Experimenteel onderzoek - De empirische cyclus - De toetsingsfase

5 belangrijke vragen over Experimenteel onderzoek - De empirische cyclus - De toetsingsfase

Hoe moet de nulhypothese geformuleerd worden?

Dat is afhankelijk van de opgestelde hypothese. Wordt in de alternatieve hypothese een effect van een bepaalde onderwijsmethode gespecificeerd, dan wordt in de nulhypothese expliciet gemaakt dat er geen effect optreedt; wordt in H1 een verschil tussen condities gespecificeerd, dan wordt in de nulhypothese geen verchil gespecificeerd.

Hoe ziet het beslissingsmodel er stapsgewijs uit?

  1. De alternatieve hypothese of H1 wordt geformuleerd.
  2. Het referentiepunt of de nulhypothese H0 wordt geformuleerd.
  3. De kans wordt berekend op een gegeven steekproefuitkomst.
  4. Er wordt nageegaan of de kans dat de nulhypothese juist is klein genoeg is om deze nulhypothese alsnog te kunnen verwerpen.

Waarvan is de kans op een bètafout afhankelijk?

  1. Het significantieniveau: hoe lager het significantieniveau, des te groter de kans op een bètafout.
  2. De steekproef: hoe kleiner de steekproef, des te groter de kans op een bètafout.
  3. De toestand in werkelijkheid.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wanneer wordt de kans op een bètafout kleiner?

Naarmate de werkelijkheid sterker afwijkt van de onder de nulhypothese gedane voorspelling (er is geen verschil).

Waarom maken we een onderscheid tussen één-en tweezijdige toetsing?

De steekproefuitkomst wijst niet in de door de alternatieve hypothese voorspelde richting.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo