Archimate Basics

11 belangrijke vragen over Archimate Basics

Wat zijn de drie statussen van Archimate?

  1. Current State
  2. Future state
  3. Change

Wat zijn de twee verschillende extensions van archimate?

  1. Implementation & migration -> modelleringen van programma's, projecten en gaten
  2. Motivation extension -> Modelleren van stakeholders, drivers, goals en requirements

Wat zijn de verschillende blokjes en benamingen die bij verschillende elementen horen?

  • Vierkant -> Active element -> onderwerp, zelfstandig naamwoord
  • Afgeronde vierkant -> Gedragselement -> Werkwoord > Zelfstandig naamwoord
  • Vierkant streep erdoor -> Passief element -> Iets waarop wordt gereageerd -> Zelfstandig naamwoord

  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat zijn de verschillende structurele relaties?

  • Composition (zwart wiebertje, streep)
  • Aggregation (wit wiebertje, streep)
  • Assignment (punt streep pijl)
  • Realization (stippellijn, witte pijl)

Wat zijn de dependency relaties?

  • Serving (streep, simpele pijl)
  • Access (stippellijn, simpele pijl)

Wat biedt de application layer?

Ondersteunt de business layer met applicatieservices welke gerealiseerd worden door (software) applicaties

Wat staat er in iedere archimate layer?

  • Externe sublayer
    • Extern zichtbaar gedrag van een systeem naar zijn omgeving (contract, SLA)
  • Interne sublayer
    • Functies, processen, artifacten, objecten, actors

Hoe ziet het basic model pattern van de applicatielaag er uit?

Zie afbeelding

Waar bestaat het basic model pattern van de business layer uit?

  • Business service = Het zichtbare gedrag van het proces -> realiseert een business service
  • Business interface = De rol die interact met andere rollen
  • Business object = Waar op uitgevoerd wordt (passief)
  • Business proces = Het gedrag dat de actor heeft.
  • Business role = Wat hij gaat doen (een actor kan meerdere rollen hebben)

Hoe ziet de basic pattern van de applicatielaag er uit?

  • Application service = zichtbaar gedrag van de applciatie
  • Application interface = is de route via waar het bereikt kan worden
  • Application component = de actor, Modulair, uitvoerbaar. Component is parent van interface
  • Application function = het gedrag dat de actor uitvoert
  • Data object = waar op uitgevoerd wordt (passief)

Hoe ziet het basic pattern van de technology layer er uit?

Node =  de actor / apparaat, compute resource
Infrastructuurfunctie = gedrag van de node, bijv. Beheren data
Infrastructuurservice  = belangrijk, waar draait de infrastructuur om
Infrastructuurinterface = actor performs the service
Artifact = the think data file or executable (crud)

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo