grafiek met betrekking tot gedragsveranderingen voor en na de diagnose van een cognitieve stoornis?

  • Depressie, sociale teruggetrokkenheid, en suïcidale gedachten vóór de diagnose
  • Agitatie, prikkelbaarheid en loopgedrag komen op rond de diagnose
  • Agressie, hallucinaties en stemmingsstoornissen verschijnen na de diagnose

Welke gedragssymptomen zie je volgens deze informatie in de preklinische fase van dementie?

  • Apathie
  • Depressie
  • Angst
  • Irritabiliteit

Welk gedragskenmerk vermindert uiteindelijk in de ernstige fase van dementie?

- Gedragskenmerken nemen af in de ernstige fase van dementie.

Wat zijn de symptomen en bevindingen die hebben geleid tot de diagnose van de ziekte van Alzheimer bij mevrouw B?

  • Geleidelijk progressief verlies van gezichtsvermogen
  • Problemen met identificeren van voorwerpen
  • Visuo-perceptuele stoornissen
  • Executieve disfunctie
  • Bilaterale pariëtale atrofie
  • Abnormaal patroon in hersenvocht

Wat was de MMSE-score van mevrouw B bij het onderzoek?

- Score van 28, binnen normaal bereik

Wat lieten de routine neurologische en laboratoriumonderzoeken zien bij mevrouw B?

- Geen abnormale bevindingen

Welke vermoedelijke diagnose stelde de neuroloog bij mevrouw B?

- Dementie

Wat was de reden voor het vermoeden van de neuroloog van de ziekte van Alzheimer bij mevrouw B?

  • Jonge leeftijd
  • Familiaire geschiedenis van dementie
  • Progressief disfunctioneren in werk

Wat was het resultaat van de lumbaalpunctie bij mevrouw B?

- Abnormaal patroon van biomarkers

Wat was de reactie van de universiteit op de gezondheidssituatie van mevrouw B?

- Ziekteverlof werd verleend

Wat is de leeftijd waarop Early-Onset AD, dominant overgeërfd, meestal begint?

- De aanvang is gewoonlijk tussen 30-60 jaar

Hoe groot is het percentage van gevallen van Early-Onset AD met een dominante overerving?

- Ongeveer 1% van de gevallen

Wat is de oorzaak van Early-Onset Alzheimer's ziekte met dominante overerving?

- Overgeërfde genetische mutaties

Welk percentage van Early-Onset AD gevallen toont een complexe overerving?

- Ongeveer 4% van de gevallen

Wat is het verschil in presentatie tussen vroege en late aanvang van Alzheimer?

  • Presentatie bij vroege aanvang: slechter in geschreven taal, executief functioneren, aandacht, visuospatiale en motorische vaardigheden.
  • Presentatie bij late aanvang: vooral zwakker in episodisch geheugen en visuele benaming confrontatie.

Hoe zijn gedragsproblemen bij Alzheimerpatiënten gerelateerd aan de ernst van dementie?

- Ernst van dementie correleert met meer gedragsproblemen, ook bij vroege aanvang van Alzheimer.

Wat laat de eerste afbeelding zien betreffende cognitieve functies bij jongere en oudere Alzheimerpatiënten?

  • Geheugen jongere AD: 0.10 ± 0.13
  • Visuospatiale functies jongere AD: -0.46 ± 0.19
  • Executieve functies jongere AD: -0.30 ± 0.15
  • Taal jongere AD: -0.10 ± 0.18
  • Aandacht jongere AD: -0.27 ± 0.14
  • Geheugen oudere AD: -0.19 ± 0.13
  • Visuospatiale functies oudere AD: 0.19 ± 0.11
  • Executieve functies oudere AD: 0.16 ± 0.11
  • Taal oudere AD: -0.09 ± 0.14
  • Aandacht oudere AD: 0.20 ± 0.08

Wat toont de tweede afbeelding met betrekking tot gedragssymptomen bij Alzheimer in verband met de ernst van de ziekte?

- Gedragssymptomen nemen toe naarmate de ernst van Alzheimer toeneemt; van mild tot ernstig.

Wat is te zien op de derde afbeelding over amyloïde plaques in de hersenen bij jongere en oudere Alzheimerpatiënten?

  • Hoeveelheid amyloïde plaques varieert per hersengebied bij jongere en oudere AD.
  • Posterieure cingulate vertoont significant verschil tussen jongere en oudere AD.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo