Sociale categorisatie en identiteit - Vooroordelen, intergroeprelaties en conflicten

17 belangrijke vragen over Sociale categorisatie en identiteit - Vooroordelen, intergroeprelaties en conflicten

Wat zijn stereotypen? Wat is een kenmerk

Stereotypen = mentale representaties van sociale categorieen. Bevatten abstracte informatie van categorieen, zoals typische voorbeelden van groepen of leden
- Kenmerk = cognitie, dus een generalisatie van een groep of mensen bij welke identieke kenmerken worden toegewezen aan leden, ongeacht wat de echte verschillen zijn tussen die leden
- Moeilijk te veranderen.
- E.g. Vrouwen zijn emotioneel, mannen zijn agressief

Wat is discriminatie, wat is een kenmerk en voorbeeld?

Discriminatie = Elk (positieve of negatieve) gedrag wordt toegewezen aan een sociale groep en zijn leden
- Kenmerk = het is gedrag
- E.g = Vrouwen zijn slechte leiders (=stereotype). Dus zij krijgt niet die leider rol want ze is een vrouw (=discriminatie).

Houdingen en gedrag zijn vaak losjes met elkaar verbonden, op welke manier?

- Bijvoorbeeld racisme, iemands bias en discriminerend gedrag ten opzichte van mensen van een bepaald ras
- Seksisme, iemands bias en discriminerend gedrag ten opzichte van mensen van een bepaald geslacht
--. zijn beide institutionele uitdragingen die discriminerend zijn, soms zelfs als er geen sprake is van kwade bedoelingen.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

We hebben het net gehad over etnocentrische mensen, waarbij uit deze bevindingen de autoritaire persoonlijkheid werd gedefinieerd. Welke vragenlijst wordt gebruikt om deze persoonlijkheid te meten? En waar kwamen ze achter d.m.v deze vragenlijst? Wat zijn kenmerken van autoritaire mensen?

Meten autoritaire persoonlijkheid = F-schaal (hoge score = meer bevooroordeelde persoonlijkheid).
- Mensen met een autoritaire persoonlijkheid moesten hun vijandigheid t.o.v ouders onderdrukken als kind, dit werd later geprojecteerd op zwakkere mensen en etnische minderheden. Ook de invloed van andere ouders werd zichtbaar: mannen hoogste graad onderwerping aan ouderlijk gezag en vergrootten de status van hun gezin. Vrouwen gaven aan dat ze onterecht werden gestraft door hun ouders.
- De F-schaal liet zien dat autoritaire mensen dingen gemeen hebben, zoals rechtse politieke ideeën, een sterk geloof in strikt ouderschap en een onderdanige aanvaarding van het gezag.

Wat stelt de theorie van terreurbestrijding? Waar komt het vaker voor?

De theorie van de terreurbestrijding = mensen zijn zich bewust van eigen sterfelijkheid en dit zorgt voor spanning. Lid zijn van een cultuur/ingroup dient als een buffer hiertegen, omdat het mensen het gevoel geeft waardevol te zijn en een zinvolle bijdrage te leveren aan de samenleving (= beter zelfbeeld).
- Het denken over de dood komt vaker voor in onafhankelijke culturen, waar mensen meer gericht zijn op zichzelf; in collectivistische culturen geven mensen zich over aan de groep, de familie of de natie waardoor de dood meer wordt geaccepteerd, het voortbestaan van de groep of familie wordt voorop gesteld.

We maken vaak de fundamentele attributiesfout = door aandacht op persoon i.p.v situatie. De focus ligt op etniciteit, ras afgeslacht terwijl de situationele invloeden minder zichtbaar zijn. Positief gedrag van een uitgroep lid kan worden gezien als een manier om voordeel te halen en wordt daarom vaak afgewezen. Minder bevoorrechte groepen en groepen die bescheiden zijn, vertonen minder vaak een groeps-serving bias. Wat houdt dit in? Waar heeft het nog meer invloed op? Wat is intergroepsbias en wanneer ontstaat het?

Groeps serving bias = minder geneigd het positieve gedrag van de uitgroep leden weg te redeneren en hun negatieve gedrag toe te schrijven aan hun karakter.
- Groeps-serving bias invloed op taal = positief gedrag van ingroepsleden beschreven als algemene disposities (d.w.z. Karen is behulpzaam), terwijl positief gedrag van uitgroep wordt beschreven als specifieke/geïsoleerde handelingen (d.w.z. Karen opende de deur voor de dame met de wandelstok).

Hoe zijn stereotypen ontstaan? Noem 2 punten

Social learning = Dat we sociaal gedrag leren door het observeren en imiteren van anderen en daarna door het zelf-reguleren van ons eigen gedrag.
E.g. Door ouders, school, lotgenoten, media, doordat overal stereotypen zijn

Priming = het activeren van bepaalde associaties in het brein. Hierdoor beïnvloedt een bepaalde gedachte (bewust of onbewust) een andere gedachte of handeling. Het activeren van bepaalde stukjes van een stereotype zorgt ervoor dat andere stukken ook geactiveerd worden.

Soms is er sprake van de verkeerde perceptie van Wapens. Licht het onderzoek toe van Amadou Diallo en van het onderzoek naar impliciete stereotypen

Amadou Diallo = Vier witte politiemannen verwarden Amadou Diallo voor een serie verkrachter waar ze naar opzoek waren. Toen hij zijn ID uit zijn zak wilde halen, schoot de politie 41 schoten. Hij overleed ter plekke.


Het onderzoek naar impliciete stereotypen (Correll, Park, Judd & Wittenbrink, 2002) =
Je ziet foto’s van mannen die een pistool of een ander object vasthebben. Bedenk je dat je de politie bent: je moet schieten wanneer de persoon een pistool vastheeft, maar je moet niet schieten wanneer het geen pistool is. Iedere foto komt 0.6 seconde in beeld. Je moet dus meteen reageren. Zie foto!

Wat speelt allemaal mee bij stereotypering, wat LEIDT TOT vooroordelen en discriminatie? Noem 3 dingen en licht toe

- Sociale categorisering = homogeniteitseffect  outgroup
- Persoonlijkheid = autoritarisme (waardengezag, intolerant t.o.v outgroup) en orientatie op sociale dominantie (sterke drang om te domineren)-
- Illusory correlatie = De neiging om een correlatie tussen twee variabelen te overschatten die eigenlijk weinig (of zelfs niet) correleren. Minderheden groepen worden sneller geassocieerd met negatief gedrag. Cognitieve uitleg: Minderheidsgroepen zijn bezig met ‘aandacht trekken’, dus dat is negatief gedrag.

Wat houdt een stereotype IN STAND? Noem aan de hand van 4 punten

1. Situationele attributies van contra-stereotiep gedrag


2. Subtyping = We maken een ‘apart’ hokje voor de mensen die buiten het stereotype vallen zodat we het hokje van het stereotype wel in stand houden.

3. Confirmationbias = We zoeken naar informatie die ons stereotype verwachting bevestigd.


4. Self-fulfilling prophecy = dat waarvan je zelf denkt dat het zo is, is uiteindelijk zo. En dat waarvan jij denkt (dat je het niet kan bijvoorbeeld) doe je niet dus kan je het uiteindelijk ook niet

Er zijn twee onderzoeken gedaan naar self fulfilling prohecy op gebied van stereotypen.  Licht de resultaten toe

- Onderzoek van Word, Zanna en Cooper (1974) = Wees uit dat mensen zich in lijn gedragen met hun stereotype verwachtingen. Dit kan zorgen voor stereotype gedrag.


- Chen & Bargh (1997) = Subliminal priming: een signaal of boodschap die doorgegeven wordt zonder dat het bewust wordt opgemerkt. Deze boodschappen kunnen door het onbewuste verwerkt worden en onopgemerkt aanzetten tot bepaald gedrag.

Hoe ontstaat er conflict tussen groepen? Noem 3 punten: je hoeft ze nog niet helemaal uit te leggen

- Sociale categorisatie, sociale identiteitstheorie = zoals ingroup bias, outgroup homogeneity.
- Deindividualisatie
- Competitie

Stereotypen zijn algemene overtuigingen over de persoonlijke eigenschappen van een groep mensen. Ze zijn te eenvoudig, onnauwkeurig en bestand tegen nieuwe informatie. Normen zijn prescriptief, stereotypen zijn beschrijvend. Noem 3 kenmerken met betrekking tot stereotypen

- Genderstereotypen zijn veel sterker dan rassenstereotypen. 
- Stereotypen (overtuigingen) zijn geen vooroordelen (houdingen). Stereotypen kunnen wel vooroordelen ondersteunen.Zo veroorzaakt een gunstig stereotype als het women-are-wonderful effect (de perceptie dat vrouwen begripvol, vriendelijk en behulpzaam zijn) een gunstige houding.
- Geslachtshoudingen zijn echter vaak ambivalent. Ze mengen welwillend seksisme met vijandig seksisme. Vaak worden beoordelingen over het werk van een persoon niet beïnvloed door het feit of het wordt toegeschreven aan een man of een vrouw, wat vroeger het geval was.

Debatten over multiculturisme omvatten de positief van pluralisme en assimulatie. Wat houdt dit in? Intergroepscontact kan de grenzen van een groep benadrukken, daarom is een model van interactie met de-categorisering beter, wat houdt dit in?

- Pluralisme = respect voor culturele verschillen binnen een dominante cultuur
- Assimilatie = het samenvoegen van verschillende culturele waarden en praktijken tot een dominante cultuur).

model van interactie met de-categorisering  = het vergemakkelijken van contact tussen groepen door het "de-categoriseren" van de groepsleden en het benadrukken van individuele kenmerken in plaats van de identiteit van de groep. Persoonlijk contact en persoonlijke identiteit staan centraal in plaats van de groepsidentiteit.

Samuel Gaertner stelt dat het negeren van groepsgrenzen eenvoudigweg niet mogelijk is in de echte wereld en ontwikkelde het gemeenschappelijke groepsidentiteitsmodel, en wat is hierbij hercategorisering?

Gemeenschappelijke groepsidentiteitsmodel = l
eden van verschillende sociale groepen her-categoriseren zichzelf op basis van een gemeenschappelijke groep met een dominante identiteit.
- Hercategorisering = zo'n samenwerking leidt ertoe dat mensen een nieuwe, inclusieve groep vormen (subgroepen verdwijnen). Als twee groepen met elkaar omgaan, verdwijnen oude vooroordelen. Soms houden minderheden een dubbele identiteit, dit vestigt de aandacht op en respecteert verschillende ondergeschikte identiteiten. Om de dubbele identiteit te laten werken, moet de meerderheidsgroep de identiteitsclaims van de minderheidsgroep accepteren: dit lijkt alleen te werken in een omgeving waar weinig bedreiging is tegenover minderheidsgroepen en een samenleving meer diversiteit accepteert.

Groepscommunicatie zorgt er soms voor dat mensen elkaar bekritiseren. Echter stelt het mensen meestal in staat om samen te werken. Het bespreken van een dilemma stimuleert de groepsidentiteit en dit versterkt het welzijn van de groep. Als er conflicten ontstaan, hoe kunnen we dit oplossen? Noem 3 punten

- Onderhandelen = zoeken naar een oplossing voor een conflict door middel van onderhandelingen tussen meerdere partijen. -
- Bemiddeling door derde partij = poging van een neutrale derde partij om een conflict op te lossen door de communicatie te vergemakkelijken en suggesties te doen.

-Arbitrage = Wanneer groepen de oplossing van een conflict voorleggen aan een neutrale derde partij die een regeling oplegt. Komt voor wanneer de onderliggende belangen ver uit elkaar liggen en een wederzijdse bevredigende situatie onhaalbaar lijkt. Omdat beide partijen op deze manier de controle over de uitkomst verliezen, proberen ze vaak eerst zelf met een oplossing te komen.


Soms lopen de spanningen zo hoog op dat zelf communicatie, laat staan het vinden van een oplossing, onmogelijk is. De partijen bedreigen elkaar of werken elkaar tegen. Dit leidt tot conflicten. Wat is GRIT?

GRIT: graduated and reciprocated initiatives in tension reduction = een strategie ter voorkomen van het escaleren van internationale spanningen. Wanneer iemand de spanning wil verminderen, wordt de houding zachter. Partijen moeten stevig in hun schoenen staan (tegen intimidaties), eerlijk zijn (tegen je eigen morele principes in) en vriendelijk zijn (in staat om mee te werken) in communicatie. Door spanning (bijvoorbeeld tussen landen) op deze manier te verminderen, verlopen onderhandelingen soepeler.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo