Samenvatting: Psychopathologie Ii
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Psychopathologie II
-
College 1: Inleiding + onderzoek
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 01/01/2016
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is het verschil tussen empathie en identificatie?
Empathie uit zich in het begrijpen wat de patiënt denkt en voelt en het kunnen verplaatsen in de patiënt, zonder de objectiviteit te verliezen. Objectiviteit is een belangrijk element van empathie. Als de psychiater geen objectiviteit heeft en de emoties van de patiënt niet alleen begrijpt maar ook ervaart, heet dit identificatie. -
Leg de begrippen transference en en countertransference uit.
- Transference: de patiënt uit onbewust en misplaatst gedrag en emotionele reacties, die eerder in het leven zijn ontstaan, naar de therapeut.
- Countertransference: de therapeut uit onbewust gedrag of emotionele reacties misplaatst naar de patiënt (en zich zo als het ware gedraagt alsof de patiënt een belangrijk figuur was uit het verleden van de therapeut).
- Transference: de patiënt uit onbewust en misplaatst gedrag en emotionele reacties, die eerder in het leven zijn ontstaan, naar de therapeut.
-
Leg uit wat conatieve functies zijn.
Het zijn psychische functies van het doen:- Psychotische st: Bv. Bizar gedrag
- Depressie: Bv. Lethargie
- Angst: Bv. dwanghandelingen
- Psychotische st: Bv. Bizar gedrag
-
College 2: Rouwstoornis
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 02/01/2016
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is het langdurigste overblijfsel van verlies?
Eenzaamheid. -
Waar gaat het om bij een traumatische rouwstoornis?
Het gaat om het verlies van een naaste onder gewelddadige omstandigheden. -
Wat zijn de drie grootste verschillen tussen een persistente complexe rouwstoornis, PTSS, en depressie?
Bij de persistente complexe rouwstoornis is het gevoel van verlangen het grootst, bij PTSS is angst het meest aanwezig en bij een depressie is er sprake van een depressieve stemming. -
Hoe zit het met het behandeleffect van traumatisch verlies?
Het blijkt dat het effect het minst groot is bij asielzoekers en het grootst bij beroepsgetraumatiseerden zoals het leger. -
College 3: Angst, OC en CGT
Dit is een preview. Er zijn 79 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 03/01/2016
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is de rol van het autonome zenuwstelsel bij angst?
Dit produceert lichamelijke reacties die bij angststoornissen tot verschillende symptomen kan leiden als hart-, spier-, darm- en ademhalingsproblemen. -
Noem de neurotransmitters die van invloed zijn op angst.
- Norepinefrine: slapeloosheid, hyperarousal en paniekaanvallen.
- Serotine: precieze rol niet duidelijk maar verhoogde serotine levels zijn geassocieerd met angst maar ook lage serotine levels met een paniekstoornis.
- GABA: dit is een inhiberende neurotransmitter. GABA vermindert angst.
- Galanine: werkt angst tegen.
- Neuropeptide y: heeft receptoren in de amygdala en heeft effecten op het hormoon CRH- en norepinefrine systeem.
- Norepinefrine: slapeloosheid, hyperarousal en paniekaanvallen.
-
Bij welke stoornissen heeft de HPA-as een andere werking?
PTSD en paniekstoornissen.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden