Epitheliale barriere
26 belangrijke vragen over Epitheliale barriere
Wat is de embryonale oorsprong van epitheel?
- Ectoderm: epitheliale bekleding van het buitenoppervlak en zenuwstelsel.
- Endoderm: epitheliale bekleding van het binnen oppervlak wat in contact staat met de buitenwereld (slijmvliezen)
- Mesoderm: mesencyhmale weefsels.
Al het epitheel bestaat dus uit het ectoderm en het endoderm.
Hoe zit de opbouw van epitheel in elkaar?
- Begint als 1-cellaag die in contact staat met de buitenwereld.
- Daarna differentiatie en specialisatie.
Wat vormt het ectodermale epitheel?
- Zweetklieren
- speekselklieren
- traanklier
- mamma
- talgklieren
- cerumen (oorsmeer) klieren
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Wat vormt het endodermale epitheel?
- Cilinderepitheel; meerrijig, trilhaar: grote luchtwegen
- Simpele; eenlagig plaveisel epitheel: aveoli
- Overgangsepitheel (urotheel): urineblaas
- Plaveiselepitheel; meerlagig; niet-verhoornend: mond-keel, oesofagus en vagina
- Cilindrisch epitheel; eenlagig met microvilli; slijmbekercellen: maag-darm kanaal
Endodermale exocriene klieren:
- pancreas
- muceuze kliertjes in tractus digestivus
- muceuze klierjtes in tractus respiratorius
Epitheelcellen in stratum basale staan met hun basale membraan op de lamina basalis.
- Het stratum basale, dat zijn de cellen. De onderste cellaag van het epitheel (is altijd 1 cel laag dik).
- Het staat per definitie op de lamina basalis. (lamina basalis is dus buiten de cel.
- Lamina basalis (in nederlands ook wel) basaal membraan. = niet hetzelfde hoort bij de cel. In engels basement membrane.
Verbindingen tussen individuele cellen hebben ieder een eigen functie, noem deze:
- Tight junction
- (beperkt) paracellulair transport en belemmering van laterale diffusie in de lipide bilaag van apicaal naar basolateraal en vice versa.
- Niet verbonden met cytoskelet.
- Adherens junction
- Verankeren van cellen d.m.v. Cadherine adhesiemoleculen
- Is verbonden met het cytoskelet
- Desmosoom
- Verankeren vana cellen d.m.v desmoglein en desmocollin
- Verbonden met intermediaire filamenten, zoals keratine.
- Gpa junction
- Passage van kleine wateroplosbare moleculen van cel tot cel.
- Verbonden via kanalen die gevormd worden door connexins.
Benoem de functies van cel-matrix verbindingen:
- Focal adhesions
- Binding tussen intracellulaire actinefilamenten en extracellulaire substraten.
- Intracellulair verbonden met actinefilamenten van het cytoskelet.
- Hemidesmosomen
- Binding van de basale cellaag van de epidermis aan de basaal membraan.
- Intracellulaire verbonden met intermediaire filamenten.
Benoem de verbindingen en interacties van transmembraan eiwitten:
- Cadherin
- Homotypische verbinding
- cel-cel adhesie dmv calcium ionen
- Connexin
- In gap junction meestal homotypisch.
- Heterotypische verbindingen komen wel voor.
- 6 connexin moleculen vormen een connexon (half kanaal). 2 connexonen vormen een gap-junction.
- Integrin
- In focal adhesion en hemidesmosoom zujn het altijd heterotypische verbindingen.
- Heeft een signalerende functie
Wat bekleed de epitheliale bekleding dat wordt gevormd uit het ectoderm?
Wat bekleed de epitheliale bekleding dat wordt gevormd uit het endoderm?
Benoem de drie verschillende secretie mechanismen van exocriene klieren.
- Merocrien
- Waterige producten uitscheiden
- Apocrien
- Eiwitrijke producten uitscheiden, hierbij worden blaasjes afgesnoerd van het membraan.
- Holocrien
- Vetrijke producten uitscheiden, na uitscheiding gaat de hele cel verloren.
Wat is het secretie mechanisme van endocriene klieren?
Over de basale membraan uitgescheiden worden, via lamina basalis, uiteindelijk via het endotheel in de bloedbaan.
Welk component kleur je met PAS en PASD kleuring?
Goed te gebruiken om slijm mee aan te tonen.
Opbouw van het maagdarm kanaal
- Epitheliale bekleding (buitenzijde)
- lamina propria (bindweefsellaag)
- mucosa (dunne gladspierweefsel laagje)
- Dikkere laag bindweefsel en grotere spierlagen.
- Serosa, wat verbonden staat met het mesenterium is de binnenste, afsluitende laag.
Hoe werkt de maagzuursecretie bij een pariëtale cel?
- Proton komt vrij bij de splitsing van H2CO2 > gaat naar het lumen waarbij K naar binnen wordt getransporteerd.
- HCO3- komt vrij, gaat naar het haarvat waarbij Cl naar binnen wordt gepompt.
- Uiteindelijk komt het proton vrij met Cl en vormt dus HCl.
Welke cellen liggen aan het oppervlak in de maag
- Slijmnap-epitheel cellen
Welke cellen liggen aan het oppervlak in het duodenum?
- Slijmbeker-epitheel cellen (om de cellen te beschermen)
- enterocyten (> nemen voedingsstoffen op)
- (klieren van brunner)
Benoem de 4 strata van de epidermis. Verklaar waarom onder normale omstandigheden de dode cellen in de hoornlaag niet direct loslaten zodra ze zijn doodgegaan.
Wat is het gereguleerde mechanisme waardoor dode epitheelcellen uiteindelijk wel van de epidermis los raken.
- stratum basale
- stratum spinosum
- straum granulosum
- stratum corneum
Dode cellen in het stratum corneum blijven verbonden door desmosomen.
- Desmosomen worden afgebroken door proteasen die vrijkomen uit de doodgaande cellen van het stratum granulosum.
- Proteaseactiviteit wordt PH-afhankelijk geremd door een protease inhibitor.
Wat is bij benadering de vernieuwingstijd van de epidermis?
Via welk mechanisme wordt door de epidermis uitdroging van de huid tegengegaan? Leg uit hoe en wijs aan waar een waterbarrière wordt gevormd.
De epitheelcellen in stratum spinosum en stratum granulosum vormen niet alleen veel keratinebevattende granula (die als paarse korreltjes in stratum granulosum zichtbaar zijn) maar ook vethoudende lamellar bodies, waarin vooral glycolipiden.
Glycolipiden en vethoudende lamellar bodies worden samen afgezet tegen de plasmamembraan van de doodgaande epitheelcellen. Dus vooral op de overgang van stratum granulosum naar stratum corneum ontstaata een vettige waterbarrière.
Door welke epitheelcellen wordt in het corpus van de maag zuur geproduceerd?
Wat zijn twee hoofdfuncties van maagzuur?
- Maagzuur beschermt tegen micro-organismen
- Maagzuur activeert de omzetting van pepsinogeen. Dit wordt door de chief cellen gevormd. Het zet pepsinogeen om tot actief pepsine en stimuleert de hydrolyse van eiwitten in het voedsel in de maag.
In het antrum zitten epitheelcellen die de factor gastrine produceren:
- Gastrine stimuleert de productie van maagzuur.
De enzymen COX1 en COX2 produceren meerdere factoren waarvan er in het bijzonder één leidt tot stimulering van aanmaak van de met PASD gekleurde stof. Welke factor is dit?
Welke cellen bevatten COX1 en/of COX2?
- De mucopolysachariden vormen slijmlaag waarin bicarbonaat wordt gevangen; de epitheelcel wordt zo tegen het maagzuur beschermd.
- COX-1 is aanwezig in maagepitheelcellen in de fundus en neck regio.
- COX-2 is ook aanwezig in epitheel maar vooral in leukocyten in het bindweefsel.
Het epitheel van de maag is maar 1 cellaag dik. Als bescherming tegen pathogene microorganismen die mogelijk het epitheel binnendringen en doorbreken worden vele factoren door het epitheel én door cellen in het onderliggend bindweefsel geproduceerd. Eén daarvan is lysozym. Wat voor type eiwit is dit en hoe is dit beschermend tegen bacteriën?
- Breekt peptidoglycaan in de celwand van bacteriën af.
- Lysozyme is in het maagdarmkanaal ook sterk aanwezig in Paneth cellen en in macrofagen.
Verklaar de ligging en de structuur van de synaptophysin-positieve cellen die gastrointestinale hormonen produceren.
Welk gastrointestinaal hormoon remt de afgifte en actie van gastrine?
- De cellen zijn doorgaans pyramidaal van vorm en hebben geen of nauwelijks contact met het lumen van de maag.
- De door epitheel geproduceerde gastrointestinale hormonen worden over de basale zijde naar de bloedcirculatie uitgescheiden.
- Somatostatine remt secretie van gastrine.
Wat is de functie van het enzym ‘carbonic anhydrase’ in de parietale epitheelcellen van de maag .
Wat zou de functie van dit enzym in de andere epitheelcellen in de maag kunnen zijn?
- ‘carbonic anhydrase’ in de parietale epitheelcellen van de maag katalyseert de reactie van koolstofdioxide met water tot koolzuur.
- dit zwakke zuur dissocieert gedeeltelijk tot H+ en HCO3-.
- Het bicarbonaat anion wordt tegen chloor anion uitgewisseld.
- Door een ATP-afhankelijke proton/kalium antiporter wordt H+ in het lumen getransporteerd.
- Door een chloorkanaal wordt het chlooranion in het lumen uitgescheiden.
- Vormt samen HCl in het lumen.
Carbonic anhydrase in de andere epitheelcellen in de maag is betrokken bij de vorming van bicarbonaat anion dat in de mucuslaag wordt ‘gevangen’ om het epitheel tegen maagzuur te beschermen.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden