Samenvatting: Sterrenkunde 1

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
LET OP!!! Er zijn slechts 57 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Sterrenkunde 1

  • 1 Week 1

  • 1.2 Syllabus (H1)

    Dit is een preview. Er zijn 38 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat zijn meteorieten en wanneer noemen we ze meteoroïden?

    Meteorieten zijn, meestal steen- of ijzerachtige, brokstukken en gruis die uit de interplanetaire ruimte op aarde neervallen . Als ze nog door het zonnestelsel vliegen heten dezelfde objecten meteoroïden.
  • Wat maakt een geostationaire satelliet zo uniek? Geef ook voorbeelden.

    Zo'n satelliet is op 35 800 km hoogte en zijn omloopperiode is 24 uur. Zo'n satelliet draait in de juiste richting met de aarde mee
    (recht boven de evenaar) en lijkt stil te hangen boven het aardoppervlak .

    (Voorbeelden: communicatie- en weersatellieten)
  • Verklaar met behulp van de term 'deeltjesgordels'  de lichtverschijnselen van de aurora (op ons halfrond het “noorderlicht” of aurora borealis).

    Het magneetveld van de aarde vangt elektrisch geladen deeltjes van de zon en uit de interstellaire ruimte in, die samen de deeltjesgordels vormen (ook wel: stralingsgordels of, naar de ontdekker, Van Allen gordels).

    Bij de magneetpolen kunnen geladen deeltjes uit de ruimte de aardatmosfeer bereiken. De interactie van deze deeltjes met de atmosfeer leidt tot de lichtverschijnselen van de aurora.




  • Noem de planeten in het zonnestelsel  van binnen naar buiten op en maak daarbij onderscheidingen van eigenschappen.

    • Mercurius
    • Venus
    • aarde
    • Mars

    (dit zijn de rotsachtige planeten met afmetingen vergelijkbaar met die van de aarde: 0.4–1 R; Mercurius en Venus noemen we ook binnenplaneten omdat ze binnen de baan van de aarde liggen)


    • Jupiter
    • Saturnus
    • Uranus
    • Neptunus

    (de veel grotere, 4–10 R, gasachtige, buitenplaneten)

  • Wat zijn termen voor de straal en het vlak van de aardbaan?

    De afstand van de aarde tot de zon (de straal r⊕ van de aardbaan) heet de Astronomische Eenheid (AE), het vlak van de aardbaan heet de ecliptica.
  • Wat zijn kometen en hoe vormt de bekende staart van een komeet.

    Kometen zijn hemellichamen die voor een groot deel uit bevroren water en gassen bestaan, gemengd met stof; met afmetingen van zo’n 10 km.

    De meeste kometen bevinden zich, onopvallend, ver van de zon; als door een baanverstoring een komeet het binnenste zonnestelsel induikt vormt zich onder invloed van zonnestraling en zonnewind de bekende staart door verdamping van het vuile ijs.

    De staart wijst altijd ongeveer van de zon af. Hij sleept dus niet achter de komeet aan: als de komeet zich in zijn baan weer van de zon verwijdert dan steekt de staart vooruit.

      
  • Uit de banen van kometen door de binnenste delen van het zonnestelsel valt op te maken dat er zich een groot aantal moeten bevinden in de Kuipergordel.Wat is de Kuipergordel?  

    De Kuipergordel is het gebied van de ijsdwergen tussen de 30 en 50 AE van de zon.

    Er is wellicht niet veel verschil tussen komeetkernen en ijsdwergen, al zijn de ijsdwergen die in de Kuipergordel zelf worden gevonden wel veel groter dan de kometen die normaal door het binnenste zonnestelsel trekken.  
  • Bij de aarde heeft de zonnewind een dichtheid van 3–10 deeltjes per kubieke cm en een snelheid van 100–400 km/s.Wat is de zonnewind?  

    Een gestage “wind” van geladen deeltjes  die langs de veldlijnen van het magneetveld van de zon naar buiten stroomt.
  • Pas op een afstand van zo’n 60–120 AE van de zon wordt de zonnewind afgeremd. Hier botst hij met een snelheid van zo’n 400 km/s, op het lokale interstellaire gas en vormt een schok, de eindschok. Nog verder naar buiten ligt de heliopauze, de buitengrens van de heliosfeer.Wat is de heliosfeer en wat bevindt zich buiten de heliosfeer?

    De heliosfeer is het gebied met deeltjes van de zonnewind en de bijbehorende magnetische veldlijnen van de zon.
    Buiten de heliosfeer bevindt zich het lokale interstellaire gas dat dus niet van de zon afkomstig is maar van buiten komt. Dit gas heeft een dichtheid van 0.1–0.3 deeltjes per kubieke cm , en stroomt waarschijnlijk met een relatieve snelheid van zo’n 25 km/s langs het zonnestelsel.



  • Wat is de oorzaak van het selectie-effect dat je relatief veel meer grote heldere sterren ziet dan kleine zwakke?

    De oorzaak is het feit dat heldere sterren nu eenmaal tot op veel grotere afstanden zichtbaar zijn.
LET OP!!! Er zijn slechts 57 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart