Samenvatting: Radiologie
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Radiologie
-
4 Overige radiologie
Dit is een preview. Er zijn 29 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 4
Laat hier meer flashcards zien -
Hoe ver straling in weefsel kan doordringen, hangt af van:
- Soort materiaal
- Soort straling
- Hoeveelheid meegevoerde energie -
Noem twee nuttige eigenschappen van röntgenstralen
Het doordringend vermogen en het fotografisch effect -
rontgenstralen dringen door alle materialen heen, maar hoe diep de stralen doordringen verschilt. Welke 3 dingen kunnen gebeuren?
- Ongehinderde passage van de rontgenstralen door het lichaam
- Absorptie
- Verstrooiing -
De verzwakking hangt af van drie factoren, welke?
- De dikte van het object
- Het soort weefsel
- De energie-inhoud van de straling -
Waaruit bestaat een conventioneel röntgenapparaat? (4)
- Een röntgenbuis
- Een statief
- Een generator
- Een schakeltafel -
Noem enkel algemene vereisten bij het maken van röntgenfoto's
- Verplicht om loodhandschoenen en loodschorten te dragen
- Het is verplicht om een persoonlijke badge te dragen
- Nooit in de directe bundel komen, ook niet met handschoenen aan
- Bij haperingen direct de dierenarts waarschuwen, niet verder gaan! -
Noem 6 basisregels bij het assisteren bij het maken van röntgenfoto's
- De zieke zijde steeds het dichts bij de film (de plaat)
- Centreer de röntgenbundel op dat deel waar je de afwijking verwacht
- Diafragmeer zo veel mogelijk, dus maak een zo klein mogelijke opname
- Houd een constante buis-filmafstand
- Niet met je handen in de primaire bundel röntgenstralen komen
- Er worden standaard twee opname gemaakt in loodrecht op elkaar staande richtingen -
Benoem van de elleboog 2 standaard opname(n)
AP en ML (loodrecht op elkaar dus) -
Hoe beoordelen we of een foto goed gelukt is?
- De positie van de hond (ligt de hond goed recht?)
- De belichting (is de foto niet te wit of zwart?)
- Het contrast (contrastarm of constratrijk?)
- De scherpte (Is de foto niet bewogen?)
- De centrering (gewenste te onderzoeken mooi in het midden?)
- Artefacten (ontwikkelfouten?) -
De identificatie van een foto word gedefinieerd als het onverbrekelijk en onuitwisbaar aanbrengen van gegevens op de foto, at moet er op staan?
- Naam eigenaar
- Naam/diersoort
- Object (knie, heup etc)
- Opnamedatum
- Opnamerichting
- Instelgegevens apparaat
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden