Samenvatting
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Samenvatting
-
1 Samenvatting
Dit is een preview. Er zijn 46 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Welke vormen van experimenten zijn er en wat zijn hun kenmerken?
Zuiver experiment: Randomisatie, minstens één controlegroep naast de experimentele groep, alleen een nameting
Klassiek zuiver experiment: randomisatie, voor en nameting, controle en experimentele groep.
Solomon 4 groepen: meerdere groepen worden vergeleken, randomisatie, voor en nameting.
Quasi experiment: geen randomisatie, twee groepen, voor en nameting
enkelvoudige tijdreeks: verschillende metingen bij één persoon / groep, alleen een experimentele groep, geen controle storende factoren
meervoudige tijdreeks: verschillende metingen bij zowel experimentele als controlegroep, geen randomisatie, mogelijkheid om één storende factor in controle te houden.
Pre - experiment: geen randomisatie, veel gebruikt bij praktijkonderzoek, één groep, alleen nameting -
Wat berekent Cohen's d?
effectgrootte
Waarde van 0 is complete overlap -> groepen hebben identieke scores -
Welke storende factoren zijn er bij externe validiteit en hun kenmerken?
- Interactie voormeting en experimentele stimulus: sprake van reactiviteit = het onderzoek zelf is van invloed op datgene wat wordt onderzocht.
- niet representatieve steekproef: psychische functies hangen niet samen met de variabelen waarop de selectie van proefpersonen op geselecteerd was.
- reactieve experimentele locatie: de locatie is ook of omgeving kan ook van invloed zijn. -
Wanneer gebruik je welke data verzameling?
Observeren: gedrag bekijken en informatie over gedrag / gedragsverandering krijgen.
Interviewen + schriftelijke vragenlijst: gegevens over attitude, opinies, kennis en gevoelens verzamelen.
Andere meetinstrumenten, hulpmiddelen of apparatuur: test inzetten om iets nieuws te proberen. -
Aan welke drie voorwaarden moet causaliteit voldoen?
- statistisch verband -> er moet een covariaat zijn, significante invloed van de onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele.
- onafhankelijke variabele moet voorafgaan in tijd aan de afhankelijke variabele
- geen spurieus verband / schijnverband -
Waar staat de statistische grootheid F voor?
De F-waarde geeft de verhouding tussen de gemiddelde within groups en between groups uitgedrukt in Sum of Squares -
Wanneer voer je een factoriële variantieanalyse uit?
Wanneer je meerdere onafhankelijke variabelen hebt. Als het mogelijk is om meerdere effecten te toetsen. -
Wat is een oorzakelijke conclusie?
De onafhankelijke variabele heeft een effect op de afhankelijke variabelen. Verschillen tussen gemiddelden kunnen dit aantonen. -
Welke toets gebruik je bij een ongerichte hypothese?
Een tweezijdige t-toets en vervolgens post-hoc analyses -
Wat is een post-hoc analyse?
Post hoc analyses vergelijken alle groepen met elkaar. Zonder ingewikkelde regels.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden