Midterm vragen Canvas
25 belangrijke vragen over Midterm vragen Canvas
Het "double advantage model" is een voorbeeld van: actieve gen omgeving correlatie, passieve gen-omgeving correlatie, gen-omgeving interactie OF evocatieve gen-omgeving correlatie
Ons gedrag heeft wel/geen invloed op onze DNA-sequentie. Het heeft wel/geen invloed op de manier waarop DNA wordt getranscribeerd: doet niet/doet niet, doet niet/doet wel, doet wel/doet wel, doet wel/doet niet
Het differentiële gevoeligheidsmodel stelt voor dat individuen variëren in hun reactievermogen op: negatieve omgevingsinvloeden, stress in de omgeving, positieve omgevingsinvloeden OF positieve en negatieve omgevingsinvloeden.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Zet in de goede volgorde, van groot naar klein (hiernaast staat het in willekeurige volgorde): genoom, chromosoom, allel, gen
De first law of Mendel is de wet van: onafhankelijke segregatie, onafhankelijke assortiment, additiviteit OF segregatie
Erfelijkheid is een schatting van: een fenotypische variatie in een groep verklaard voor genetische variatie, niets van dit, de genetische variantie in een groep verklaard door fenotypische variatie OF de fenotypische variatie in een individu verklaard door de genetische variatie
Opmerking: onthoud dat het hierbij dus gaat om FENOTYPISCHE variatie en dat het gaat om verschillen tussen mensen. Het gaat NIET om individuele verschillen
Wat is het verschil tussen een linkage studie en een associatie studie: linkage heeft meer power dan een associatie studie, een associatie studie includeert altijd familieleden terwijl een linkage studie familieleden kan includeren maar dit hoeft niet, voor linkage studies is het van belang dat informatie over etniciteit wordt geincludeerd terwijl dit voor associatie studies niet nodig is OF een linkage studie bevat altijd familieleden en een associatie studie kan familieleden betrekken maar dit hoeft niet
Linkage studies in grote stambomen zijn bijzonder nuttig voor: de bevestiging van biologische routes, de bevestiging van kandidaat-genen, de detectie van enkelvoudige genaandoeningen OF de identificatie van genen voor complexe ziekten
De cross-twin cross-trait correlatie tussen neuroticisme en borderline is .30 voor MZ-tweelingen en .15 voor DZ-tweelingen. Wat zegt dit over het onderliggende mechanisme dat de overlappingen tussen neuroticisme en borderline verklaart: de correlatie tussen neuroticisme en borderline kan volledig verklaard worden door genen, de correlatie tussen neuroticisme en borderline kan niet worden verklaard door genen, de correlatie tussen neuroticisme en borderline kan volledig worden verklaard door omgevingsfactoren OF geen van deze allemaal
Veranderingen in de DNA sequentie zijn een resultaat van: mutaties, voeding, competitie of homozygotische allelen.
Het gebruik van muizenmodellen in onderzoek is belangrijk omdat: het menselijk brein en muizenbrein lijken op elkaar, alle antwoorden zijn correct, het is mogelijk om het genotype en de omgeving te controleren terwijl dit niet mogelijk is voor mensen OF het menselijke versus muizen genoom lijken op elkaar
Er zijn drie soorten vormen van gen-omgeving correlatie. Ouders spelen de grootste rol in: MZ discordant gen-omgeving correlatie, passieve gen-omgeving correlatie, geen van allemaal, actieve gen-omgeving correlatie
Zet de volgende technieken in de juiste volgorde van oud naar nieuw: linkage, epigenetica, genoom-wide, associatie studie,
In december 2011 meldde een krant de onderzoeksresultaten van een onderzoek naar slaap. De 'populaire media' veranderden de resultaten behoorlijk substantieel. Welke van de volgende uitspraken was juist: slapen zit in de genen, de studie verklaard waarom Margaret Thatcher maar vier uur slaap nodig had als minister terwijl Albert Eijnstein 11 uur nodig had, onderzoekers hebben gevonden dat de reden waarom sommige mensen meer slaap nodig hebben dan anderen in de genen zit, het gen ABCC9 hebben we allemaal
Wat zijn de overeenkomsten tussen een koppelingsstudie en een genoombrede associatiestudie: beide methoden kunnen worden gebruikt om rare varianten te detecteren, beide worden gebruikt voor biologische paden, beide zoeken blind in het genoom voor codes die gerelateerd zijn aan ziekte, beide gebruiken genetisch gerelateerde individuen zoals familie of zusjes/broertjesparen
Omgevingsfactoren kunnen ook gedeeltelijk erfelijk zijn, dit kan verklaard worden door: epigenetica, passieve gen omgeving correlatie, actieve gen omgeving correlatie, gen x omgeving interactiie
Welke factoren verklaren gelijkenissen tussen DZ tweelingen in A, C en/of E: Alleen E, alleen C, a en/of c, alleen a
Wat is de invloed van de unieke omgeving op een eigenschap wanneer de DZ-correlatie .42 is en de MZ-correlatie .72?: .60, .28, .58 OF .30.
Wat is een centromeer: Het gebied van het chromosme waar de chromatiden geen verbinding kunnen maken, Het coderende gebied van het chromosoom, het gebied van een chromosoom waar de chromatiden hechten OF het gebied aan het einde van het chromosoom
Wanneer bij een monozygote tweelingbroer of -zus schizofrenie wordt vastgesteld: Het is waarschijnlijk dat zijn/haar MZ-tweeling ook de diagnose schizofrenie zal krijgen, het is zeker dat bij zijn/haar MZ-tweeling ook schizofrenie zal worden vastgesteld OF het is zeer onwaarschijnlijk dat zijn/haar MZ-tweeling ook de diagnose schizofrenie zal krijgen
Als twee eigenschappen een fenotypische correlatie hebben van .20-.28 en een genotypische correlatie van .39-.50, wat betekent dit dan: Er is een verkeerde inschatting van de fenotypische correlatie, genen verklaren 39-50% van de variantie in beide kenmerken, omgevingsinvloeden verklaren de overlap tussen de twee kenmerken OF de genen die eigenschap één beïnvloeden beinvloeden ook gedeeltelijk eigenschap twee
Als je de reactietijd op een test beoordeelt om het verband tussen een gen en IQ te illustreren, schat je een: endofenotype, omgevingsfactor, genetisch risico factor, epigenetische factor
Casussen van open adoptie geven een minder duidelijk beeld van: unieke omgeving, gedeelde omgeving, erfelijkheid en gedeelde omgeving OF erfelijkheid
De second law van Mendel geeft aan dat: 1 gen bestaat uit meerdere allellen, dat tijdens gameten vorming de segregatie van elk gen paar onafhankelijk is van andere paren, dat genen die dichtbij zijn, meer kans hebben om samen overgeërfd te worden OF dat een gen uit maximaal 2 allelen bestaat
Voor een bepaald kenmerk zijn de MZ- en DZ-correlaties vergelijkbaar, groter dan 0 maar kleiner dan 1. Dit impliceert dat individuele verschillen in dit kenmerk het beste verklaard kunnen worden door: genetische en unieke omgevingsfactoren, gedeelde en unieke omgevingsfactoren, je hebt meer info nodig om deze vraag te beantwoorden OF genetische en gedeelde omgevingsfactoren
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden