Samenvatting Economie

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
LET OP!!! Er zijn slechts 58 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Samenvatting Economie

  • 1 Hoofdstuk 1

    Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Er zijn 3 functies van geld in de economie: ruilmiddel, rekeneenheid en oppotmiddel. Leg deze uit

    Ruilmiddel: mogelijkheid om dor gebruik van geld ruil van goederen in twee delen te splitsen
    Rekeneenheid: geld is een waardemaatstaf voor goederen en diensten -> waarden van producten vergelijken
    Oppotmiddel: vermogensobject. Geld biedt de mogelijkheid om vermogen aan te houden
  • Wat is inflatie? En wat is hyperinflatie?

    stijging prijzen van goederen en diensten. Door prijsstijgingen nemen winsten toe, maar zullen ook de kosten stijgen als werknemers loonsverhogingen eisen. Loonstijging -> prijsstijging -> stijging koopkracht, maar daling winst bedrijven. Door inflatie kan overheid staatsschuld aflossen met geld dat minder waard wordt.

    Hyperinflatie: hoge inflatie. Hierdoor moeten bedrijven hun geld zo snel mogelijk omzetten in materiële goederen, want geld is steeds minder waard. Inflatie is een zelfversterkend proces. Ook heeft geld als waarde staf geen betekenis meer en het kan niet als oppotmiddel (vermogensobject) worden gebruikt.
  • Wat is het verschil tussen intrinsieke en nominale waarde?

    Intrinsieke waarde: marktwaarde van materiaal waarvan geld is gemaakt. Nominale waarde: waarde die op geld vermeldt staat -> daling transactiekosten (metaal hoefde niet meer gemeten te worden). 
  • Wanneer heeft een bank geldscheppingswinst?

    Als de centrale bank winst maakt op de uitgifte van bankbiljetten. De productiekosten zijn lager dan de waarde van een bankbiljet in het economisch verkeer
  • Hoe zijn de munten ingewisseld voor biljetten?

    1. Kassier neemt het goud in bewaring in ruil voor promessen (document)
    2. Bankier leent promessen uit aan debiteuren: nieuw geld, debiteur betaald wel rente en dit is de beloning voor de bankier
    3. Centrale bank geeft promessen uit als bankbiljetten
  • Wat zijn de stappen voor het creëren van een bankrekening?

    1. Vermogende particulier houdt bankbiljetten aan
    2. Vermogende particulier leent bankbiljetten uit. Is bereid om een vergoeding te betalen voor toegenomen liquiditeit (rente)
    3. Bank leent geld uit in de vorm van tegoeden in rekening-courant
    4. Bank verricht betalingen voor cliënten zonder tussenkomst van bankbiljetten of munten
  • Wat zijn de volgende begrippen:MFIChartaal geldPrimaire liquiditeitenprimaire liquditeitenmassabetaalinstrument


    MFI: financiële instellingen die geld uitgevende sector van eurogebied vormen
    Chartaal geld: munten en bankbiljetten (tastbaar deel)
    Primaire liquiditeiten: geld waarmee je direct kan betalen
    primaire liquditeitenmassa: geld in handen  van het publiek
    betaalinstrument: middel om betaling te regelen, bijvoorbeeld een pas
  • Wat zijn de volgende begrippen:liquiditeitenmassaTransformatieTermijndeposito


    liquiditeitenmassa: vorderingen van publiek op monetaire financiële instellingen die op korte termijn kunnen worden omgezet in geld
    Transformatie: omzetting van primaire liquiditeiten in secundaire liquiditeiten en omgekeerd
    Termijndeposito: klanten lenen geld voor bepaalde vaste tijd aan bank uit
  • FInanciele instellingen hebben 4 functies: scheppen van geld, doorgifte van geld, zorgen voor betalingsverkeer en aanbieden van diensten waar vraag naar is door toegenomen welvaart. Leg deze allemaal uit

    Scheppen van geld: economie is afhankelijk van groeiende geldhoeveelheid
    Doorgifte van geld: van groepen mensen die geld overhebben naar mensen die geld tekort hebben. 

    Zorgen voor betalingsverkeer: efficiënt financieel systeem
    aanbieden van diensten waar vraag naar is: verzekeringen 
  • FInanciele instellingen kunnen worden verdeeld in Geldscheppende en niet-geldscheppende. Noem hier voorbeelden van

    Geldscheppende: instellingen die primaire liquiditeiten mogen scheppen voor uitgifte van bankbiljetten (bank, overheid)
    Niet-geldscheppende: instellingen die alleen krediet verlenen uit het door hun vertrouwde spaargeld. Hypotheekbanken, pensioenfondsen, verzekering)
LET OP!!! Er zijn slechts 58 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart