Uiterste willen
16 belangrijke vragen over Uiterste willen
Welk voorbeeld geeft de commissie omtrent de discussie in de literatuur over het gesloten stelsel van boek 4?
Uit art 4:42 blijkt dat toestemming voor postmortale procreatie niet kan bij uiterste wil terwijl dit wel kan in een onderhands stuk.
Wat wil de commissie toevoegen als zesde modificatie mogelijkheid binnen de wettelijke verdeling en waarom kan dit nu niet?
het uitsluiten van de overdraagbaarheid zonder toestemming van de langstlevende van een vordering op grond van de wettelijke verdeling. Dit is nu niet mogelijk op grond van art 4:45 lid 2
Waarom wil de commissie de uitleg bepaling van art 4:46 lid 1 verruimen door het toevoegen van het woordje "mede"?
Dan kunnen ook andere omstandigheden, mits deze met de vereiste hoge mate van zekerheid vaststaan, bij de uitleg een rol spelen.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Waarom wil de commissie dat de leden 2 en 3 van art 4:46 (uitleg) worden geschrapt?
Het criterium "duidelijk" van lid 2 bevat een hoge mate van willekeur als bv een vergissing van de notaris niet tot onduidelijkheid leidt dan mag met deze vergissing geen rekening worden gehouden.
Bij lid 3 valt niet in de zien dat een vergissing in de aanduiding van een persoon of goed wel kan worden geheeld en andere vergissingen niet.
Wat wil de commissie veranderen aan de regel (art. 4:52) dat een beschikking ten gunste van de ex-echtgenoot komt te vervallen?
De bepaling verruimen zodat hij ook voor samenwoners geldt op de wijze dat de beschikking vervalt als de gemeenschappelijk huishouding beëindigd is, zodat aangeknoopt wordt bij art 4:82
Wat wil de commissie veranderen aan de uitzondering op de bestaaneis van art. 4:56 leden 2 t/m 4?
Dat ook ongeboren afstammelingen van stiefkinderen als verwachter kunnen worden aangewezen.
Wat wil de commissie m.b.t. tot de legitieme veranderen aan art 4:85?
De termijn van 5 jaar waarbinnen de legitimaris zijn rechten moet inroepen pas de laten aanvangen op het moment van kennisneming van overlijden.
Waarom wil de commissie art. 4:63 lid 3 schrappen?
Omdat de bepaling verwarring schept. Verwerpen van het erfdeel betekent niet afstand wordt gedaan van de legitieme. Een beroep op de legitieme kan voor, bij, maar zeker ook nog na een verwerping plaatsvinden.
Wanneer heeft er een geldig beroep op de legitieme plaatsgevonden?
Als dit beroep de erfgenamen heeft bereikt.
Wat wil de commissie veranderen m.b.t. de artt. 4:6 en 4:76 en hoe heet deze figuur in het Duitse recht?
Dat bij de waardebepaling van art. 4:71 geen rekening wordt gehouden met een vruchtgebruik legaat of opschortende voorwaarde in de zin van art. 4:141 (Twee-trapsmaking), zodat een aanvullende legitimaris gevoelsmatig niet dubbelop verkrijgt. Dit heet de "ausser-betracht" regeling.
Wat is een vervelend neveneffect als 1 van de kinderen een inferieure verkrijging aanvaard terwijl een ander kind zich beroept op zijn legitieme?
Dan moet het kind dat aanvaard heeft de legitieme betalen zonder dat hij daarvoor contanten uit de nalatenschap verkrijgt, art 4:87 lid 2.
Welke voorwaarde is verbonden aan de niet opeisbaarheid van de legitieme portie van art 4:82?
Dat de legitieme ten laste (draagplicht) van de langstlevende wordt gebracht
Wat is het nadeel aan een constructie van art 4:82 en 4:87 waarbij men legitimarissen buiten de deur wenst te houden?
De langstlevende krijgt de legitieme op grond van art 4:87 leden 4 t/m 6 nadrukkelijk "privé" aan broek waardoor de legitieme een boedel overschrijdend karakter krijgt, want beneficiaire aanvaarding helpt niet.
Waarom is het een nadeel als de langstlevende de legitieme "privé" aan de broek krijgt?
De erfgenamen van de langstlevende draaien op voor de legitieme van de eerst stervende omdat er dan minder in de nalatenschap zit. Dit klemt nog meer als de langstlevende slechts het vruchtgebruik van de nalatenschap verkrijgt.
Wat is de oplossing van de commissie omtrent problemen bij de toepassing van de artt. 4:82 en 4:87?
Het opnemen van een regeling in de artt 4:72 en 4:73 dat bij erfrechtelijke verkrijgingen waarover men als gevolg van een vruchtgebruik ten behoeve van de langstlevende niet de beschikkingsmacht krijgt of legaten waarvan de opeisbaarheid is uitgesteld ten behoeve van de langstlevende niet inferieur zijn als art. 4:82 of art. 129 Ow werkt.
Wat is de visie van Schols en co m.b.t. de inkortingsvolgorde van art. 4:87 en welke argumenten geven ze daarvoor?
Dat als de legitieme volledig ten laste van de langstlevende wordt gebracht deze niet opeisbaar is en er niet ingekort wordt op andere makingen dan die aan de langstlevende. Argument is dat het niet logisch is dat als niet alles aan de langstlevende vermaakt is er wel ingekort wordt, en als de langstlevende alles verkrijgt opeens niet.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden