Volwassen Persoonlijkheid en Psychopathologie - Persoonlijkheid en Persoonlijkheidsstoornissen

19 belangrijke vragen over Volwassen Persoonlijkheid en Psychopathologie - Persoonlijkheid en Persoonlijkheidsstoornissen

Persoonlijkheidskenmerken zijn relatief duurzame individuele verschillen in gedrag die stabiel zijn in tijd en situaties. Er zijn vijf dimensies die worden gebruikt in de persoonlijkheidspsychologie om persoonlijkheid te beschrijven. Welke zijn dit?  En wat is de conclusie uit onderzoek over dit model?

⁃ Openheid
⁃ Conscieusheid
⁃ Extraversie
⁃ Agreeableness
⁃ Neuroticisme


--> Sprake van een gematigde genetische invloed (0.50 MZ, 0.20 DZ). Adoptiestudies geven minder genetische invloed aan, waarschijnlijk te wijten aan niet-additieve genetische variantie. Subkarakteristieken binnen elke factor van het 5-factorenmodel vertonen unieke genetische variantie die niet wordt gedeeld met andere kenmerken van de factor (dus er is meer dan BIG5). Er is geen bewijs dat enige eigenschap consequent erfelijker is dan andere.

Wat zijn 2 kenmerken van het meten van persoonlijkheid?

⁃ Het is niet ditochoom en ordinaal
⁃ Het is een kenmerk met een continue distrubutie

Als we het hebben over persoonlijkheid en erfelijkheid, wat is dan de erfelijkheid? En wat kunnen we zeggen over de omgeving en wat speelt bij de BIG5 een grote rol (A/C/E)?

⁃ Erfelijkheid van persoonlijkheid wordt geschat op 30-50%, maar als anderen je beoordelen dan zie je dat de erfelijkheid minder is (corelatie van tweeling .61 en leeftijdsgenoten .55).
- De omgeving speelt ook mee: voor neuroticisme speelt bijvoorbeeld de gedeelde omgeving vooral mee
- Voor BIG 5 zie je vooral dat unieke omgeving een grote rol spelen
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Een van de belangrijkste bevindingen van genetisch onderzoek naar persoonlijkheid is de mate van genetische overlap tussen de internaliserende categorie van psychopathologie en de persoonlijkheidsfactor van neuroticisme (emotionele instabiliteit). Wat kunnen we hierover zeggen (x2)

- Het bleek dat genetische factoren die gedeeld worden tussen neuroticisme en internaliserende aandoeningen goed zijn voor een derde tot de helft van het genetische risico. Daarom is de internaliserende categorie van de psychopathologie genetisch vergelijkbaar met de persoonlijkheidsfactorvan neuroticisme.
- Verschillende studies hebben aangetoond dat aspecten van extraversie externaliserende psychopathologie kunnen voorspellen.

--> Al het onderzoek suggereert enige genetische overlapping tussen persoonlijkheid en psychopathologie, met name persoonlijkheidsstoornissen.

Andere nieuwe methoden en resultaten met betrekking tot persoonlijkheid zijn onder meer.... (x3)

- Situatieverandering: de genetica draagt bij aan de verandering en aan de continuïteit in de verschillende situaties met het oog op het aanpassingsvermogen.
- Ontwikkeling: de erfelijkheid lijkt toe te nemen tijdens de kindertijd, maar lijkt niet te veranderen gedurende de rest van de levensduur. Ook bleek dat 80 procent van de fenotypische stabiliteit van de persoonlijkheid genetisch gemedieerd was.
- Samenspel tussen genen en omgeving: genetisch onderzoek toont aan dat familie-omgeving, leeftijdsgroepen, sociale steun en levensgebeurtenissen vaak evenveel genetische invloed tonen als maatstaven voor de persoonlijkheid.

Er is onderzoek gedaan naar genen bij persoonlijkheid: wat kunnen we zeggen over genen, de erfelijkheid en andere hits?

⁃ Genen zijn moeilijk te vinden
⁃ Erfelijkheid dat kan worden verklaard door veelvoorkomende SNP’s is laag (10%)
⁃ Tevens andere hints voor andere persoonlijkheidskenmerken: RASA1 on Sq14.3 voor openheid voor ervaringen, KATNAL2 gen op 18q21 voor conscientieusheid bijvoorbeeld. Er zijn veel andere studies die associaties laten zien met specifieke genen, maar er zullen nog meer genen betrokken zijn

Ondanks dat er weinig genen te vinden zijn die gerelateerd zijn aan persoonlijkheid, gaat het onderzoek gewoon door. Wat hebben ze gevonden met betrekking tot genen, waar overlappen ze mee? En waar is erfelijkheid allemaal voor gevonden?

⁃ Er zijn heel veel genen die allemaal smalle effecten hebben (het verhogen van de populatiegrootte is belangrijk om genen te vinden met deze smalle effecten)
⁃ Er zijn ook veel overlappende genen tussen neuroticisme en depressie, maar ook neuroticisme en welzijn
⁃ Erfelijkheid is gevonden voor veel verschillende gerelateerde aspecten, zoals bijvoorbeeld welzijn. Een variatie in welzijn heeft een erfelijk component.

Een onderzoek bracht tweelingen in een specifieke situatie en gaven ze verschillende taken. Er waren verschillende observatoren die keken naar de taken die de tweelingen deden. Er werd gekeken in hoeverre bepaalde persoonlijkheidseigenschappen in bepaalde situaties meer naar voren kwamen dan in andere situaties. Wat waren de resultaten?


⁃ Persoon situatie interactie: bepaalde situaties kunnen sterkere reacties oproepen dan andere situaties. De effecten verschillen per individu. Het effect is voor 25% genetisch bepaald, terwijl er geen effect is van C.
---> reacties zijn dus situatieafhankelijk

Met betrekking tot persoonlijkheid zijn er verschillen over de jaren heen (dus van vroeg tot oud): licht toe door middel van 3 punten welke verschillen er zijn

⁃ Erfelijkheid van de persoonlijkheid is niet zichtbaar bij de geboorte
⁃ Erfelijkheid in de kindertijd is hoger dan in de volwassenheid
⁃ Er is stabiliteit over de leeftijd heen door genen en omgeving

Saudino et al heeft verschillende levensevents bestudeerd: gecontroleerde events (trouwen of scheiden), Ongecontroleerde events (zoals ziekte of dood van je man), Gewenste events (verhoging in financiële status) en ongewenste events (vermindering van financiële status of dood van een kind). Wat kwam daaruit?

⁃ Conclusie: voor vrouwen was er een erfelijk component en niet voor mannen. Het effect was gerelateerd aan genen en persoonlijkheidskenmerken.

Dus genen --> persoonlijkheid --> levensevents

Er is ook onderzoek gedaan naar persoonlijkheid binnen de Strange Situation. Ijzerdoorn keek hierbij naar veilig gehecht versus onveilig gehecht. Wat kwam eruit met betrekking tot de concordantie tussen broers en zussen en wat kunnen we zeggen over A/C/E?

- 62% concordantie tussen broers en zussen
⁃ Uit onderzoek bleek concordantie 28/57 monozygoot versus 27/53 dyzigoot (rMZ = .48 en rDZ = .38). Er is dus een grote overeenkomst tussen dizygote tweelingen en monozygote tweelingen. Een groot component is dus gedeelde omgeving.

Er is ook onderzoek gedaan naar attitudes door te vragen aan mensen wat ze vinden van een scheiding. Wat waren de resultaten (x2)

⁃ Als je een scheiding hebt in combinatie met gender bepaald de invloed van genen en omgeving op attitude. Echter is het waarschijnlijk een complex verhaal
* Als je een scheiding hebt en je bent man, dan is het genetische component weg en dan speelt gedeelde omgeving opeens een rol over wat je vindt van scheiding. Dit was een stuk minder voor vrouwen: hierbij speelt unieke omgeving juist een rol

Als we kijken naar seksuele preferentie en genen, spelen genen dan een rol? Licht toe a.d.h.v 4 punten

⁃ Hogere MZ concordantie dan DZ concordantie  voor gay zijn, maar ook discordantie bij MZ paren.
⁃ GWAS voor seksuele preferentie = er werd eerst gefocust op X chromosomen, maar genen die geïdentificeerd waren zaten op chromosoom 13 en 14.
⁃ Er is niet 1 gen of een paar genen bepalen seksuele preferentie, maar juist veel genen met smalle effecten
⁃ Socioculturele context spelt ook een grote rol in het verklaren van individuele verschillen, tevens zijn vele aspecten gerelateerd aan RELIGIE!

Als we kijken naar politieke preferentie, zijn er dan genen voor politieke ideologie (x2). En hoe zit het met religie (x1)?

Politiek:
⁃ Erfelijkheid is duidelijk voor alle ideologieën (A = 40%, C = 20%), behalve extreem links of rechts
⁃ Er zijn echter nog geen genen gevonden in GWAS

Religie:
- De erfelijkheid neemt toe en gedeelde milieu-invloed neemt af vanaf de adolescentie tot aan de volwassenheid.

Persoonlijkheidsstoornissen komen bij 4.4 tot 13.5% van de volwassen populatie voor. Je hebt een Cluster A, Cluster B en Cluster C persoonlijkheidsstoornis. Licht toe wat een Cluster A persoonlijkheidsstoornis is en wat een voorbeeld is en in hoeverre het erfelijk is

1. Cluster A persoonlijkheidsstoornis: gekenmerkt door vreemd, excentriek denken of gedrag.
⁃ Voorbeeld = Schizotypische persoonlijkheidsstoornis: Iemand die grote moeite heeft met het aangaan en onderhouden van hechte relaties met anderen. Mensen met deze stoornis kunnen ongewoon bijgelovig zijn of in beslag worden genomen door paranormale verschijnselen die buiten de normen van hun subcultuur vallen.
⁃ Erfelijk, ~ 40% maar in verschillende mate
⁃ Genetische overlap met schizofrenie

Persoonlijkheidsstoornissen komen bij 4.4 tot 13.5% van de volwassen populatie voor. Je hebt een Cluster A, Cluster B en Cluster C persoonlijkheidsstoornis. Licht toe wat een Cluster B persoonlijkheidsstoornis is, wat een voorbeeld is en wat Ferguson hierover zei

2. Cluster B persoonlijkheidsstoornis: gekenmerkt door dramatisch, overdreven emotioneel of onvoorspelbaar denken of gedrag.
⁃ Voorbeeld = Anti-sociale persoonlijkheidsstoornis: gedragspatroon waarbij individuen consequent de rechten van anderen om hen heen negeren en schenden
⁃ Vaker bij mannen dan bij vrouwen
⁃ Gerelateerd aan verhoogd risico op drugsgebruik en criminaliteit
⁃ Ferguson: 56% variantie verklaard door A, 11% door C en 31% door E

Persoonlijkheidsstoornissen komen bij 4.4 tot 13.5% van de volwassen populatie voor. Je hebt een Cluster A, Cluster B en Cluster C persoonlijkheidsstoornis. Licht toe wat een Cluster C persoonlijkheidsstoornis is, wat een voorbeeld is, in hoeverre het erfelijk is en waar er een genetische overlap mee is

3. Cluster C persoonlijkheidsstoornissen: gekenmerkt door angstig, angstig denken of gedrag.
⁃ Voorbeeld = Obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis: gekenmerkt door een preoccupatie met ordelijkheid, perfectionisme en mentale en interpersoonlijke controle, ten koste van flexibiliteit, openheid en efficiëntie.
⁃ Erfelijk maar nog niet goed ingeburgerd (50-70% werd gezien)
⁃ Genetische overlap met OCS

Er is onderzoek gedaan naar crimineel gedrag, met data van 191-257 geadopteerde van National Longitudal Study of Adolescent Health. Wat kunnen we daar dan over zeggen (x2)

De kans om gearresteerd te worden is een stuk groter als beide ouders crimineel gedrag hebben vertoond.
⁃ Gelijke resultaten gevonden voor veroordeling, gevangenisstraf of meerdere arrestaties

Gedragsgenetica laten ook het belang zien van de omgeving, op welke manier?

⁃ Omgeving hoofdeffecten en interactie met de omgeving
⁃ Voorbeelden: antisociaal gedrag wordt veroorzaakt door lage MAO A & kindermishandeling. Ook bijvoorbeeld depressie en levenssevents

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo