Samenvatting: Stofwisseling En Hormonen

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Stofwisseling en Hormonen

• 1 Fysiologie endocriene pancreas

  Dit is een preview. Er zijn 27 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat zijn de verschillende cellen in een eilandje van Langerhans en welke hormonen produceren ze?

  Op volgorde van hoeveelheid van voorkomen:
  

  • Betacellen: insuline
    
  • Alfacellen: glucagon
  • Deltacellen: somatostatine
  • PP cellen (Fcellen): pancreatic polypeptide

• Hoe zijn de hormonen in de pancreas verdeeld?

  Zo

• Waar kan C peptide voor gebruikt worden?

  Als merker voor insuline. Als deze laag is, is er een type 1 diabetes, als het hoog is, is het type 2.
  Dit werkt ook als de patiënt al insuline gebruikt, want gefabriceerde insuline bevat geen C peptide.

• Hoe wordt insuline gesecreteerd?

  Belangrijkste stimulus hiervoor is glucose. Dit wordt opgenomen via GLUT2.
  

  • glycolyse: pyruvaat
  • krebs > ATP
  • sluiten K kanalen
  • depolarisatie celmembraan
  • openen Ca kanalen > influx
  • exocytose en secretie insuline

• Wat zijn stimulatoren voor de krebs pathway voor vrijstelling van insuline?

  • Glucose
  • Aminozuren
  • Ketonzuren
  • Vrije vetzuren
  • Fructose

• Wat zijn stimulatoren van de fosfolipase C pathway voor de vrijzetting van insuline?

  • Cholecystokinine
    
  • Acetylcholine

• Hoe groot is het effect van GLP1 op de insuline vrijstelling?

  Als de GLP1 receptor wordt geactiveerd bij een lage glucose, zal er maar weinig insuline gesecreteerd worden, maar als deze wordt geactiveerd bij een hoge glucose, wordt er veel insuline gesecreteerd. Daarom wordt GLP1 ook wel gebruikt bij de behandeling van DM2.
  GLP1 is dus glucose afhankelijk.

• Hoe werkt een insuline receptor?

  2 alfa subunits en 2 beta subunits. 
  Het bindt aan de alfa en activeert de tyrosine-kinase thv de beta subunit, welke verschillende tyrosine-residues fosforyleert. Hierdoor komt de werking van insuline tot uiting. 

• Wat zijn de manieren van tyrosine-residu fosforylatie?

  • Autofosforylering
    
  • Fosforylering van intracytosolische eiwitten
  • Insuline receptor substraat (IRS) 1 - 4
  • SH2

• Wat zijn de effecten van de IRS pathway?

  • Metabool
    
  • meer glucose opslag en oxydatie
  • meer eiwitsynthes, minder proteolyse

  • meer synthese glyceriden, minder lypolise
  • Groeibevorderend
  • meer genexpressie en groei