Zoo eigenzinnig in zyne verkiezingen': Rembrandt in de ogen van tijdgenoten, 1630-1730
9 belangrijke vragen over Zoo eigenzinnig in zyne verkiezingen': Rembrandt in de ogen van tijdgenoten, 1630-1730
Constantijn Huygens schrijft in zijn biografie (circa 1629-1631) tamelijk uitvoerig over Rembrandt. Weststeijn geeft aan dat men voorzichtig moet omgaan met Huygens als bron. Wat is er op Huygens aan te merken?
Leg met gebruikmaking van de term 'kenlijkheid' uit hoe Ernst van de Wetering aan de hand van Van Hoogstraten uitlegt, hoe Rembrandt de toeschouwer wist te overtuigen.
Weststeijn doet het voorkomen dat het weergeven van emoties voor Van Hoogstraten 9 jaar na Rembrandts dood, het belangrijkste criterium was voor het beoordelen van een kunstenaar. Uit Huygens dagboek blijkt dat Rubens echter een grotere meester was dan de jonge Rembrandt. Uit dit dagboek blijkt dat voor Rubens andere criteria golden. Wat waren volgens Huygens Rubens' belangrijkste kwaliteiten?
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Joachim von Sandrart (1675), Andries Pels (1681) en Arnold Houbraken (1718-1721) hadden flinke kritiek op Rembrandt. Rembrandt hield zich, volgens hen, niet aan de geldende kunstregels.
Beredeneer aan de hand van wat Weststeijn schrijft, waarom met name Von Sandrart zo kritisch is. Betrek ook de titel van diens traktaat.
Ook Gerard de Lairesse had in zijn traktaat, Het Groot schilderboek (1707) grote kritiek op Rembrandt. Te allen tijde moest worden vermeden dat het relief van de verf zichtbaar was.
Ook Arnoud Houbraken had kritiek op Rembrandts pasteuze manier van schilderen. Zijn kritiek op Rembrandt ging nog een stap verder dan die van De Lairesse. In welk opzicht?
Weststeijn laat bij de meeste auteurs achterwege om de achterliggende bedoelingen van de bronnen te achterhalen, terwijl de beweegredenen toch vaak duidelijk zouden kunnen maken waarom bepaalde schrijvers zeggen wat ze zeggen.
Welk hoger doel kunt u uit het volgende uittreksel uit de door Van Hoogstraten geschreven inleiding opmaken?
Weststeijn brengt het feit dat Rembrandt veel van zijn schilderijen signeerde met zijn voornaam in verband met zijn Bataafse origine. Hij maakt dit echter niet aannemelijk.
Er is een simpelere verklaring voor het feit dat Rembrandt met zijn voornaam signeerde. Hij kan hierin heel goed een aantal illustere voorbeelden hebben gevolgd. 4 van hen worden in Weststeijns hoofdstuk genoemd. Welke kunstenaars zijn dat en uit welk land waren ze alle vier afkomstig? Welke in zijn conclusie naar voren gebrachte stelling zou dit ontkrachten?
Echter de bewering dat Weststeijn niet aannemelijk maakt dat Rembrandt en zijn tijdgenoten zich niet bewust waren van de Germaanse betekenis van de naam, kan zo stellig niet verdedigd worden. Weststeijn verwijst naar 2 achtergrondpublicaties
Rembrandt legde een grote verzameling encyclopedische kunst- en natuurvoorwerpen aan om deze te gebruiken voor zijn schilderijen. In de kadertekst wordt nog een ander aspect genoemd. Welk aspect is dit? En met welk aspect van Rembrandts self-fashioning lijkt dit moeilijk te verenigen?
Het werk van Caravaggio en Rembrandt wordt op 2 vergelijkbare punten gekarakteriseerd in de vroege kunstliteratuur. Welke?
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden