Spraakontwikkelingsdyspraxie - SOD: onderzoek dyspraxieprogramma & principes van motorisch leren - Handleiding dyspraxieprogramma

15 belangrijke vragen over Spraakontwikkelingsdyspraxie - SOD: onderzoek dyspraxieprogramma & principes van motorisch leren - Handleiding dyspraxieprogramma

Welke 3 doelen zijn er van het dyspraxieprogramma?

  1. Het verwerven van een zo normaal mogelijke beweeglijkheid van de spraakorganen, middels een procesgerichte mondmotorische training (niveau 0).
  2. Het systematisch aanleren en oefenen van reeksen spraakklanken. Het kind leert een reeks klanken te beginnen, vol te houden, en tijdig te stoppen. De oefeningen werken steeds toe naar selectie, sequentie en motorische afrekening van de spraakbewegingen, noodzakelijk voor normale spraakproductie. Aanvankelijk worden herhalende identieke spreekwegingen geoefend, vervolgens contrasterende bewegingen (niveau 1 t/m 5).
  3. Het leren toepassen van articulatiebeweginen in syllaben, woorden en zinnen (niveau 6 t/m 10).

Voor welke doelgroep/ leeftijdscategorie is het dyspraxieprogramma ontwikkeld?

Het is bedoeld voor jonge kinderen die vallen binnen de diagnostische categorie verbale ontwikkelingsdyspraxie. Het is met name ontwikkeld voor kinderen van 3;0 tot 7;0 jaar oud, maar kan ook voor jongere leeftijdsgroepen worden gebruikt (vanaf 2;0).

Welke drie uitgangspunten heeft het dyspraxieprgramma? Benoem ook wat ze inhouden.

  • Motorisch uitgangspunt

Dit punt staat centraal. Het omvat het bewust leren selecteren, sequentiëren en afregelen van bewegingsopeenvolgingen.

  • Visueel uitgangspunt
Het motorisch programmeren wordt vormgegeven door het visualiseren van reeksen klanken, woorden en zinnen. Vaak is het visuele kanaal een relatief sterke kant van kinderen met een dyspraxie.
Elke klank wordt door een afbeelding gerepresenteerd en wordt in combinatie met andere afbeeldingen gebruikt als een soort klanken-schrift.

  • Ritmische uitgangspunt

Door tijdens de training gebruik te maken van ritme, melodie en beweging, wordt het motorisch programmeren vergemakkelijkt.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Hoeveel niveaus van het dyspraxieprogramma zijn er?

11 niveaus. Te beginnen bij niveau 0 (mondmotoriek- en sensibiteitstraining) en eindigt bij niveau 10 (woordgroepen en zinsdelen).

Geef een korte omschrijving van niveau 0 (mondmotoriek- en sensibiliteitstraining)

Het kind krijgt toenemende controle over de bewegingen van de articulatiespieren.
Dit niveau is gericht op automatisering van mondbewegingen.

Geef een korte omschrijving van niveau 1 (de basisklanken)

In deze fase krijgt het kind de beschikking over de basisvocabulaire van consonanten en vocalen. Het leert een geïsoleerde klank (articulatiebewegingen) op te roepen, te herhalen en de klankreeks tijdig te stoppen, waarna het tempo wordt opgevoerd. Wat wordt hiermee getraind? --> de selectie, sequentie en motorische afregeling van identieke articulatiebewegingen.

De klanken worden aangeleerd met behulp van concreet materiaal en gekoppeld aan klanksymbolen.

Geef een korte omschrijving van niveau 2 (twee klanken wisselen, regelmatig)

Er wordt geleerd om twee verschillende consonanten of twee verschillende vocalen te sequentiëren in een regelmatig patroon. De consonanten en vocalen worden ieder afzonderlijk getraind.

Geef een korte omschrijving van niveau 3 (twee klanken, wisselen onregelmatig)

Het onregelmatig geordend zijn van de klankvolgorde stimuleert bewust planning en uitvoering van articulatiebewegingen.
Er wordt gewerkt met dezelfde klanken als is niveau 2, maar nu onregelmatig.

Geef een korte beschrijving van niveau 4 (drie klanken wisselen, regelmatig en onregelmatig)

3 verschillende basisklanken worden aangeboden, in regelmatige en onregelmatige reeksen. Er is een verdere uitwerking van de moeilijkheidsgraad van niveau 2 en 3. Omdat er naarmate het aantal verschillende klanken toeneemt er meer druk uitgeoefend wordt op de vaardigheid klanken te selecteren en sequentiëren.

Geef een korte beschrijving van niveau 5 (overgangsfase)

Er wordt een stap gezet in de richting van de vorming van de syllabe.
In eerste instantie wordt er gewerkt met combinatie die niet Ott een betekenisvol woord leiden. Waarom? --> omdat het kind in oude foutieve woordpatronen terechtkomt. Later komen de combinatie aan de orde die de betekenisvolle woorden gaan vormen die in niveau 6 getraind worden.

Geef een korte beschrijving van niveau 6 (eenlettergrepige woorden met VC- en CV-structuur)

De eerste woorden kunnen, als resultaat van de training van geïsoleerde klanken, in dit niveau verworden worden.
De doelstelling is het verbonden beschikbaar komen van een consonant en een vocaal -de syllabe - en het vlot leren herhalen van dezelfde en verschillende VC- en/of CV-woorden

Geef een korte beschrijving van niveau 7 (éénlettergrepige woorden met een CVC-structuur)

Het kind leert hierbij een syllabe en een consonant te verbinden, initiaal en finaal. Vervolgens oefent hij het vlot herhalen van dezelfde, en het afwisselen van verschillende CVC-woorden.

Geef een korte beschrijving van niveau 8 (meerlettergrepige woorden)

Met de toename van de lengte van het woord wordt meer en meer een beroep gedaan op de programmeringsvaardigsheid. De uitspraak van meerlettergrepige woorden is dan ook spraakmotorisch gezien van een hoge moeilijkheidsgraad.

Geef een korte beschrijving van niveau 9 (productie van woorden met consonantverbindingen)

Reductie, substitutie of omissie van clusters is een algemeen probleem bij kinderen met een articulatiestoornis.


De clusterwoorden worden aangeleerd vanuit de zogenaamde basiswoorden, waarvan initiaal of finaal een consonant verbonden wordt.

Het coarticualtieproces bij clustervorming wordt ondersteund door verschillende strategieën: het klankgebaar, het maken van een glijdende beweging, het invoegen van de sjwa tussen consonanten en het visualiseren van de verbinding door het plaatsen van een boogje onder de consonanten.

Geef een korte beschrijving van niveau 10 (productie van woordgroepen en zinsdelen)

Naarmate de uit te spreken eenheid complexer wordt en in lengte toeneemt bestaan er meer problemen om het aangeleerd articulatiegedrag toe te passen in spontaan spreken.
De correcte uitspaak van boordengroepen en zinsdelen vormt de aanzet tot transfer naar de spontane spraak.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo