Samenvatting: Rechtshandeling En Overeenkomst | 9789013137293 | Wolters Kluwer
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Rechtshandeling en Overeenkomst | 9789013137293 | Wolters Kluwer
-
1 Algemene inleiding
Dit is een preview. Er zijn 30 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
1.2 De rechtshandeling
Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
Laat hier meer flashcards zien -
Waarom is de onderscheiding tussen gerichte en niet-gerichte eenzijdige rechtshandeling van belang?
Voor de totstandkoming van (oftewel: voor de geldigheid van) een gerichte eenzijdige rechtshandeling is vereist dat deze door de wederpartij wordt ontvangen, maar de wederpartij hoeft niet per se in te stemmen met deze rechtshandeling; hij fungeert louter als ontvanger van de verklaring. Denk bijvoorbeeld aan de opzegging van een huur- of arbeidscontract.
Voor de totstandkoming van een niet-gerichte eenzijdige rechtshandeling is noch de instemming van een andere persoon, noch de ontvangst door een bepaalde andere persoon noodzakelijk. Denk bijvoorbeeld aan het maken van een testament en de verwerping of aanvaarding van een erfenis. -
1.3 De (obligatoire) overeenkomst
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.3
Laat hier meer flashcards zien -
Door welke drie grondbeginselen wordt het contractenrecht beheerst?
Contractvrijheid ;Vormvrijheid (consensualisme );Verbindende kracht van de overeenkomst (Pacta sunt servanda ).
Tezamen leiden deze drieprincipes tot het uitgangspunt dat iedere overeenkomst, hoe ook gesloten,rechtens alsverbindend zal worden aangemerkt.
Uiteraard gelden er uitzonderingen op dit uitgangspunt.- Ter zake van contractsvrijheid ligt de grens in art. 3:40 BW;
- Ter zake van vormvrijheid ligt de grens bij de aanhef van art. 3:37 lid 1 BW: 'tenzij anders is bepaald'.
- Ter zake van verbindende kracht ligt de grens bij art. 6:248 lid 2 BW: 'Redelijkheid en billijkheid'.
-
2 Totstandkoming
Dit is een preview. Er zijn 9 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2
Laat hier meer flashcards zien -
2.2.3 De wilsvertrouwensleer
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.2.3
Laat hier meer flashcards zien -
Waarom kun je stellen dat de wilsvertrouwensleer een situationele en rationele leer is?
Omdat je voor de wil en de verklaring niet alleen kijkt naar puur het taalgebruik wat de beide partijen gebruiken voor het sluiten van de overeenkomst, maar ook naar de gedragingen. Begrijpen zij elkaar en bedoelen ze allebei hetzelfde zelfs als de taal wijst op iets anders? Voor de wilsvertrouwensleer is alleen van belang dat ze elkaar begrijpen en hetzelfde bedoelen. -
Wanneer is er sprake van oneigenlijke dwaling?
Wanneer de dwalende een onjuist voorstelling had van zaken. Bijvoorbeeld hij begreep het taalgebruik van de ander verkeerd, hierdoor heeft hij een andere voorstelling van zaken. -
Waar ziet art. 3:34 BW op toe?
Dat een verklaring gemaakt onder een geestelijke stoornis niet overeenstemt met de wil en dat hierdoor geen overeenkomst tot stand gekomen kan zijn. -
2.2.4 De rechtshandeling onder tijdsbepaling of voorwaarde
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.2.4
Laat hier meer flashcards zien -
Wat zijn rechtshandelingen onder tijdsbepaling of een voorwaarde?
Dat zijn bepalingen in overeenkomsten die het laten intreden van een bepaald rechtsgevolg afhankelijk kunnen maken van tijd (denk aan overlijden) of voorwaarde (denk aan bereiken pensioen). Het verschil is dat bij tijd het zeker is dat de voorwaarde intreedt (iedereen gaat dood) en bij voorwaarde niet (niet iedereen bereikt pensioengerechtigde leeftijd).
Een overeenkomst met tijdsbepaling of voorwaarde kan een overeenkomst onder opschortende of ontbindende voorwaarden zijn.
De wet kent hier enkele bijzondere bepalingen voor. Zie art. 6:21-26 (voorwaarde) en art. 6:39-40 (tijd) BW -
Kan zowel de tijdsbepaling als de voorwaarde opschortend of ontbindend zijn?
Ja, bij een opschortende tijdsbepaling/voorwaarde treden de rechtsgevolgen van de rechtshandeling nog niet in, maar doen zij dat met het plaatsvinden van het voorval alsnog.
Een ontbindende tijdsbepaling/voorwaarde treden de rechtsgevolgen onmiddellijk in, maar eindigen zij zodra het voorval plaatsvind. -
Wat is een (zuiver) potestatieve voorwaarde?
De voorwaarde die (geheel) afhankelijk is van de wil van een van de partijen en niet tevens van andere omstandigheden.
Bij duurovereenkomsten (bv: arbeidsovereenkomst) is vaak een beding opgenomen dat een van de partijen of beide partijen het recht geeft de overeenkomst door opzegging eenzijdig te beëindigen. -
Treden de gevolgen van de vervulling van een tijdsbepaling/voorwaarden zonder terugwerkende kracht in?
Ja, voor tijdsbepaling spreekt dat vanzelf, voor de voorwaarde geldt art. 3:38 lid 2.
Ook bij het ontbreken van terugwerkende kracht, geldt hetgeen op grond van de rechtshandeling is gepresteerd, ongedaan moet worden gemaakt. Hiervoor geldt een bijzondere ongedaanmakingsregeling, artikel 6:24. Van onverschuldigde betaling is geen sprake. In het geval van overdracht leidt het in vervulling gaan van de voorwaarde niet tot titelverval en blijft de overdracht geldig. -
Wat is het goederenrechtelijke effect van opschortende voorwaarden?
Een overdracht onder opschortende voorwaarde leidt tot de verkrijging van een voorwaardelijk recht. Het in vervulling gaan van de voorwaarde, doet het recht derhalve ex nunc vervallen, tenzij het intussen in handen van een derde is gekomen, die zich op een derdenbeschermingsbepaling als art. 3:86 kan beroepen.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden