Rainingsleer

17 belangrijke vragen over Rainingsleer

Welke 2 basisbewegingen liggen ten grondslag aan het hardlopen?

  1. Struikelreflex: het naar achteren bewegen van het ene been, zorgt ervoor dat het andere been automatisch naar voren beweegt. Dit is duidelijk te zien wanneer het naar voren bewegende been ergens achter blijft hangen: struikelreflex
  2. Gekruiste extensiereflex: bij flexie (anteflexie heup, flexie knie, dorsaalflexie enkel) in het ene been wordt extensie in het andere been opgeroepen

Wat houd de autonoom beschermende reserve in?

Een taak moet in overeenstemming zijn met de mogelijkheden van het lichaam. Het brein beperkt aansturing van spieren ruim voordat de grens van wat de spieren kunnen leveren (75% vd potentieel aanwezige spierkracht).

-> training kan dit percentage verhogen.
-> andersom kan ook wanneer er terughoudend belast wordt tijdens training/ revalidatie: de autonoom beschermende reserve wordt dan vergroot.

Wat is de theorie van de probablistische prognosis?

Dit is het anticiperen op toekomstige gebeurtenissen op basis van ervaringen uit het verleden en de wetenschap over de huidige situatie (lichamelijke omgeving).

Het kan terughoudendheid op coordinatief gebied en hoog intensieve bewegingen verklaren.
Het betekent dat er naast het vergroten van de krachtproductie ook naar het gaan begrijpen hoe het hogere kracht niveau in het daadwerkelijke springen gevoeld en op geanticipeerd moet worden. Dit laatste aspect is wellicht op topniveau van beslissende betekenis, maar speelt ook een cruciale rol bij sportrevalidatie.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Noem 7 factoren die bijdragen aan toename van spierkracht bij krachttraining

  1. Synchronisatie van motor eenheden
  2. Recrutering van meer motorische eenheden
  3. Verhoogde ontladingsfrequentie  van motorische eenheden
  4. Door training inhiberende impulsen te verlagen of tegen gaan: krachtstoename door afname van autonoom beschermende reserve of Golgi peesreflex
  5. Afname van stijgtijd dmv afname duur cocontracties tijdens voorspanning. Spaart kracht dat kan worden gebruikt voor de werkelijke inspanning
  6. Hypertrofie en hyperplasie
  7. Vroegtijdige krachtstoename is voor groot deel te wijten aan neuromusculaire aanpassingen (1e 8-10wkn, in deze tijd draagt hypertrofie weinig aan krachtstoename bij) na 10wkn is hypertrofie vnl verantwoordelijk voor krachtstoename

Hoe snel neemt spiermassa af na immobilisatie?

Tijdens de 1e 6 uur begint eiwit synthese af te nemen. Krachtsafname is 3-4% per dag. Atrofee en afgenomen neuromusculaire activiteit zijn hier de oorzaak van. Spieren kunnen hiervan herstellen. Dit duurt langer dan de immobilisatie tijd.

Wat is acute spierpijn?

Accumulatie van eindproducten van inspanning. Pijn verdwijnt gewoonlijk binnen enkele minuten tot uren.

Noem 2 prestatieverlagende nadelen van DOMS

  1. Verminderd de mogelijkheden van de aangedane spier om kracht te leveren. Dit komt geleidelijk aan na enkele dagen weken weer terug
  2. Resynthese van spierglycogeen is geremd, hierdoor is de energieopslag capaciteit beperkt.

Noem 3 te ondernemen acties om de negatieve effecten van DOMS te verminderen

  1. Excentrische component tijdens eerste trainingen beperken
  2. Starten van training op zeer lage intensiteit, dit langzaam opvoeren
  3. Een andere strategie is een trainingsprogramma met een hoogintensieve uitputtende training. De spierpijn zal de 1e dagen groot zijn, de volgende trainingen zullen aanzienlijk minder spierpijn geven.

Kinderen/jongeren kunnen zij krachttraining doen?

Ja, mits de normale passende veiligheidsmaatregelen worden gehanteerd.

Wat is een van de meest prestatie bepalende factoren in sport?

Stijgtijd. Bij sporten waar alles op timing en snelheid aankomt, kan dit zorgen voor falen of succes.

Counter beweging/ wiegende beweging/ co-contracties

Noem de energiesystemen en een aantal kenmerken + 2 sporten die voornamelijk afhankelijk zijn van het betreffende energie systeem.

  1. Creatinefosfaatsysteem/ CP-ATP: 3-15 sec/ anaeroob alactisch (zonder O2 zonder lactaatvorming)/ 60-100m sprint, gewichtsheffen, hoogspringen
  2. Glycolytische systeem/ glycolyse (glycogeen)/ 1-2 min/ anaeroob lactisch (zonder O2 met lactaatvorming)/ 1e minuten van inspanning met hoge intensiteit: 400m run, sprint tijdens wielrennen/ 100m zwemmen/ 1000m schaatsen/ judo
  3. Oxidatieve systeem/ glucose + vetzuren/ va 2 min: koolhydraten, va 20min: vetten/ aeroob (met O2 volledige verbranding energiebron)/ duursporten: 5-10km run (vnl glucose verbranding) marathon (vnl vetverbranding), 800-1500 zwemmen, wielrennen/ training voetbal

Noem 2 respiratoire aanpassingen door training en 2 feiten over het respiratoire systeem.

Aanpassingen
  1. Tijdens maximale inspanning neemt longdiffusie toe, waarschijnlijk door toegenomen ventilatie en doorbloeding van de longen
  2. Hebt (a-v)O2- verschil neemt toe door training: toename van O2 opname door de weefsels en betere herverdeling van bloed naar actieve weefsels.

Feiten:
  1. Duurtraining heeft weinig effect op de structuur en functie van de longen
  2. Het ademhalings systeem is goed in staat om voldoende O2 het lichaam in te brengen. DAarom is het ademhalings systeem zelden een beperkende factor bij duurprestaties.

Noem 3 metabole aanpassingen door training

  1. Lactaatdrempel: door afname in lactaat productie en toename in lactaatverwijdering.
  2. Respiratoir gaswisselingsverhouding (RER): verhouding afgifte CO2 en opname O2 -> geeft type substraat weer dat wordt gebruikt als energiebron. Door duurtraining neemt het af: groter gebruik vrije vetzuren ipv koolhydraten.
  3. Zuurstofopname: in rust onveranderd, neemt licht af of veranderd niet tijdens submaximale arbeid als reactie op duurtraining. VO2max neemt duidelijk toe door duurtraining (15-20%) bij een ongetraind persoon ondanks dat VO2max voornamelijk genetisch bepaald is

Maak een sport analyse voor hockey

  1. Algemeen: 11 spelers in 1 team, 91m-55m speelveld, 2x 35min spelen, 3min rust, internationaal 4x15min
  2. Open skill sport/ veel richtings-wisselingen
  3. Fysiologische kenmerken:
  • A-cyclisch/ interval karakter
  • Energiesysteem: a-lactisch anaeroob (sprints), aerobe energie systeem (tussen de sprints door)
  • Grondmotorische eigenschappen:
  1. Kracht: krachtuithoudingsvermogen & explosieve kracht
  2. Snelheid: reactievermogen, sprint snelheid, agility
  3. Uithoudingsvermogen: aeroob en anaeroob alactisch uithoudingsvermogen
  4. Lenigheid: algemene lenigheid
  5. Coordinatie: goede controle balans/ hand-oog coördinatie, optimale inter en intramusculaire coördinatie 

Wat is explosieve kracht?

Eenmalig verplaatsen van een zeer grote weerstand of gewicht met de grootst mogelijke snelheid. De versnelling van een lichaamsdeel of voorwerp is maximaal.

Trainen van explosieve kracht dmv plyometrie.

Testmethode: maximale verticale sprongtest

Maak een sportanalyse van 500/1000 meter schaatsen

  • Duur: 40 sec/ 1.17 min
  • Energiesysteem: anaeroob alactisch en anaeroob lactisch
  • Grondmotorische eigenschappen:
  1. Kracht: explosieve kracht, krachtuithoudingsvermogen
  2. Snelheid: reactievermogen, sprintsnelheid en versnelling
  3. Uithoudingsvermogen: vnl anaeroob
  4. Lenigheid: algemene lenigheid
  5. Coordinatie: goede samenwerking armen en benen, goede inter- en intramusculaire coördinatie


Techniek: zeer belangrijk, taak coach: overleg hierover met hem/ haar

Tests:
  1. VO2max test: bepalen anaerobe drempel, trainingzones
  2. Windgate test: maximaal anaerobe vermogen en capaciteit
  3. Verticale sprongtest: explosieve kracht
  4. Sprint testen: reactievermogen/ sprintsnelheid testen

Noem de volgorde van krachttraining/ snelheid/ uithoudingsvermogen volgens Rehaboom


Eerst intensiteit/ weerstand toename tot maximaal, daarna afname weerstand toename snelheid/ complexiteit van oefeningen.

Gestart wordt met stabiliteit en vanuit daar loopt de krachttraining op. Snelheid en uithoudingsvermogen volgen in hetzelfde tempo. Er kan pas naar de volgende fase (verticaal) gegaan worden als stabiliteit in die fase verkregen is.

Krachttraining: (%1RM/ HH/ supercompensatie in uren)
  1. Stabiliteit (<10%/ 10-15/ <12u)
  2. Krachtuithoudingsvermogen (20-60%/ 10-40/ 12-24u)
  3. Hypertrofie (60-75%/8-12/48u)
  4. Maximaal kracht (75-100%/ 1-6/ 48u)
  5. Supra-maximaal kracht(105-120%/2-5/ 72u)
  6. Snelkracht (60-70%/ 5-10/ 48-72u)
  7. Explosieve kracht (30-40%/5-10/48-72u)
  8. Kracht imitatie
  9. Specifieke kracht
  10. Plyometrie (<5%/ 3-5/ 48-72u)
  11. Complex methode: combi snelheid/ kracht
  12. Agility training: combi uithoudingsvermogen/ kracht


Snelheid:
  1. Imitatie
  2. Loop ABC
  3. Sprong ABC
  4. Werp ABC
  5. A-cyclisch Vo
  6. Cyclisch Vo
  7. Complex methode: combi snelheid/ kracht


Uithoudingsvermogen:
  1. Aerobe capaciteit
  2. Aerobe vermogen
  3. Lactische capaciteit
  4. Alactische capaciteit
  5. Lactisch vermogen

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo