Behavior therapy

18 belangrijke vragen over Behavior therapy

Waar zijn therapeuten bij gedragstherapie wel en niet geinteresseerd in

niet zo geïnteresseerd in de persoonlijke geschiedenis en identiteitsontwikkelingen van de patiënt.

Wel geïnteresseerd in factoren analyseren die tegenwoordig een rol spelen in het behouden van onvrijwillig gedrag, de symptomen of de mentale stoornis.

Waar of niet waar

Bij gedragstherapie is er altijd een wetenschappelijke view op de toepassing van behandeling

Waar

Waarom zijn de fasen van gedragstherapie intertwined

Omdat sommige herhaald of juist geskipped moeten worden
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat zijn belangrijke vragen om de connectie tussen problemen te checken bij holistische theroie

· Waarom zoekt de patiënt juist nu hulp?
· Wat zijn de kwetsbaarheden van de patiënt?
· Welke eerdere ervaringen lijken verbonden met het probleem?
· Zijn er hoofdissues? (bv lage zelfwaardering, angst voor afwijzing, perfectionisme etc)q

Na de selectie komt een verdere precisie van het probleem, wat is hiervoor nodig

metingen en monitoring assignments thuis. Hoe vaak komt het voor, wanneer, hoelang duurt het etc.
Goede zelf-monitoring levert relevante informatie voor behandelplanning en behandelprogressie

Het is belangrijk om te analyseren waarom bepaalde problemen blijven of terugkomen. Wat is hiervoor van belang?

· Betekenisanalyse (UCS/UCR-analyse) à relevant voor klassieke conditionering
· Functionele analyse (FA-analyse) à relevant voor operante conditionering

In fase 4 is het behandelplan en behandeluitvoering belangrijk. Wat wordt er in deze fase gedaan?

behandeldoelen discussiëren: wat wil je bereiken in hoeveel maanden. Doelen in expliciete termen: ik kan reizen naar Amsterdam voor de zomervakantie. Vervolgens behandeltechnieken introduceren. Evaluatiemomenten afspreken, sessie met een spouse inplannen. Dan plan uitvoeren en de ongoing problemen monitoren (bv wekelijks).

Wat was de vroegere view van klassieke conditionering

associatie tussen CS en UCS resulteerde van min of meer automatische of impliciete leerprocessen. Hogere mentale processen niet betrokken.

Wat is de huidige view van klassieke conditionering

hogere cognitieve processen voor het werven van betekenis. Verhoogde hartslag is bv niet meer de geconditioneerde reactie, maar een indicatie dat de persoon bepaalde kennis heeft over een bepaalde situatie. Iemands gedachten en gevoelens zijn ook acceptabel.

Wat is het verschil tussen hoe er nu naar een UCS gekeken wordt als vroeger

Vroegere view: UCS’s waren psychobiologisch en vaak evulotionair van aard, bv pijn


Huidige view: UCS’s kunnen ook psychologische staten of gevoelens zijn, zoals onzekerheid, oncontroleerbaarheid, isolatie.

Op welke verschillende manieren kunnen de associaties tussen CS en CR geleerd worden

· Door ervaring: bv paniekaanvallen (CR) en drukke winkel (CS)
· Door anderen observeren: iemand zien flauwvallen in een drukke winkel. (model, observational of vicarious learning)
· Door instructie: verbale communicatie, bv als iemand je vertelt dat elke dag mensen ziek worden in een winkelcentrum.

Geef een voorbeeld waarom de associatie tussen CS en CR context specifiek is

Iemand kan wel bang zijn voor hoge hartslag in een winkel, maar niet tijdens het hardlopen (het is hier normaal). Onverklaarbaarheid zorgt dan dus voor angst.

Wat is het verschil tussen sequentieel en referentieel conditioneren

Sequentieel: als iemand voelt dat de CS een CR voorspelt of signaleert dat de CR komt.
· Het winkelcentrum (CS) signaleert dat een paniekaanval (CR) gaat gebeuren.



Referentieel: als de CS een cognitieve representatie (een herinnering) triggert met emoties, gedachten en gedrag (CRs). Deze CR is onmiddellijk geactiveerd.
· Iemand met PTSS kan plotseling een flashback hebben / de situatie herbeleven. Je verwacht het hier niet, maar je herbeleeft de herinnering.

Wat is operant of instrumenteel leren?

een associatie is geleerd tussen bepaald gedrag (R) en een daaropvolgende positieve of negatieve verandering van de situatie (Sr) of consequentie (C).
Het gedrag wordt gecontrolleerd door de consequentie: R-Sr associatie.

Waarom wordt gedrag niet veroorzaakt door de CS bij operant leren

wordt meer of minder vrijwillig omdat de persoon positieve of negatieve veranderingen verwacht van Sr als hij het gedrag uitvoert. > discriminatieve stimulus

Wat zijn de behandel implicaties

Eerst kijken of het probleemgedrag gezien kan worden als klassieke conditionering (respondent) of als operante conditionering (operant). Dan kijken of het probleemgedrag verminderd moet worden, nieuw gedrag geleerd moet worden of beide.
Opletten: het gedrag kan overt (observeerbaar) of covert (onobserveerbaar maar rapporteerbaar door de patiënt) zijn, de gedragsverandering kan overt of covert zijn.

Grafiek klassieke conditionering en operante conditionering

Zie hiernaast

Wat moet een therapeut doen wanneer er een therapeutisch breuk ontstaat

De therapeut moet dan initiatief nemen om de breuk empathisch en niet defensief te onderzoeken.
als het vaker voorkomt, zal de functie voor de patients conflict onderzocht moeten worden

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo