Samenvatting: Rekenmaar Deel 1 Wetenschapsfilosofie
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van RekenMaar deel 1 Wetenschapsfilosofie
-
1 Introductie in de Wetenschapsfilosofie
Dit is een preview. Er zijn 33 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Op welke manieren kan een bedrijf eigendom zijn van een ander bedrijf?
- partnerschap
- coöperatie
- beursgenoteerde onderneming
- staatseigendom
- familiebedrijf
- stichting -
Wat houdt het in als een bedrijf beursgenoteerd is?
Dat er met de waardepapieren gehandeld mag worden -
Waarop richtte Ghoshal zich? Wat concludeerde hij?
Hij richtte zich op matrix structuren binnen multinationals. Ghoshal benadrukte dat wetenschappers theorieën creëren, waarna mensen zich naar deze theorieën gaan gedragen. -
Welke 2 oorzaken noemt Ghoshal voor het economisch falen van begin deze eeuw?
- het negatieve beeld van economische theorie
- de schijn van absolute kennis binnen het management -
Wat houdt het negatieve beeld van economische theorie in?
Er heerst een negatief beeld omtrent managers. Deze zouden enkel uit eigenbelang handelen en niet uit het belang van de onderneming en aandeelhouders -
Welke 2 theorieën zorgen voor het negatieve beeld omtrent managers?
- De economische theorie
- De agency theorie -
Wat is de economische theorie van de mens?
Deze theorie stelt dat mensen hun eigen voorkeuren kennen en volledig ten gunste daarvan zullen handelen. Deze theorie geeft aan dat mensen alleen voor hun eigen welvaart werk willen verrichten. -
Wat is het probleem bij het principaal-agent probleem?
Dat de principaal het doel heeft de onderneming te laten groeien, maar de agent heeft persoonlijke doelen -
Welke 2 filosofische stromingen maken duidelijk waarom absolute kennis niet mogelijk is?
Positivisme en determinisme -
Wat beweert het positivisme?
Deze stroming beweert dat alle kennis gebaseerd moet zijn op feiten en zintuiglijke waarnemingen. Deze waarnemingen bepalen of iets waar of niet waar is.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden