Samenvatting Biologie | 9789493190221 | Examenoverzicht

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van samenvatting biologie | 9789493190221 | Examenoverzicht

• 1 Cellen

  Dit is een preview. Er zijn 47 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat zijn de kenmerkende bestanddelen van een cel?

  1. Cytoplasma
  

  • Inhoud van de cel
  • Binnen in de cel vindt cytoplasmastroming plaats. Dit zorgt voor een betere uitwisseling van stoffen in de cel. Dit gebeurt alleen in plantencellen. 

  2. Celkern
  

  • Zit in het cytoplasma

  3. Celmembraan
  

  • Beschermend omhulsel van de cel

  4. Celwand
  

  • Beschermend laag om celmembraan, die zorgt voor extra stevigheid.    

• Hoe planten bacteriën zich voort?

  Ze planten zich voort via celdeling, hierbij maken ze een extra celwand aan en deelt hij zich doormidden. Hierdoor kan hij zich snel vermeerderen.

• Welke soorten plastiden zijn er?

  Bladgroenkorrels, maken de plant groen en zorgen voor fotosynthese. 
  kleurstofkorrels, geven bloemen en vruchten de kleur. 
  Zetmeelkorrels, hierin ligt zetmeel opgeslagen.

• Welke 2 onderdelen komen alleen voor bij dierlijke cellen?

  1. Lysosoom 
  

  • Een lysosoom is het onderdeel van de cel dat enzymen bevat. Hiermee zijn ze in staat om afvalstoffen af te breken en te helpen bij de opbouw van een cel. 

  2. Trilharen 
  

  • De trilharen hebben in elke cel een andere specifieke functie. Ze kunnen bijvoorbeeld dienen als waarnemers van signalen uit de omgeving.  

• Welke levenskenmerken worden mogelijk gemaakt door cellen?

  - ademhalen
  - uitscheiden
  - groeien
  - voortplanten
  - reageren op prikkels

• Wat is het verschil tussen een semi-permeabel en een permeabel membraan?

  Een permeabel membraan laat alle stoffen door, terwijl een semi-permeabel membraan alleen de kleine moleculen doorlaat en de grote dus achterblijven buiten de cel.

• Wat heeft de osmotische waarde met osmotische druk te maken?

  Bij osmose gaan de watermoleculen naar de plaats met de hoogste osmotische waarde. Het gevolg hiervan is dat het celmembraan uitzet en er dus druk ontstaat op de celwand. Dit heet osmotische druk. Bij planten heet deze druk van het cytoplasma op de celwand turgor.

• Wat heeft plasmolyse met de osmotische waarde te maken?

  Als de osmotische waarde van de cel lager is dan die van de omgeving, trekt al het water uit de cel en hierdoor wordt de cel kleiner. Het gevolg hiervan is dat het celmembraan loslaat.

• Welke 2 soorten stofwisseling bestaan er?

  1. Assimilatie -> opbouw en vorming van organische stoffen
  2. Dissimilatie -> afbraak van organische stoffen

• Welke 3 vormen van energie komen het meest voor in de biologie?

  1. Kinetische energie
  

  • Energie van voorwerp door de beweging van het voorwerp 

  2. Lichtenergie 
  

  • Energie die uit zonlicht wordt gehaald 

  3. Chemische energie 
  

  • Energie die opgeslagen is in een stof en vrijkomt bij warmte- of stralingsenergie