Mechanismen van ontsteking
32 belangrijke vragen over Mechanismen van ontsteking
Wat gebeurt er bij necrotisch weefsel?
Dit leidt uiteindelijk tot vasodilatatie (bloedstroom langzamer) etc.
Wat zijn de mediatoren van een ontstekingsreactie?
- Macrofagen - opname bacterien & activatie
- Mest cellen - histamine
- Granulocyt - gaat door opening endotheel bloedvat -> opruimen materiaal
- Plasma eiwitten - gaan weefsel binnen om te helpen bij eliminatie
Hoe vergaat de ontstekingsreactie?
- Vasculaire respons
- Celullaire respons
- Systemische reacties (bv koorts)
Granulocyt productie in de beenmerg
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Wat is het lokale resultaat van het vasculaire en cellulaire respons?
- Verhoogde doorbloeding, vertraagde bloedstroom
- Verhoogde doorlaatbaarheid vaatwand, uittreden van eiwitten
- Accumulatie van exudaat (eiwitriijk vocht) in extravasculaire compartimenten
- Uittreden en activatie van leukocyten
Hoe vindt migratie van leukocyten door de vaatwand plaats?
* Integrines (hpge affiniteit ICAM-1 binding) zitten op leukocyten
Wat is het H2O2-MPO-halide systeem?
* NADPH oxidase (fagocyten-oxidase) zit in macrofagen als neutrofielen; MPO alleen in neutrofielen.
Wat is een Neutrophil extracellular trap (NET)?
* Dit is hyperactief bij COVID
Wat is het verschil tussen neutrofielen en eosinofielen?
- Eosinofiel: 2 lobben, destructie wormen & metazoen (ook antibacteriele en antivirale activiteit).
Hoe kan weefselschade door leukocyten plaatsvinden?
- Regurgitatie: lysosoom versmelt met fagosoom voordat dit gesloten en los is van celoppervlak
- Gefrustreerde fagocytose: poging fagocytose van grote oppervlakken
- Release vanuit dode leukocyten
- Beschermen:
- Circulerende anti-proteasen (a1-antitrypsine)
- Anti-oxidatieve werking van een aantal plasma-eiwitten (tegen ROS)
Wat zijn de morfologische patronen van een acute ontsteking?
- Sereus: veel exudaat, betrekkelijk weinig ontstekingscellen, weinig debris. Geneest vaak restloos.
- Blaar tgv verbranding - Fibrineus: Exudaat met veel eiwit waaronder fibrinogeen, dit polymeriseert (door stollingscadcae) tot fibrine.
- Leidt tot resolutie of organisatie - Purulent (posvormend; supparating): Exudaat met zeer talrijke ontstekingscellen, veel celdood (colliquatienecrose), ophoping van pus: abces.
- Ulcerend: Necrotiserende ontsteking die leidt tot een oppervlakte-defect.
- epitheeldefect
Wat zijn de effecten van TNF, IL-1 en IL-6 systemisch?
- Systemische beschermende effecten:
- Brein: TNF, IL-1, IL-6 zorgen voor koorts
- Lever: IL-1, IL-6 zorgen voor productie acute fase eiwitten
- Beenmerg: TNF, IL-1, IL-6 zorgen voor leukocyten prodcutie - Systemische pathologische effecten:
- Hart: TNF zorgt voor verlaging van de cardiac output
- Endotheelcellen/bloedvaten: TNF zorgt voor thrombus
- Weefsel: TNF, IL-1 zorgt voor insuline resistentie (spierpijn bij ziekte).
Wat is het verschil tussen een klassiek geactiveerde macrofaag (M1) en een alternatief geactiveerde macrofaag (M2)?
- IFN-gamma zorgt voor activering van de klassieke M1 macrofaag -> aanzetten van ontsteking
- Microbicidale actie: fagocytose en doden bacterien en fungi (ROS, NO, lysosomale enzymen)
- Inflammatie (IL-1, IL-12, IL-23, chemokines) - IL-13, IL-4 zorgen voor activering van de alternatieve M2 macrofaag -> afremmming ontsteking (herstel & fibrose)
- Weefselherstel, fibrose (GFs, TGF-beta)
- Anti-inflammetoire effecten (IL-10, TGF-beta).
Welke vormen van fysiologische hyperplasie zijn er?
- Hormonale hyperplasie
- vb: vorming van mammae - Compensatie hyperplasie
- vb wanneer er een stuk weefsel verwijderd of verloren is, zoals de lever
Door wat worden de meeste vormen van pathologische hyperplasie veroorzaakt?
- Als de signalen verdwijnen, zal de hyperplasie ook verdwijnen.
* Hyperplasie is ook een belangrijk proces bij het herstellen van wonden
Wat zijn oorzaken van celschade?
- Hypoxie: te weinig zuurstof aanwezig
- Anders dan ischemie, wat een verlies van bloedtoevoer is door verminderde arteriele bloedtovoer of verminderde veneuze drainage.
- Vaak door ischeamie, maar kan ook door inadequate oxygenase bloed (pneumonie) of bij verminderde erythrocyten vermogen (anemie, CO vergiftiging) - Chemische stoffen: giftige stoffen als CO
- Infecties
- Immunologische reacties: auto immuunreacties
- Genetische factoren: sikkelcelanemie
- Disbalans in voedingsstoffen
- Fysieke factoren: trauma, exreme temperaturen, radiatie, elektrische shock & plotselinge drukveranderingen.
- Ouder worden
- cellulaire senescence
Wat zijn de morfologische hoofdkenmerken van reversibele schade?
- Cellulaire zwelling: door het niet goed werken van energie-afhankelijke ionpompen in het plasmamembraan ontstaat een falende vocht homeostase.
- Vettige verandering: ontstaan van kleine of grote lipiden vacuolen in het cytoplasma
Wat zijn de alegemene principes belangrijk bij de meeste vormen van celschade?
- De cellulaire reacties op schadelijke stimuli hangen af van het type schade, de duur en de hevigheid
- De consequenties van een beschadigende stimulus hang af van het type, de toestand, aanpassingsvermogen en genetische bouw van de beschadigde cel
- Celschade ontstaan uit functionele en biochemische abnormaliteiten in een of meer van de essentiele cellulaire componenten, zoals mitochondrien.
- Meerdere biochemische veranderingen kunnen worden aangezet bij elk beschadigend voorval.
Door wat kan depletie van ATP ontstaan?
Depletie van ATP ontstaat door:
- Verminderde zuurstof en voedingsstoffen aanvoer
- Mitochondriale schade
- Gif (cyanide)
Wat voor effect heeft depletie op cellulaire systemen?
- De activiteit van ATP-afhankelijke natriumpompen in het plasmamembraan neemt af, wat resulteert in accumulatie van natrium intracellulair, en kaliumuitvoer
- Dit veroorzaakt zwelling en dilatatie van het ER - Toename van anaerobe glycolyse als compensatie
- Intracellulaire glycogeen opslagen worden snel leeggemaakt en melkzuur stapelt zich op, waardoor het pH daalt en daarmee ook de activiteit van veel cellulaire enzymen - Structurele ontregeling van het ruw endoplasmatisch reticulum (RER), waardoor er een daling van de eiwitproductie ontstaat.
- Ribosomen maken zich los - Het falen van ATP-afhankelijke calciumpompen, dat leidt tot de influx van calcium.
Wat is er aan de hand bij mitochondriele schade en disfunctie?
- Falen van oxidatieve fosforylatie, met als ATP depletie als gevolg.
- Abnormale oxidatieve fosforylatie wat leidt to formatie van ROS
- Formatie van high-conductance channels in mitochondriaal membraan waarmee het membraan potentiaal verlies
- Apoptosis activatie
Tot wat leidt de influx van calcium?
Hoe veroorzaken vrije radicalen schade?
- Lipide peroxidase van membranen.
- Cross-linking en andere veranderingen in eiwitten.
- DNA schade (reactie met thymine)
Wat zijn Reactive Oxygen Species (ROS)?
Wat zijn de belangrijkste plekken van membraanschade?
- Mitochondriale membraan schade: verminderde productie van ATP
- Plasmamebraan schade: verlies van osmotische balans
- Schade aan lysosomaal membraan: lekken van enzymen
Wat is het verschil tussen necrose en apoptose?
- Apoptose: is een pathway waarbij cellen enzymen activeren, die het eigen DNA en cytoplasmatische eiwitten van de cel vernietigen. De fragmenten van de cel zullen dan afbreken. Het plasmamembraan blijft intact, maar de fragmenten zorgen ervoor dat er fagocytose plaats zal vinden. De fragmenten worden snel opgeruimd, waardoor er geen ontstekingsreactie ontstaat.
Was zijn de morgologische kenmerken van necrose?
De kern kan 3 vormen aannemen:
- Pycnotisch, kleine kern
- Karyolyse, afgebroken kern
- Karyorrhexis, gefragmenteerde kern
* Enzymen kunnen of van lysosomen uit eigen cel komen, of van de leukocyten die op de ontstekingsreactie af gaan.
- Er zijn ook veranderingen te zien in de mitochondrien en het cytoskelet.
Wat zijn de verschillende patronen van weefselnecrose?
- Coagulatieve necrose
- Liquefactive necrose
- Gangrenous necrose
- Caseous necrose
- Vetnecrose
- Fibrine necrose
Wat zijn de oorzaken van apoptose?
Dit proces is de belangrijk in de volgende situaties:
- De geprogrammeerde destructie van cellen tijdens embryogenese
- Invloeden van hormoonafhankelijke weefsel op hormoonverlies
- Celverlies in uitbreidende celpopulaties (intestinale crypte)
- Eliminatie van cellen die hun functie hebben vervuld, zoals neutrofielen
- Eliminatie van mogelijk schadelijke zelf-reactieve lymfocyten
- Celdood aangezet door cytotoxische T-lymfocyten bij bijvoorbeeld een virus of tumor
Onder welke pathologische condities vindt er apoptose plaats?
- DNA-schade, die niet meer gerepareerd kan worden
- Accumulatie van verkeerd gevouwen eiwitten, ER-stress
- Celschade bij bepaalde infecties, mn virusinfecties
- Pathologische atrofie in parenchymale organen na een kanaalobstructie.
Welke typen caspases zijn er?
- Aanzettende (initiator) caspasen: -9 en -8. Deze activeren weer de volgende caspasen;
- Uitvoerende (executioner) caspasen.
Welke pathways zijn betrokken bij abnormale intracellulaire accumulatie?
- Abnormale metabolisme: fatty change in de lever, accumulatie trichlyserides in parachymale cellen.
- Steatose kan veroorzaakt worden door toxines, eiwit malnutritie, diabetes mellitus, obese, anoxie (zuurstofgebrek). - Mutaties, die veranderingen veroorzaken in eiwitvouwing en eiwittransport, waardoor defectieve moleculen intracellulair zullen accumuleren.
- Te weinig enzymen die verantwoordleijk zijn voor het afbreken van bepaalde commponenten, waardoor deze zullen ophopen
- Het niet kunnen afbreken van gefagocyteerde fragmenten, zoals carbonpigment accumulatie.
Wat is er aan de hand bij calcificatie?
Er zijn 2 typen calcificatie
- Dystrofie calcificatie: abnormale depositie in dood of necrotisch weefsel. Het kan disfunctie in een orgaan veroorzaken/ Dit proces kan zowel intracellulair als extracellulair worden aangezet. Het uiteindelijke eindproduct is de vorming van calciumfosfaatkristallen.
- artherosclerose - Metastatische calcificatie kan voorkomen in weefsel wanneer deze te veel calcium bevatten (hypercalcieemie). De hoofdoorzaken zijn:
- Toegenomen secretie van parathyroid hormoon (PTH)
- Destructie van bot
- Vitamine D-gerelateerde ziektes
- Nierfalen, dat leidt tot secundaire hyperparathyreoidie.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden