Relaties tussen twee interval variabelen - Correlatie - Type 1- en type 2-fouten
7 belangrijke vragen over Relaties tussen twee interval variabelen - Correlatie - Type 1- en type 2-fouten
Wat is er bij aan α van p% sprake van?
Anders gezegd: α is de tolerantie voor het maken van een type 1-fout. Uiteraard is het van belang de kans op een type 1-fout zo laag mogelijk te houden. Dat kan door een lagere α te kiezen.
Bij de gebruikelijke α van 0.05 wordt in 5% van de gevallen een type 1-fout gemaakt. Maar?
Wat is een bijkomend effect van het vergroten van de steekproefomvang?
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Type 1- en type 2-fout en steekproefomvang
Een steekproefcorrelatie van 0.3 is niet verwaarloosbaar klein en kan zelfs een indicatie zijn van een correlatie in de populatie. Stel dat de populatiecorrelatie (die we niet werkelijk kennen) 0.4 is
De steekproefcorrelatie van 0.3 ligt nu een stuk dichter bij het midden van de verdeling. Maar bij de gekozen steekproefgrootte van 50 zou de p-waarde van de correlatie groter zijn dan een α van 0.01 en we zouden de nulhypothese verwerpen. Dat komt niet overeen met de werkelijkheid (de grijze verdeling van de populatie) en we maken een type 2-fout.
Als we de steekproefomvang echter vergroten naar 500 komt het er heel anders uit te zien (afbeelding links):
Wat kunnen we door een aanname te doen van de werkelijke populatiecorrelatie?
De power wordt groter naarmate de daadwerkelijke populatiecorrelatie groter is. Het omgekeerde geldt ook:
Uitgaande van een lage daadwerkelijke populatiecorrelatie (en de verbanden die we onderzoeken zijn meestal niet zo sterk) is het nodig om de steekproef aanzienlijk te vergroten om de kans op een type 2-fout te verlagen en tot een aanvaardbaar niveau te brengen.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden