Samenvatting: Sensorisch Stelsel
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Sensorisch stelsel
-
1 Sensorisch stelsel
Dit is een preview. Er zijn 24 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Hoe komt het zenuwstelsel aan zijn info omtrent veranderingen?
door middel van sensoren. -
Op welke 2 manieren kan men sensoren indelen?
-exteroreceptoren
-interoreceptoren -
Leg uit: animale sensoriek is nodig voor animale integratie.
De zintuigen maken deel uit van de animale motoriek.
Animale integratie = bewuste wisselwerking tussen mens en omgeving. -
Waar zorgt de vegatieve sensoriek voor?
spelen een rol bij de vegatieve integratie, het op elkaar afstemmen van de vegatieve stelsels. -
Deel de sensoren in op grond van hun gevoeligheid. Geef voorbeelden.
- Chemoreceptoren -> gevoelig voor chemische prikkels (koolstofdioxide)
- Mechanoreceptoren -> gevoelig voor druk, trilling (druk- en tast sensoren in de huid)
- Temperatuurreceptoren -> gevoelig voor temperatuursveranderingen (koude-en warmte sensoren in de huid)
- Fotoreceptor -> gevoelig voor licht
- Pijnreceptor -> gevoelig voor beschadiging -
Wat zijn de 5 gemeenschappelijke kenmerken van sensoren?
1. uniforme omzetting/vertaling van prikkel naar impuls
2. specifieke gevoeligheid
3. specifieke gewaarwording
4. specifiek bereik
5. adaptatie (gewenning) -
Wat is het verschil tussen een prikkel en een impuls?
prikkel - zorgt voor na-influx
impuls - elektrisch stroompje -
Wat wordt er bedoelt met: In sensoren vindt uniforme omzetting plaats?
met welk type sensor je ook te maken hebt, steeds wordt de sensor vertaald in elektriciteit/elektrische energie -
Wat is het resultaat van een zwakke prikkel op een sensor? En een sterke?
Sterke: meer sensorpotentialen per tijdseenheid en daardoor meer impulsen
Zwakke: minder sensorpotentialen per tijdseenheid en daardoor minder impulsen.
- Geen hogere/lagere potentialen -> maar de frequentie neemt toe. -
Verklaar: een sensor heeft een prikkeldrempel. En een adequate prikkel.
- prikkeldrempel: de laagste prikkelsterkte die depolarisatie veroorzaakt noem je de prikkeldrempel.
- adequate prikkel: sensoren zijn gespecialiseerd in het opvangen van één bepaalde prikkelsoort, de adequate prikkel.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden