Immuunaacativaatie door endogene en exogene pathogenen
27 belangrijke vragen over Immuunaacativaatie door endogene en exogene pathogenen
Invasieve pathogenen kunnen zich op verschillende locaties in de onderliggende weefsels nestelen. Benoem deze pathogenen:
- Luminale pathogenen
- in de darm lumen (buiten)
- Cytoplasmatische pathogenen
- virussen
- Endosomale pathogenen
- parasieten
- bacteriën
- Extracellulaire pathogenen
- bacteriën
- schimmels
Eosinofiele en basofiele graanaaulocyten bestrijden multicellulaire parasieten. Waarom worden deze niet gewoon gefagocyteerd?
Ze worden nu vernietigd door degranulatie van toxische moleculen door major basic protein (MBP) afkomstig uit de granula van deze granulocyten.
Op welke manier bestrijden neutrofiele granulocyten de extracellulaire bacteriën en schimmels?
- Fagocytose
- Degranulatie: uitstorten van granula waardoor bacteriën buiten de cel worden gedood.
- NET-formatie
- De kern wordt uitgescheiden, waardoor een plakkerig (DNA) web ontstaat waarin pathogenen blijven hangen.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Hoe herkennen de immuuncellen de verschillende klassen van pathogenen?
- Pattern Recognition Receptors
- Toll Like Receptors
Deze receptoren zitten op veel weefsels en ontstekingscellen en kunnen waarnemen van welke klasse een pathogeen afkomstig is.
Macrofagen herkennen pathogenen door hun Pattern Recognition Receptors. Deze receptoren kunnen twee soorten functies hebbben. Benoem deze:
- Fagocytose (endocytose)
- mannose receptor
- Signalering (ontsteking/inflammatie)
- vb TLR-4
De verschillende soorten pathogenen hebben verschillende soorten Toll Like Receptoren waaraan ze binden. Benoem deze voor extracellulaire, endosomale, cytoplasmatische en multi cellulaire pathogenen:
- Extracellulaire pathogenen:
- TLR-4; herkent LPS van gram-negatieve bacteriën.
- (bacterien, schimmels)
- Cytoplasmatische pathogenen:
- Herkennen genetisch materiaal in het cytoplasma
- RIG-1, MDA5, DAI
- virussen
- Endosomale pathogenen:
- TLR7, TLR8, TLR9, TLR3
- binnen in een endosoom: herkennen genetisch materiaal
- bacteriën, virussen
- Multicellulaire paathogenen:
- via molecuul omega-1 glycoprotein
- parasieten
Wat is het doel van het initeren van de Pattern Recognition Receptors?
- productie cytokines
- productie chemokines
Een voorbeeld:
- TLR4 herkent lipolysacharides vaan de bacterie.
- Pro-inflammatoire cytokines IL-1 en TNF-α worden uitgescheiden
- Endotheelcellen worden getriggerd, waardoor neutrofielen vanuit het bloed kunnen treden naar het weefsel toe.
(chemokines leiden de neutrofielen tegen de concentratie gradiënt; migratie)
Benoem de mechanismen van de eerste lijn van verdediging
- Huid
- Slijmvliezen
- Secretieproducten
Benoem de mechanismen van de tweede lijn van verdediging
- Fagocytose
- Ontstekingsreactie (inflammatie)
- Antimicrobiële peptiden
= aangeboren immuniteit
Benoem de mechanismen van de derde lijn van verdediging
- Antigeen specifieke lymfocyten
- B en T cellen
- Antigeen specifieke antilichamen
- Antigeen specifiek geheugen
= adaptieve (verworven) immuniteit
Welke stof scheiden geacativeerde plasma B-cellen uit? En welke functie hebben deze?
Functies:
- Inactivatie van een antigeen
- pathogenen neutraliseren voor versterkende werking op fagocytose:
- samenklonteren (agglutinatie)
- Neerslaan (precipitatie)
- Fixatie en activatie van een antigeen.
- Werking van fagocytose vergroten met behulp van complementeiwitten.
- Leidt tot cel lysis
Wat is het begrip voor het onvermogen om immunoglobulinen te maken?
Benoem de 5 verschillende klassen/isotypen van antilichamen.
- IgG
- Komen voor op pas gevormde B-cellen
- Zijn klein en kunnen gemakkelijk door weefsel bewegen. (monomeer)
- IgD
- Target locaties: BCR naïeve cellen
- monomeer
- IgE
- Komen voor bij oppervlaktes als huid en darm.
- Target locaties: mestcellen en basofielen (allergische reacties)
- monomeer
- IgA
- Worden geproduceerd in de slijmvliezen (vroege barrière)
- dimeer, verbonden door J-keten
- IgM
- Komen voornamelijk voor in het bloed.
- pentameer
Waar worden T cellen aangemaakt?
Vervolgens worden ze via het bloed naar lymfoide organen vervoerd. Zij plaatsen zich in gebieden rondom de met B-cel gevulde follikels.
Welke receptoren bevinden zich op de T-lymfocyten?
- Unieke antigeen receptor
- Bevat 1 antigeen bindingsplaats.
- Herkent een lineaire peptide van +- 10 aminozuren, en alleen wanneer het gepresenteerd wordt door MHC.
- Focus ligt op eiwitten
- Bestaat uit een alfa keten en een beta keten.
- Is altijd membraan gebonden.
Er zijn twee verschillende MHC klasse moleculen, benoem deze en hun verschillen.
- Klasse 1 MHC moleculen
- presenteren antigenen van intracellulaire pathogenen.
- binden aan de peptiden.
- CD8 Cytotoxische T cellen
- Komen tot expressie op bijna iedere cel.
- Klasse 2 MHC moleculen
- presenteren antigenen van extracellulaire pathogenen.
- binden bij de endosomen aan de peptiden
- CD4 T helper cellen
- Komen alleen tot expressie op antigeen presenterende cellen.
Benoem de eigenschappen van een T helper cel
- Herkent antigenen die gepresenteerd worden door MHC-2 (beschermt tegen extracellulaire infectie.
- Brengt de T-cel co-receptor CD4+ tot expressie.
- Biedt hulp aan weefselmacrofagen en verbetert zo het vermogen om te fagocyteren en cytokines en chemokines uit te scheiden.
- Biedt hulp aan B-cellen en cytotoxische T cellen
Benoem de eigenschappen van een cytotoxische T cel
- Herkent antigenen die gepresenteerd worden door klasse 1 MHC moleculen (beschermt intracellulaire infectie)
- Brengt de Tcel co-receptor CD8 tot expressie.
- Belangrijkste functie om cellen te doden die met een intracellulair pathogeen zijn geïnfecteerd.
Antigeen-presenterende cellen breken eiwitten af tot peptiden en presenteren die in MHC-moleculen. Hoe beloopt het pad van zo'n intracellulaire pathogeen?
- Afbrak van een intracellulair antigeen in het cytosol, door een proteasoom;
- Afbraak producten worden getransporteerd naar het ER viaaTAP transporter.
- Peptide wordt in het ER gekoppeld aan MHC-1
- Binding vaan CLIP voorkomt dat ze op MHC-2 binden.
- MHC-1 transporteert het peptide naar het celoppervlak (via golgi)
- MHC-1 presenteert het antigeen op zijn oppevlak
- Co-receptor CD8 bindt aan MHC-1
Antigeen-presenterende cellen breken eiwitten af tot peptiden en presenteren die in MHC-moleculen. Hoe beloopt het pad van zo'n extracellulaire pathogeen?
- Fagocytose
- Pathogeen omringd door een endosoom
- Endosoom en lysosoom fuseren
- Lysosomale eiwitten breken het pathogeen af.
- MHC-2 migreert naar het endosoom en bindt peptiden
- MHC2 transporteert peptide naar het celoppervlak
- MHC-2 presenteert het antigeen op het celoppervlak;
- Co-receptor CD4+ bindt aan het MHC-2
Deze komen niet in het ER terecht, kunnen daarom niet op MHC-1 komen.
Hoe weten de T cellen (in de lymfeknoop) om wat voor een soort pathogeen het gaat die de perifere cellen binnentreden/infecteren?
Zij pikken het gevaar op in de perifere weefsels, en hebben vervolgens de capaciteit om te migreren naar de lymfe knoop.
Dendritische cellen induceren de adaptieve immuniteit door activatie van naïeve T-cellen. Benoem de 4 signalen die Tcellen ontvangen van DC cellen:
- TCR getriggerd worden door MHC-peptidecomplex;
- Bevestiging van het signaal door co-stimulatie van de naïeve T-cellen door CD28 en B7/CD86 op de DC cel.
- Dit zorgt voor klonale expansie.
- Polarisatie van de T-cel respons. PRR's activeren dendritische cellen in weefsel door productie van T-cel polariserende mediatoren.
- Weefsel specifieke factoren van DC cellen reguleren homing van effector T cellen naar de juiste plaats van infectie.
Waarom zijn de T effector cellen ook nodig voor het B-cel respons?
Maar soms moet een B cel een isotype switch maken. Dit gebeurt onder invloed van cytokines van de helper T cellen:
- variabel domein identiek, specificiteit blijft hetzelfde (antigeen herkennen verandert niet)
- Constant domein vervangen, staart veranderen = isotype switch.
Het ‘bare lymphocyte syndrome type I’ (BLS-I) is een recessief genetische aandoening, waarbij mutaties leiden tot expressie van niet-functionele TAP-eiwitten (TAP = Transporter associated with Antigen Processing). TAP1 en TAP2 vormen samen de TAP-transporter, een heterodimeer molecuul dat ervoor zorgt dat peptiden van endogene eiwitten, die in het cytoplasma zijn afgebroken, naar het ruwe endoplasmatisch reticulum worden getransporteerd.
Hebben patiënten met BLS-I wel of geen problemen met de antigeen-specifieke afweer tegen virussen?
grotendeels afwezigheid van MHC I peptide belading in het ER en er dus problemen zijn met hun anitvirale afweer.
Echter deze patiënten presenteren zich niet met enorme viral infecties omdat de
NK cellen en B cel responsen normaal zijn.
Blijkbaar hebben deze cellen een dominante rol in de response tegen virussen.
Hebben patiënten met BLS-I wel of geen problemen met de antigeen-specifieke afweer tegen (extracellulaire) bacteriën? Leg uit waarom wel of niet.
In welke vorm worden antigenen door antilichamen herkend?
X-linked agammaglobulinemia is een levensbedreigende immuunziekte. Welke mutatie hebben patienten met deze ziekte?
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden