1900. Hoogtij van burgerlijke cultuur (tekst 3) - Intermezzo: hoogtij van het liberalisme

25 belangrijke vragen over 1900. Hoogtij van burgerlijke cultuur (tekst 3) - Intermezzo: hoogtij van het liberalisme

Waarom was de discussie over de inhoud van de troonrede typerend voor de tijd waarin hij werd gehouden?

De liberalen kregen steeds meer macht en wilden zich ontdoen van "overtollige mededelingen". De eerste minister( Pierson) schreef in reactie op verzoek van Wilhelmina om aandacht te besteden aan de land- en zeemacht, dat zij zich tot de gewone werkzaamheden hebben bepaald en dat het de burgerlijke ambtenaren op de gedachte zou kunnen brengen te worden achter gesteld. De militaire prestaties van het Indische leger in Atjeh werden wel benoemd

De liberale kabinetten van 1891-1901 waren zeer etatisch en productief. Op welke 2 gebieden vonden veranderingen plaats?

1. Modernisering van het fiscale stelsel
2. Modernisering van de burgerrechten

Uit welke 2 wetten bestond de modernisering van het fiscale stelsel?

1892 - Vermogensbelasting
1893 - Bedrijfs- en inkomstenbelasting
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Welke wijzigingen in de maatschappij zijn een gevolg van het liberalisme?

  1. Modernisering van het fiscale stelsel
  2. Modernisering van de burgerrechten
  3. Invoering van sociale wetgeving

De vergroting van het ambtenarencorps in tal en taken kan gezien worden als bewijs van uitbreiding van de overheidsinterventie en als teken van de groeiende verwevenheid tussen staat en maatschappij. Wat wordt hier mee bedoeld?

Er kwamen sociale voorzieningen en zekerheden en deze werden ook gehandhaafd. Woningwet. Gezondheidswet. Ongevallenwet. Overleg werknemer/werkgever + handhaving
Daarnaast werd het belastingstelsel gemoderniseerd oa om 1 systeem van heffingen te hebben die op nationale schaal kon worden uitgevoerd.

1. Modernisering van het fiscale stelsel
Vertel meer over de modernisering van het fiscale stelsel

Deze modernisering staat op naam van Pierson, econoom en minister in het 1e liberale  kabinet van Van Tienhoven.

Kern: verschuiving van indirecte belastingen naar belastingen op roerend kapitaal en arbeidsinkomen.

Twee delen:
  1. vermogensbelasting (1892)
  2. bedrijfsbelasting, inclusief het inkomen uit een beroep (1893)

In beide vormen weerspiegelden zich de modernisering van de NL samenleving. Want de industriële sector en de dienstverlening profiteerden meer van de vernieuwing dan de landbouw. En er was ook een gematigde progressie.

Wat waren de 3 motieven achter de de fiscale modernisering?

1. Economisch; bevordering van handel en nijverheid op nationale schaal.
2. Sociaal; afschaffing van tolheffingen en accijnzen waardoor de kosten van levensonderhoud daalde en de volksgezondheid verbeterde.
3. Bestuurlijk; vergroting van de staatsbemoeienis nam het aantal ambtenaren toe. De gestegen personeelskosten konden met deze modernisering gefinancierd worden. (dit was noodzakelijk, omdat de inkomsten uit NL-Indie opdroogde).

Noem drie argumenten voor de modernisering van het fiscale stelsel
(verschuiving van indirecte belastingen naar belastingen op roerend kapitaal en arbeidsinkomen)

  1. Economisch
    Handel en nijverheid konden in het hele land worden bevorderd door een systeem van directe heffingen op nationale schaal, zodat aan de verscheidenheid van plaatselijke tolheffingen en accijnzen een einde kon worden gemaakt.

  2. Sociaal
    De afschaffing van accijnzen leidde tot lagere kosten voor voedsel en daarmee tot een verlaging van de kosten voor levensonderhoud. Dit droeg bij aan een verbetering van de volksgezondheid.

  3. Bestuurlijk
    Hervorming van de staatsinkomsten was nodig, omdat de uitbreiding van de staatsinterventie hogere personeelskosten met zich meebracht.

Welke 3 motieven/ beweegredenen zijn er voor de modernisering van het fiscale stelsel?

Economisch motief: 1 systeem van heffingen maakte een einde aan de verscheidenheid van plaatselijk tolrechten en accijnzen
Sociaal motief: Door afschaffen van voedselaccijnzen werden de kosten van levensonderhoud verlaagd, wat bijdroeg aan de verbetering van de volksgezondheid.
Bestuurlijk motief: Hervorming was noodzakelijk om de kosten die gepaard gingen met de interventies en de personeelskosten onder controle te houden.

Modernisering van de burgerrechten.Welke wetten werden ingevoerd?


1896 - Gedeeltelijk mannelijk kiesrecht
1898 - Afschaffing mogelijkheid om dienstplicht voor vervangers te laten doen
1901 - Leerplicht 6-12 jarigen
1917 - Algemeen mannelijk kiesrecht
1919 - Algemeen kiesrecht

Waarom weerspiegelen de vermogensbelasting en inkomstenbelasting de modernisering van de Nederlandse samenleving

De industriële sector en de dienstverlening profiteerden meer dan de landbouw sector terwijl er ook sprake was van een gematigde progressie waardoor de rijken meer naar draagkracht werden aangeslagen. Dit kun je zien als een uiting van maatschappelijke verantwoordelijkheid van de staat.

Wat werd onder de sociale quaestie verstaan?


Arbeidersvraagstuk speelde vanaf ca 1870 in Nederland.
De slechte arbeids- en levensomstandigheden van arbeiders.
De slechte volksgezondheid
Ontbreken van sociale wetgeving
Weinig tot geen rechten hebbend.


3. Invoering van sociale wetgeving
Welke drie prioriteiten kende de liberale agenda van de sociale politiek rond 1900?  En welke wetten waren het gevolg van deze sociale politiek?

  1. Interventies van de staat tbv volksgezondheid en volkshuisvesting.

    Woningwet, Gezondheidswet in 1901
    3e liberale kabinet van Pierson

  2. Bevordering van regulier overleg tussen werkgevers en werknemers.

    Wet op de Kamers van Arbeid in 1897
    2e liberale kabinet van Roell

  3. De totstandkoming van een verzekering tegen bedrijfsongevallen.

    Veiligheidswet (1895)
    2e liberale kabinet van Roell

    Ongevallenwet (1901)
    Van de C. Lely uit het 3e liberale kabinet Pierson.

Leg uit hoe kiesstelsel is uitgebreid

Er kwam na de val van kabinet Tienhoven over ruzie kiesrecht een voorstel van Minsiter Tak met uitbreiding van kiezers, er kwamen naast belastingbetalers, huurkiezers, spaarkiezers, examenkiezers en arbeiders met een vast dienstverband bij.(alleen mannen)
Daarna  in 1917 algemeen kiesrecht mannen
in 1919 ook kiesrecht vrouwen

De liberale agenda van de sociale politiek werd bepaald door

Interventies van de staat ten behoeve van de volksgezondheid en volkshuisvesting
bevordering van regulier overleg tussen werknemer en werkgever.
totstandkoming van een ongevallenverzekering voor werknemers.

Welke wetten waren het resultaat van de sociale politiek rond 1900? En wat werd er in geregeld?

  1. 1874-Kinderwetje van van Houten - limiteerde de kinderarbeid,  verbod of werk in fabrieken en verwerkings-industrie.
  2. 1901- Woningwet- invloed op de stedelijke planning
  3. 1901 - Gezondheidswet- Inspectiestelstel voor de kwaliteitsborging volksgezondheid
  4. Veiligheidswet - staatstoezicht >10 werknemers
  5. 1901- Ongevallenwet - verplichte verzekering voor bedrijfsongevallen

Wat wordt bedoeld met de Sociale quaestie?

Sinds het neerslaan van de Commune in Parijs was ook in NL de Sociale quaestie op de publieke agenda gekomen. Een van de initiatieven van Van Houten was om de kinderarbeid te verbieden. De omstandigheden van de lagere klasse moest worden verbeterd. Gevolg: sociale wetten. Quaestie behelst dus de erbarmelijke omstandigheden waar het volk zich in bevond.

In welke groepering vond de adel onderdak?

ARP- van Abraham Kuiper
Deze vormden de conservatieven.

Wat was het gevolg van het ontstaan van de sociale wetten en het toezicht daarop voor de politiek?

Er begon een debat te ontstaan, niet meer of de overheid zich moest bemoeien met de bedrijven(aristocraat) en werknemers beschermen(opkomen voor het volk, proletariaat), maar in hoe verre dat moest.

Beschrijf de verschuiving naar het sociaal liberalisme

De generatie liberalen waaronder Van Houten viel was vooral bezig met het bestrijden van de aristocratie.

Later verschoof dit naar sociaal liberalisme waarbij juist het vraagstuk van het proletariaat belangrijk werd. Deze klasse werd steeds groter en de groei van massaproductie deed vermoeden dat dat voorlopig zo zou blijven. De sociaal liberalen waren van mening dat de staat moest ingrijpen wanneer individuen buiten hun eigen schuld niet meer konden werken. Zo werd de staat voor de burger niet alleen een orgaan van beperkende dwang, maar ook een van voorwaarden en kansen.

Hoeveel procent vertegenwoordigde de Adel en het Patriciaat in de 2e kamer en in de bevolking rond 1900?
Wat was het percentage in de 2e kamer in 1913?

20% van de mannelijke bevolking,
60-70% in de 2e kamer, in 1913 pas onder de 50%

Wat is een verschil tussen het Nederlandse liberalisme in de jaren 70 en in de jaren 90 van de 19e eeuw?

Toen in de jaren 90 het debat over de Ongevallenwet werd gevoerd was het niet meer de vraag of het legitiem was dat de overheid zich hier mee bemoeide (legitimiteit van overheidsingrijpen). Het was de vraag waar de grenzen van de bemoeienis lagen. Dit was een groot verschil met de jaren 70 toen ook de vraag of de overheid zich ergens mee mocht bemoeien een rol speelde.

Wanneer ontstond de ARP en wanneer de Liberale Unie? Waardoor ontstond de Liberale Unie pas zo ‘laat’?

1879 ARP,
1885 Liberale Unie als reactie op de ARP, voordien waren de liberalen individuen die sterk konden debatteren door de zwakke weerstand was er geen reden tot verenigen.

Wat was de gedachtengang van de ARP - Abraham Kuiper en wat was hiervan het gevolg voor de arbeiders (1901)?

De politieke soevereiniteit kwam van God. De antithese werd bepleit; confessioneel <> seculier. Hierdoor ontstond een splitsing in de arbeidersklasse en werd de klassenstrijd en arbeiders emancipatie ondermijnd (volgens Troelstra)

Schets de ontwikkeling van het liberalisme van 1870-1900.

1870 - Dynamisch productief liberalisme; Uitweg uit armoede door arbeidszaamheid, rationalitiet en zedelijkheid. Egaliseren door macht parisitaire aristocratie beperken en de onderklasse laten verdwijnen.
1890 - Werkeloosheid niet meer per definitie eigen schuld en jammer dan. Overheid moest ook voorwaarden en kansen scheppen.
1900- sommige sociaal-liberalen worden ‘radicalen’, zij zagen de noodzaak voor gelijke levensvoorwaarden, waarin eenieder zich naar vermogen kon ontwikkelen.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo