Samenvatting: Reader Klinische Psychologie 1A: Theoretische Benaderingen En Persoonlijkheid

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Reader Klinische Psychologie 1a: Theoretische benaderingen en persoonlijkheid

• 2 Thema 2 l Persoonlijkheidsleer

  Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2
  Laat hier meer flashcards zien

• Om welke reden is het van belang om alvorens in te gaan op psychopathologie eerst in te gaan op de persoonlijkheidsleer? Wat bestudeert de persoonlijkheidsleer?

  De persoonlijkheid van mensen heeft grote invloed op de wijze waarop
  zij zich ontwikkelen,
  

  • relaties die zij aangaan;
  • op het functioneren thuis en op het werk en
  • hun mentale gezondheid.

  
  Om deze redenen eerst aandacht besteden aan 
  

  • theorieën over hun persoonlijkheid, 
  • persoonlijkheidseigenschappen en
  • hoe deze tot stand komen en 
  • de wijze waarop die in kaart gebracht kunnen worden.

  
  
  De persoonlijkheidsleer gaat over het bestuderen van de persoonlijkheid: over het bestuderen van gedachten, gevoelens en gedrag van mensen.       

• 2.0 Leerdoelen

  Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.0
  Laat hier meer flashcards zien

• Je bent in staat uit te leggen hoe trekken geidentificeerd worden

  Tekst nog kopieren van betreffende FC

• 2.1.1.2.3 Scientific Functions Served by Trait Constructs

• Trait theorists gebruiken persoonskenmerk constructen om drie wetenschappelijke functies te dienen. Welke drie wetenschappelijke functies zijn dit?

  De drie wetenschappelijke functies voor het gebruik van persoonskenmerk constructen zijn:
  

  1. Beschrijvend (description);
  2. Voorspellend (prediction) en
  3. Verklarend (explanation)

  
  
  Beschrijvend (description)
  
  Alle persoonskenmerk theoristen gebruiken persoonskenmerkconstructen beschrijvend.
  
  De meest theoretici willen niet 1 individu beschrijven, maar een overall beschrijvend scheme waarin iedere en alle personen beschreven kunnen worden.
  
  Aangezien persoonskenmerken verwijzen naar een consistente ervaring en gedrag, is een persoonskenmerken taxanomy (trait taxanomy) een manier om mensen te classificeren obv hun karakteristieken, gemiddelde type van ervaring en actie.

• 2.1.1.2.3.1 Description (beschrijvend)

• Trait theorists gebruiken persoonskenmerk constructen om drie wetenschappelijke functies te dienen. Welke drie wetenschappelijke functies zijn dit?

  1. Beschrijvend (description);
  2. Voorspellend (prediction) en
  3. Verklarend (explanation)

  
  Beschrijvend (description)
  
  Alle persoonskenmerk theoristen gebruiken persoonskenmerkconstructen beschrijvend.
  
  De meest theoretici willen niet 1 individu beschrijven, maar een overall beschrijvend scheme waarin iedere en alle personen beschreven kunnen worden.
  
  Aangezien persoonskenmerken verwijzen naar een consistente ervaring en gedrag, is een persoonskenmerken taxanomy (trait taxanomy) een manier om mensen te classificeren obv hun karakteristieken, gemiddelde type van ervaring en actie.

• 2.1.1.2.3.2 Prediction (voorspellend)

• Trait theorists gebruiken persoonskenmerk constructen om drie wetenschappelijke functies te dienen. Welke drie wetenschappelijke functies zijn dit?

  1. Beschrijvend (description);
  2. Voorspellend (prediction) en
  3. Verklarend (explanation)

  
  
  Voorspellend (prediction)
  
  Metingen van individuele verschillen in persoonskenmerken niveau's voorspellen over het algemeen belangrijke levens uitkomsten.

• 2.1.1.2.3.3 Explanation (verklaring)

  Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1.1.2.3.3
  Laat hier meer flashcards zien

• Trait theorists gebruiken persoonskenmerk constructen om drie wetenschappelijke functies te dienen. Welke drie wetenschappelijke functies zijn dit?

  1. Beschrijvend (description);
  2. Voorspellend (prediction) en
  3. Verklarend (explanation)

  
  
  
  Merk op dat prediction en explanation twee verschillende punten zijn. Darwin bijv. Verklaarde bijvoorbeeld hoe organismen evolueerden door natuurlijke selectie, maar hij het voorspelde niet de voorbij evolutionaire gebeurtenissen. 
  Babyloniers voorstelden astronomische gebeurtenissen zoals eclipsen, maar konden ze niet verklaren (ze hadden geen wetenschappelijk begrip van de reden waarom deze gebeurtenissen plaatsvonden).

• 2.1.1.2.7 The Factor-Analytic Trait Theory of Raymond B. Catell (1905-1998)

  Dit is een preview. Er zijn 6 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1.1.2.7
  Laat hier meer flashcards zien

• Welke drie soorten databronnen over persoonlijkheid gebruikte Catell om de structuur van persoonlijkheid te definieren?

  De vaardigheid-, temperament en dynamische traits worden gezien als 'capturing' de grootste stabiele elementen van een persoonlijkheid.
  
  
  Cattell gebruikte voor zijn analyse 3 soorten databronnen over persoonlijkheid. Op basis hiervan definieerde hij de structuur van persoonlijkheid:
  

  1. L-data: gedrag in alledaagse situaties.
  2. Q-data: zelfrapportage of antwoorden op vragenlijsten.
  3. OT-data: mini gedragssituaties waarin de proefpersoon de relatie tussen het respons en de karaktereigenschap niet kent. Bv: assertiviteit uit zich in verschillende testen.

  
  
  Idealiter werden dezelfde factoren gevonden in alle drie deze datasoorten

• 2.1.1.2.8 The Three-Factor Theory of Hans J. Eysenck (1916-1997)

  Dit is een preview. Er zijn 9 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1.1.2.8
  Laat hier meer flashcards zien

• Is er in de theorie van Eysenck sprake van een biologische basis voor Persoonlijkheidstrekken op de door hem drie onderscheiden trekken? Licht toe deze toe voor psychoticisme?.

  
  Wat er bekend is over de biologische basis voor psychoticisme:
  

  • Er lijkt een genetische associatie te zijn: mannelijkheid: agressiviteit, wat hoger is bij mannen
    
  • en wellicht beïnvloed wordt door testosteronspiegels.
    
  • Hoger scoren op P is gelinkt aan meer dopamine-gebaseerde neurale activiteit. Dopamine is ook gelinkt aan schizofrenie
    

• 2.1.2 Opdracht 2.1.2.

  Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1.2
  Laat hier meer flashcards zien

• Welke voordelen en nadelen kleven aan beide benaderingen?

  Een belangrijk voordeel van de benadering van Allport is dat deze resulteert in een uitgebreide beschrijving van de unieke karakteristieke eigenschappen van een persoon. Een nadeel is dat de benadering zich niet goed leent om gemeenschappelijke kenmerken tussen individuen te onderscheiden.
  
  Het voordeel van de benadering van Eysenck en Cattell is dat een factoranalyse niet afhankelijk is van observaties van theoretici, wat haar objectiever maakt. 
  Een nadeel is echter dat deze benadering geen antwoord geeft op de vraag waarom mensen verschillen.

• 2.1.3 Zelftoets trektheorieen

  Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1.3
  Laat hier meer flashcards zien

• Welke bewering is juist? Eysenck’s ‘superfactors’ zijngebaseerd op empirisch onderzoek.clusters van de zestien factoren van Cattel.sterk gecorreleerd met elkaar.afgeleid met behulp van factoranalyse.

  
  
  
  

  1. gebaseerd op empirisch onderzoek.
  2. clusters van de zestien factoren van Cattel.
  3. sterk gecorreleerd met elkaar.
  4. afgeleid met behulp van factoranalyse.