Samenvatting: Staatsrecht Hardcore
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van staatsrecht hardcore
-
1 staatsrecht 1
Dit is een preview. Er zijn 437 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Volgens Bovend’Eert en Kummeling zijn er – in plaats van genoemde politieke verantwoordelijkheid – twee andere controlemechanismen voor het overheidsoptreden uit vroegere kabinetsperioden. Om welke twee mechanismen gaat het?
I: De werking van de vertrouwensregel. De Kamers kunnen het vertrouwen in een minister opzeggen, ook wanneer ministeriële verantwoordelijkheid ontbreekt.
II: De mogelijkheid van het aannemen van een verantwoordelijkheid in rechte. De staat als rechtspersoon kan civiel aansprakelijk zijn voor handelen en nalaten van ministers uit een voorgaande kabinetsperiode. Voor het nakomen van verplichtingen voortvloeiende uit die aansprakelijkheid zijn de zittende ministers verantwoordelijk
-
Geef een omschrijving van een extraparlementair kabinet.
Een extraparlementair kabinet is een kabinet dat geen hechte vertrouwensband heeft met fracties in de Tweede Kamer.
-
Functioneert het parlementaire stelsel, als er een extraparlementair kabinet is? Illustreer uw antwoord aan de hand van de lotgevallen van het vijfde kabinet Colijn in 1939.
Ja, het parlementaire stelsel functioneert ook dan. Er is geen vaste binding tussen het kabinet en de fracties in de kamer, maar de vertrouwensregel geldt onverkort. Van geval tot geval moet het kabinet dan in de kamer de steun van een meerderheid zoeken.
Dat bleek in 1939, toen bij de formatie te weinig rekening was gehouden met de samenstelling van de Tweede Kamer en het extraparlementaire vijfde kabinet Colijn bij zijn eerste optreden ten val werd gebracht.
-
Over wetsontwerpen wordt advies uitgebracht door de Raad van State. De advisering van de Raad omvat onder meer een beleidsanalytische toets en een juridische toets. Wat komt er aan de orde in de beleidsanalytische toets?
Bij de beleidsanalytische toets staan de redengeving, de effectiviteit en de uitvoering (uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid) van de voorgestelde wetgeving centraal. Er wordt vooral gekeken of er wel genoeg is nagedacht over de verhouding tussen de beoogde doelen en de gekozen middelen.
-
Over wetsontwerpen wordt advies uitgebracht door de Raad van State. De advisering van de Raad omvat onder meer een beleidsanalytische toets en een juridische toets. Wat komt er aan de orde in de juridische toets?
Bij de juridische toets gaat het om de samenhang met al bestaande regels. Er wordt getoetst aan hoger geschreven recht en aan ongeschreven rechtsbeginselen.
-
De minister van Landbouw en Visserij heeft een Regeling aanwijzing diersoorten en hun mestproductie vastgesteld op basis van de Meststoffenwet. In deze Regeling worden de kring van belastingplichtigen, het object van de heffing en de maatstaf van de heffing aangewezen. Geef aan of de Regeling aanwijzing diersoorten en hun mestproductie gekwalificeerd kan worden als een wet in materiële zin.
Deze regeling kan worden gekwalificeerd als een wet in materiële zin, nu er een basis is voor de regelgevende bevoegdheid en het gaat om een voor herhaalde toepassing vatbare, extern werkende regel
-
Omschrijf kort aan welke eisen een verdragsbepaling moet voldoen om te kunnen worden gezien als een “een ieder verbindende bepaling” in de zin van art. 93 en 94 van de Grondwet.
Zie HR 30 mei 1986, r.o. 3.2 (Stakingsrecht). De HR acht de bedoeling van de verdragsluitende partijen minder relevant. De vraag die beantwoord moet worden is of de betreffende bepaling zonder meer als objectief recht in het Nederlandse recht kan functioneren. Als dat zo is, is de bepaling een ieder verbindend.
-
Is het, op grond van de u bekende jurisprudentie, bij de doorwerking in het Nederlandse recht van bepalingen uit het Europese gemeenschapsrecht van belang of “een ieder verbindende” bepalingen al dan niet rechtstreekse werking hebben?
Nee. Uit ABRS 7 juli 1995 (Metten) blijkt dat de aard of de formulering van een gemeenschapsrechtelijke bepaling niet relevant is voor het antwoord op de vraag of deze bepaling voorrang heeft in het Nederlandse recht. In beginsel hebben alle bepalingen van gemeenschapsrecht voorrang in het nationale recht.
-
Is het, op grond van de u bekende jurisprudentie, bij de doorwerking in het Nederlandse recht van bepalingen uit het Europese gemeenschapsrecht van belang of “een ieder verbindende” bepalingen al dan niet rechtstreekse werking hebben? Ga uit van uw antwoord op de vraag en vat kort samen de juridisch relevante kritiek die op deze jurisprudentie gegeven kan worden en ook daadwerkelijk in de rechtswetenschap geuit is.
In de kritiek wordt erop gewezen dat het Hof van Justitie nooit expliciet heeft beslist dat nationale wettelijke bepalingen zouden moeten wijken voor niet-rechtstreeks werkende bepalingen van gemeenschapsrecht. Ook is gesteld dat de Afdeling deze kwestie via een prejudiciële vraag aan het HvJEG had moeten voorleggen. Ten slotte wordt wel gesteld dat ‘Metten’ moeilijk te verenigen is met art. 93 en 94 Gw, hoe ruim geïnterpreteerd ook. Zie ABRS 7 juli 1995 (Metten)
-
Geef commentaar op de volgende stelling: I: Artikel 6 van de Grondwet biedt meer bescherming dan artikel 9 van het EVRM
Artikel 6 Gw staat beperkingen alleen toe als zij te vinden zijn in of berusten op een wet in formele zin. In het EVRM betekent wet alles wat naar nationaal recht als recht wordt aangemerkt mits toegankelijk en voorzienbaar (Sunday Times). Anderzijds kent artikel 9 EVRM wel doelcriteria, en artikel 6 lid 1 Gw niet. Maar artikel 6 lid 2 Gw kent ten opzichte van 9 EVRM weer een beperkter aantal belangen ten behoeve waarvan de vrijheid buiten gebouwen en besloten plaatsen kan worden gereguleerd.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden