Mechanische activiteit van het hart I
23 belangrijke vragen over Mechanische activiteit van het hart I
Wat komt nog voor de isovolumetrische contractie maar wel aan het einde van de vullingsfase?
Waarom is er nog een licht positieve druk in de aorta te zien in de beginfase van de diastole? En hoe wordt dit genoemd?
Welke drie dingen dragen bij aan de eenrichtingsweg van de bloedstroom?
2. Weerstand longen
3. Pompkracht spieren
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Wat zeggen de letters van een ECG?
1. P-top
2. PR-interval
3. QRS-complex
4. QT-interval
5. T-top
2. Tijd die AP nodig heeft om door AV-knoop te komen en ventrikels activeert
3. Ventriculaire depolarisatie, daarna contractie
4. Tijd van gedepolariseerde ventrikels
5. Repolarisatie ventrikels (trage ejectiefase)
Wat zorgt voor homeostase binnen de hartspiercel nadat Ca++ voor Na+ is uitgewisseld?
Waarom heeft een kamercel een plateaufase?
Wat voor soort geruis hoor je bij een mitralisklepstenose?
Wat is naast middiastolisch geruis hoorbaar?
Waar leidt de openingssnap toe in termen van het horen van de harttonen?
Waar in de hartcyclus speelt mitralisklepstenose een rol?
Met betrekking tot de hartparameters, wat gebeurt er bij een mitralisklepstenose?
Wat weergeeft
1. De bovenste dikke zwarte lijn
2. De bovenste dunne zwarte lijn
3. De onderste dunne zwarte lijn
4. De onderste dikke zwarte lijn
2. Cuspis anterior van de mitralisklep
3. Cuspis posterior van de mitralisklep
4. Posterolaterale wand van het linkerventrikel
Wat geeft de blauwe lijn voor aandoening aan?
Wat is het hoofdprobleem bij mitralisklepstenose en in welke twee grote dingen resulteert dit?
1. Ophoping bloed in longcirculatie
2. CO omlaag
Waartoe leidt de verlaging van de CO bij mitralisklepstenose symptomatisch en compensatoir?
Verhoging HF
Wat veroorzaakt bloed ophoping in de longcirculatie en de compensatoire verhoogde HF bij mitralisklepstenose?
2. Harder werken van het RV --> hypertrofie RV
Koppel de receptor aan het effect
1. A1-antagonist (Prazosine)
2. B1-blokker (metoprolol, propranolo, atenolol)
3. B2-agonist
4. M2-parasympathicolyticum (Atropine)
A. Vasodilatatie
B. Vasodilatatie (arterieel)
C. Toename HF
D. Verlaging HF, voortgeleiding en contractiliteit (= lagere SV en lagere CO)
2 - D
3 - A
4 - C
Koppel het medicament aan het effect
1. Prazosine
2. Metoprolol
3. Atropine
A. Verlaagt BD door afname hart contraciliteit (SV kleiner), en dus CO neemt af
B. Verlaagt BD door vasodilatatie, preload neemt af, CO neemt af
C. HF verhoogd, CO verhoogd (bij hartstilstand gebruikt)
2 - A
3 - C
Geef aan wat deze medicijnen zijn:
1. Isosorbidedinitraat
2. Enalapril
3. Metoprolol
4. Digoxine
2. ACE-remmer
3. B1-blokker
4. Hartglycoside
Welk gnm zorgt voor de afname van harthypertrofie en hyperplasie van vasculaire gladde spiercellen?
Wat voor bijwerkingen kunnen patiënten krijgen van B1-receptor blokkers? 3
Te lage hartslag
Cardiale hypertrofie
Te hoge dosering: niet meer specifiek B1 en dan ook B2; kortademigheid
Wat zijn de drie effecten van hartglycosiden
Negatief chronotroop: verlagen HF
Negatief dromotroop: vertraging AV-geleiding
Wat houdt positief inotroop in bij digoxine?
Digoxine remt de Na/K pomp, toename Ca++ influx, Ca++ toename zorgt voor hoger SV
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden