Cellen, weefsels en structuur van het lichaam - Weefsels

28 belangrijke vragen over Cellen, weefsels en structuur van het lichaam - Weefsels

De kenmerken van Eenlagig epitheel

  • Enkele laag identieke cellen
  • bekleedt oppervlakten voor excretie, secretie of absorptie
  • hoe actiever het weefsel, hoe hoger de cellen

Benoem de kenmerken van Plaveisel epitheel

  1. Plaveisel epitheel (squameus epitheel)
    • enkele laag platte cellen dicht tegen elkaar aan
    • vormen een dun glad membraam
    • maakt diffusie mogelijk
    • Voering voor:
      • Endocardium (hart)
      • Endotheel (binnenste bekleding van bloed- en lymfevaten)
      • Alveoli in de longen
      • Verzamelleidingen van nefronen in nieren

Benoem de kenmerken van Kubisch epitheel

- kubusvormige cellen, dicht opeen op een basale membraam
- Kubisch epitheel is actief betrokken bij secretie en absorptie en excretie.
- komt voor in niertubuli, bepaalde klieren
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Benoem de kenmerken van Cilinder epitheel

  • Enkele laag rechthoekige cellen op basale membraam
  • Het bekleedt veel organen en heeft vaak aanpassingen; cilindrisch epitheel van de dunne darm heeft microvilli terwijl de maag een ongebonden oppervlak heeft.

Wat is het meerlagig plaveiselepitheel en welke soorten zijn er?

Enkele lagen cellen. Onderste vooral cilindrisch, maar verder naar de oppervlakte worden ze platter.
Verhoornend plaveiselepitheel:
- komt voor aan de droge oppervlakken onderhevig aan slijtage (huis, haren, nagels.
- bovenste laag (dode epitheelcellen) hebben hun nuclei verloren en hebben keratine. Dit geeft een bescherming tegen uitdroging.
- via de onderkant wordt de oppervlakkige huid steeds vernieuwd.
Niet-verhoornend plaveiselepitheel
- komt voor aan vochtige oppervlakten die onderhevig zijn aan slijtage.  (bindvliezen van ogen, vagina, mond, keel, slokdarm)
- ze worden beschermd tegen uitdroging.

Bindweefselcellen ondersteunen het gespecialiseerde weefsel in organen. (behalve in het bloed). Welke celtypen zijn er?

  1. Fibroblasten
  2. Vetcellen
  3. Macrofagen
  4. Leukocyten
  5. Mestcellen

Beschrijf fibroblasten en welk weefsel ondersteunen zij

  • Grote cellen met onregelmatige uitsteeksels
  • Ze maken collageenweefsels (zeer actief weefsel) en of elastische vezels en extracellulaire substantie (matrix).
  • Ze zijn betrokken bij wondgenezing.
    • wondranden verbinden
    • granulatieweefsel aanmaken na weefseldestructie

Beschrijf vetcellen en welk weefsel ondersteunen zij

  • Adipocyten
  • komen voor in meerdere weefsels, maar vooral vetweefsel
  • ze varieeren van vorm en grootte afhankelijk van de hoeveelheid vet die ze bevatten.

Beschrijf Macrofagen en welk weefsel ondersteunen zij?

  • Grote cellen met onregelmatige vorm en veel granula in het cytoplasma
  • Sommige zitten vast aan de vezels van het bindweefsel, andere zijn in beweging.
  • Belangrijk voor afweer: ze fagocyteren (omsluiten en verteren celresten, bacterien en andere vreemde lichamen)

Beschrijf Leukocyten en welk weefsel ondersteunen zij?

  • Witte bloedcellen
  • Komen in kleine hoeveelheden voor in gezond weefsel
  • bij infectie migreren neutrofielen in grote aantallen naar de infectie plaats.
  • Ze spelen grote rol bij de afweer van weefsels

Beschrijf mestcellen en welk weefsel ondersteunen zij?

  • Zitten in losmazig bindweefsel, onder het kapsel van bepaalde organen (lever, milt, aantal rondom bloedvaten)
  • hun cytoplasma is gevuld met granula die heparine, histamine en andere stoffen bevatten die vrijkomen (degranulatie) bij celschade door ziekte of letsel.

Hoe ziet losmazig bindweefsel eruit en wat doet het?

Dit komt het meest voor in het lichaam. Matrix is niet erg solide, veel fibrolasten, wat vetcellen, mestcellen en macrofagen. Ze liggen ver uiteen met daartussen elastische en collagene vezels. Het zorgt voor elasticiteit en spankracht. Het verbindt en ondersteunt andere weefsels.

Welke weefsels verbindt en ondersteunt losmazig bindweefsel?

  1. Onder de huid
  2. tussen de spieren
  3. ondersteuning van bloedvaten en zenuwen
  4. in het spijsverteringskanaal
  5. ondersteuning voor secretoire cellen in klieren

Beschrijf de twee soorten van adipeus weefsel (vet)

  • Univacuolair (wit)
    • 20-25% van lichaamsgewicht normale BMI
    • Het scheidt het hormoon Leptin
    • Ondersteunen de nieren en oogballen
    • Werkt als isolatie en energievoorraad in spiervezels en onder de huid
  • Plurivacuolair (bruin)
    • Aanwezig bij pasgeborenen. Klein beetje bij volwassenen
    • uitgebreider capillair netwerk dan bij wit-vet
    • Geeft minder energie, maar veel warmte.
    • Het helpt temperatuur te reguleren.

Geeft de kenmerken van reticulair weefsel

  • Niet erg dichte matrix met fijn vertakte reticulinevezels
  • Het is een bindweefsel
  • bevat monocyten en lymfocyten (reticulaire cellen en witte bloedcellen).
  • Komt voor in de lymfeklieren en alle organen van het lymfoide systeem

Beschrijf de twee soorten vaste bindweefsels

1. Fibreus bindweefsel
  • Dicht opeensgepakte bundels collagene vezels, weinig matrix.
  • Fibrocyten in rijen tussen vezelsbundels
  • Het komt voor in:
    • ligamenten, binden beenderen samen
    • periost, buitenste beschermlaat van beenderen
    • als buitenste beschermlaag van bepaalde organen zoals nieren, lymfeklieren en hersenen
    • spierfascie, loopt voorbij de spier als pees en hecht aan het been.
2. Elastisch bindweefsel
  • Veel rek en veerkracht
  • Weinig cellen, matrix bevat veel elastische vezels van fibroblasten
  • Komt voor in organen waar rek en vormverandering plaatsvindt: grote bloedvaten, luchtpijp, bronchie, etc

Geef de kenmerken van kraakbeen en de drie soorten

  • Steviger dan ander bindweefsel
  • de chondrocyten (cellen) zijn schaars en omgeven door verstevigde matrix met collagene en elastische vezels
  1. Hyalien kraakbeen
  2. Fibreus kraakbeen
  3. Elastisch kraakbeen

Beschrijf de structuur, functie en waar het voorkomt van Hyalien kraakbeen.

Hyalienkraakbeen
  • Glad, blauwwit weefsel.
  • Chondrocyten liggen in lacunes bijeen.
  • Matrix is glad en dik
  • Geeft flexibiliteit, steun en glad bewegingsoppervlak voor gewrichten
  • Komt voor in:
    • uiteinden van lange beenderen die gewrichten vormen
    • ribkraakbeen waarmee ribben aan het borstbeen vastzitten
    • onderdeel van de larynx, trachea en bronchie

Beschrijf de structuur, functie en waar het voorkomt van fibreus  kraakbeen.

  • Dichte massa's witte collageenvezels
  • Matrix is glad en dik
  • Chondrycyten liggen wijd verspreid
  • Sterk, flexibel steunweefsel
  • Komt voor in:
    • als stootkussen tussenwervellichamen; tussenwervelschijf (discus intervertebralis)
    • tussen gewrichtsvlakken van het kniegewricht; meniscus
    • rand van het benige heupkom en schoudergewricht--> kommen worden dieper zonder bewegingsbeperking.

Beschrijf de structuur, functie en waar het voorkomt van elastisch kraakbeen.

  • Gele elastische vezels in solide matrix
  • Chondrocyten liggen tussen de vezels
  • geeft steun en vormbehoud
  • komt voor in:
    • oorschelp
    • oorlel
    • strottenhoofd
    • gedeelte van de tunica media van de bloedvaten

Wat is spierweefsel en welke drie soorten zijn er?

  • Kan samentrekken en ontspannen - beweging mogelijk - dit vereist bloedtoevoer voor genoeg zuurstof, calcium en voedingsstoffen en afvoer van de afvalstoffen.
  • Drie soorten contraciele cellen- spiervezels:
    • skeletspiercellen / dwarsgestreepte spiercellen
    • gladde spiercellen
    • hartspiercellen
  • Drie soorten spierweefsel:
    • Skeletspierweefsel
    • Gladde spierweefsel
    • Hartspierweefsel

Beschrijf de structuur, functie en waar het voorkomt van skeletspierweefsel

  • Bevat dwarsgestreepte spiercellen en willekeurig spierweefsel
  • Staat onder controle van het bewustzijn. Soms ook onbewust zijn
  • De vezels zijn cilindervormig en tot 35 cm lang
  • de contractie van de spier wordt gestimuleerd door motorische zenuwimpulsen.

Beschrijf de structuur, functie en waar het voorkomt van Gladde spierweefsel

  • Ook wel visceraal. Niet dwars gestreept of onwillekeurig
  • Cellen zien er spoelvormig uit met een centrale kern
  • Staat niet onder controle van het bewustzijn
  • Kan uit zichzelf samentrekkingen initieren.
  • Autonome zenuwimpulsen, bepaalde hormonen en plaatselijke metabolieten stimuleren ook contractie
  • Er is altijd een bepaalde tonus (spierspanning).
  • gladde spiercellen zijn slechts voor korte periodes ontspannen
  • contractie is langer en langzamer dan bij skeletweefsel
  • komt voor in wanden van holle organen
    • reguleert diameter van bloedvaten en gedeelten van ademwegen
    • stuwt inhoud van ureters, kliergangen of spijsverteringskanaal voort
    • scheidt inhoud van blaad en baarmoeder

Beschrijf de structuur, functie en waar het voorkomt van hartspierweefsel

  • Komt alleen voor in de hartwand
  • Niet in bewuste controle, maar wel dwarsgestreept
  • Elke spiercel heeft een kern en een of meerdere vertakkingen - deze staan in contact met naastliggende cellen. - deze intercalaire schrijven geven iets dikkere strepen - weefsel lijkt op spierblad
  • Bij samentrekking van het hart verspreidt er een contractiegolf naar alle intercalaire schijven. Zo hoeven alle cellen niet los van elkaar geprikkeld te worden.
  • Heeft intrinsieke pacemakers - het kloppen wordt gecoordineerd zonder externe zenuwstimulatie.
  • De snelheid van het hart wordt wel gestimuleerd door andere factoren in het lichaam

Welke soorten zenuwweefsels zijn er?

  1. Exciteerbare cellen - neuronen - initieren, ontvangen, geleiden en dragen informatie over
  2. niet-exciteerbare cellen - gliacellen - ondersteunen de neuronen

In welke drie soorten zijn weefsels die regenereren verdeeld?

  1. Weefsel waarin celreplicatie een continu proces is
    • Epitheelcellen - huid, slijmvliezen, klieren, reticulair bindweefsel
  2. Weefsel kan zich kan repliceren maar niet waar doet
    • cellen van lever, niet, fibroblasten en gladde spiercellen
  3. Cellen die niet kunnen repliceren
    • Neuronen, skelet- en hartspiercellen
    • beschadigdweefsel kan niet worden vervangen

Beschrijf de vormen en belangrijkste soorten van epitheliale membranen

  • Bladen van epitheel en steunweefsel
  • Bekleding voor interne holten en structuren
  • bekendste zijn;
    • slijmvliezen
    • weivliezen
    • huid

Wat zijn synoviale membramen?

Bekleding tegen gewrichtsholte en banden die anders beschadigen tegen de beenderen.
Ze bestaan uit losmazig bindweefsel en elastische vezels.
Het membraam scheidt heldere klrevrige olieachtige synoviale vloeistof af die de gewrichten smeert en voedt.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo