Afbraak vetten
21 belangrijke vragen over Afbraak vetten
Welke drie typen vetzuren zijn er?
- Verzadigde vetzuren: géén dubbele bindingen in de koolstofketen.
- Enkelvoudig onverzadigde vetzuren: één dubbele binding in de koolstofketen.
- Meervoudig onverzadigde vetzuren: meerdere dubbele bindingen in de koolstofketen.
Wat zijn essentiële vetzuren?
Omega-3 vetzuren zijn ook voorbeelden van meervoudig onverzadigde vetzuren.
Wat is de vertering van vetten in de mond?
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Waarom is het gunstig dat linguaal lipase een optimale werking heeft bij een lage pH?
Wat is vertering van vetten in de maag?
-- > secretie van maag lipase door de chief cells wordt gestimuleerd door gastrine.
Wat zijn overeenkomsten tussen linguaal lipase en maaglipase?
Beide enzymen zetten triglyceriden om in diacylglycerol en vetzuren
Beide enzymen hebben een optimale werking bij een lage pH
Hoe draag pancreas bij aan afbraak vetten?
De drie pancreas enzymen zijn:
- cholesterolesterase
- fosfolipase A2
- pancreaslipase + colipase
Wat doet cholesterolesterase (pancreasenzym afbraak vet)?
Wat doet pancreaslipase + colipase?
Pancreas lipase zet de afbraakproducten van linguaal lipase en maaglipase (diacylglycerolen) om tot monoacylglycerolen en vetzuren. Daarnaast zet het ook triglyceriden om tot monoacylglycerolen en vetzuren.
Colipasezet zelf geen vetten om in afbraakproducten; het is eencofactor. Dit betekent dat colipase aanwezig moet zijn zodatpancreas lipasezijn functie kan uitoefenen.
Wat wordt in duodenum naast pancreassap nog meer uitgescheiden en wat is de functie hiervan?
- pH in dunne darm verhogen
- emulsificatie van vetten
Hoe zorgt gal voor emulsificatie van vetten?
Naast de emulsificatie van vetten heeft gal ook als functie de pH van de dunne darminhoud te verhogen. Hoe wordt dit gedaan?
Welke stoffen kunnen worden opgenomen door de enterocyten?
- cholesterol
- lysofosfolipiden
- monoglyceride
- vetzuren
-- > zonder pancreasenzymen zouden we onze vetten dus nauwelijks kunnen opnemen
Hoe kunnen vetten het membraan van de enterocyt passeren?
De lipiden komen de enterocyt binnen middels:
1. Nonionische diffusie
2. Incorporatie in het membraan van de enterocyte (collision)
3. Carrier-mediated transport
Hoe kunnen glycerol, korte en middellange vetzuren de enterocyt passeren?
Deze vetzuren worden vervoerd gebonden aan het bloedeiwit albumine.
Wat gebeurt er met opname cholesterol, lysofosfolipiden, monoacylglycerol en lange vetzuren in de enterocyt?
1) In het glad endoplasmatisch reticulum worden de vetzuurketens samen met monoacylglycerol weer opgebouwd tot triglyceriden. Ook worden de lysofosfolipiden weer opgebouwd tot fosfolipiden en het cholesterol weer tot cholesterolesters.
2) Vervolgens worden hier apolipoproteïnen (eiwitten) bijgevoegd, die in het ruwe endoplasmatisch reticulum gemaakt worden.
3) Daarna worden deze stoffen naar het Golgi apparaat getransporteerd, waar deze stoffen samen een chylomicron vormen.
4) Van het Golgi apparaat scheiden zich blaasjes met chylomicronen af die samensmelten met het basolaterale membraan.
5)Vervolgens kunnen de chylomicronen de lymfevaten in diffunderen.
Een chylomicron wordt opgebouwd in het Golgi apparaat van de enterocyt. Wat gebeurt er daarna vervolgens?
Hoe worden vetten in het lichaam vervoerd?
Het merendeel van de vetten wordt echter vervoerd in de vorm van lipoproteïnen, zoals chylomicronen.
Hoe kunnen de triglyceriden, vetzuren in chylomicronen opgenomen worden door het perifere weefsel?
Om in de perifere weefsels te worden opgenomen, is er afbraak van deze chylomicronen nodig. Dit gebeurt door middel van het enzym lipoproteïne lipase. Dit enzym bevindt zich in het vaatbed van vet- en spierweefsel.
Lipoproteïne lipase breekt de triglyceriden die zich in de lipoproteïnen bevinden af tot glycerol en vetzuren.
De vetzuren worden vervolgens opgenomen in de cel. De overblijfselen (“remnants”) van chylomicronen worden vervolgens opgenomen in de lever
Een lipoproteïne is een deeltje wat in het bloed de grote vetten transporteert. Er bestaan verschillende soorten lipoproteïnen die hun naamgeving te danken hebben aan de dichtheid (“density”):
- VLDL very low-density lipoprotein
- LDL low-density lipoprotein
- IDL intermediate-density lipoprotein
- HDL high-density lipoprotein
Wat doen IDL en LDL?
De lipoproteïne wordt dan LDL of IDL genoemd, afhankelijk van de dichtheid van de lipoproteïne.
Deze lipoproteïnen kunnen vervolgens cholesterol aan cellen afgeven voor o.a. de opbouw van het celmembraan. Klieren die steroïdhormonen maken uit cholesterol zijn afhankelijk van de LDL receptor voor de opname van cholesterol. Mutaties in het gen voor de LDL receptor resulteren in familiaire hypercholesterolaemie (FH).
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden