Context van de behandeling; taxatie en interventies
17 belangrijke vragen over Context van de behandeling; taxatie en interventies
De structuur is nog een belangrijke factor binnen de therapeutische context.ngrijkste factor. Cognitieve gedragstherapie is sterk gestructureerd. Wat is hierbij het macro- en micro niveau?
- Het microniveau = betreft de fasering van de therapiesessies; opstellen van een agenda, gevolgd door het uitvoeren van de agendapunten en het maken van een nieuwe afspraak.
Wat vergroot het behandeleffect binnen behandelingen? Waar moet dit op gericht zijn?
- De structuur van de behandeling moet gericht zijn op het bereiken van de behandeldoelen en het is dus van belang dat onderwerpen die daar niet aan bijdragen niet te veel aandacht krijgen.
Protocolleren (en dus structureren) en persoonlijke eigenschappen (therapeutfactoren; wel afhankelijk van therapeutische alliantie en therapeutische technieken) dragen bij aan de behandeleffectiviteit. Volgens Korrelboom heeft een therapeut drie soorten persoonskenmerken nodig om het cognitief-gedragstherapeutisch proces optimaal te faciliteren. Welke zijn dit?
- De cognitieve gedragstherapeut moet diens patiënt kunnen motiveren of verleiden om activiteiten te ondernemen waar die moeite mee heeft = De deskundigheid en professionaliteit van de therapeut zoals ervaren door de patiënt spelen hierbij een belangrijke rol, maar daarnaast moet de therapeut ook de inhoud en rationale van de activiteiten goed kunnen uitleggen.
- Kritisch-wetenschappelijke attitude.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Anders dan bij andere technieken wordt de therapeutische relatie binnen CGT vaak gekenmerkt door directiviteit. Dit komt in twee vormen. Licht toe
- In de socratisch-directieve variant wordt de patiënt op een meer indirecte manier door de zoektocht van het therapieproces geleid door de therapeut. Dit is afkomstig van de cognitieve therapie.
Het socratische dialoog is een interactionele strategie die is gebaseerd op het idee dat de patiënt zelf samenhangen en betekenissen moet ontdekken en verantwoorden. Wat doet deze gesprekstechniek op contextueel niveau en het therapeutische aangrijpingspunt?
- Op het niveau van het therapeutische aangrijpingspunt leidt deze techniek ertoe dat de incompatibele informatie hoger komt te staan in de retrieval-hiërarchie.
Een andere interactionele strategie is de motiverende gespreksvoering. Wat gebeurd er hierbij?
Volgens het veranderingsmodel van Prochaska et al. bestaat verandering uit vijf fasen. Licht ze toe
2. Overweging. De patiënt is zichtbaar bezig met de vraag of verandering wenselijk is.
3. Voorbereidingsfase. De patiënt maakt plannen en onderneemt de eerste pogingen tot
gedragsverandering.
4. Feitelijke gedragsveranderingen. De patiënt is actief bezig met het veranderen van
het gedrag.
5. Vasthouden en bestendigen. De patiënt houdt de gedragsveranderingen over een
langere periode vast.
Therapeutische specifieken voor motivering kunnen worden ingezet binnen een didactisch-directieve therapeutische relatie. Benoem er 4
- Interactioneel judo
- Keuzeprincipe
- Paradoxale avdies
Verschillende specifieke technieken voor motivering kunnen ingezet worden binnen een didactisch-directieve therapeutische relatie, waaronder interactioneel judo. Wat houdt dit in? Wat is het risico en hoe kan het voorkomen worden?
- Het risico van ‘duwen en trekken’ aan de patiënt is namelijk dat die nog harder terug gaat ‘duwen en trekken’.
- Dit wordt voorkomen door mee te gaan met terughoudendheid en weerstand van de patiënt.
Verschillende specifieke technieken voor motivering kunnen ingezet worden binnen een didactisch-directieve therapeutische relatie, waaronder het keuzeprincipe. Licht toe wat dit inhoudt
Verschillende specifieke technieken voor motivering kunnen ingezet worden binnen een didactisch-directieve therapeutische relatie, waaronder het paradoxale advies. Wat houdt dit in? Wat is een nadeel?
- Paradoxale adviezen gaan echter tegen de transparantie van de therapeut in en worden dan ook minder gebruikt tegenwoordig. Congruent-paradoxale interventies worden nog wel toegepast. Een voorbeeld hiervan is het invoeren van piekertijd bij patiënten die van het piekeren af willen.
Sommige patiënten vatten concrete adviezen op als kleinerend of diskwalificerend. Waar kan je dan beter gebruik van maken?
Wat is het nuttige straf (te veel te weinig) principe? Wat is een kenmerk?
- Een nuttige straf moet een zekere last impliceren, een zekere voldoening geven wanneer zij worden uitgevoerd en altijd gemakkelijk kunnen worden uitgevoerd en ingepast in het dagelijks leven.
Meestal zijn de algemene cognitief-gedragstherapeutisch attitudes zoals respect, transparantie en deskundigheid binnen een didactisch-directief of een socratisch-directief kader voldoende om een werkzame therapeutische relatie tot stand te laten komen. Wat kan je doen als dit niet genoeg is? Bij wie zet je het in?
- De keuze tussen een didactisch-directieve en een socratisch-directieve aanpak is aan de therapeut. Het gebruik van technieken als motiverende gespreksvoering is afhankelijk van de indicaties van de patiënt.
- Het Leary-Beck-schema is echter een algemeen model voor het vormgeven van de therapeutische relatie.
Waar bevindt volgens het Leary-Beck-schema het (cognitief-gedrags)therapeutische ovaal?
- Slecht tegen advies / te veel gedomineerd = tegen-sector of de boven-sector
- Afhankelijk = onder-sector.
De borderline persoonlijkheidsstoornis is een Cluster- B persoonlijkheidsstoornis. Waar zitten zij in de Roos van Leary?
- Sommige borderlinepatiënten hebben een sterke autonomiegevoeligheid en zullen daarom de onderposities en vooral de onder- samen-positie vermijden, terwijl andere borderlinepatiënten juist gekenmerkt worden door onzekerheid en de bovenposities zullen vermijden.
Volgens Beck hebben mensen met borderline een wisselend zelfbeeld en wisselen de kernopvattingen tussen het idee dat die het niet alleen redt en het idee dat vertrouwde mensen hen zomaar kunnen laten vallen. Ook de interactionele strategie wisselt sterk en kan variëren van het opzijschuiven van de eigen behoeften om contact met een ander te behouden naar het bedreigen van mensen die de patiënt mogelijk afwijzen. Wat kan de therapeut hierbij het beste doen? Noem twee punten
- Ook is het van belang dat de therapeut eerlijk en oprecht blijft, begripvol en steunend blijft, stabiel en standvastig blijft en persoonlijke grenzen aangeeft.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden