Samenvatting: Stofwisselingsziekten
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Stofwisselingsziekten
-
1 Stofwisselingsziekten
Dit is een preview. Er zijn 87 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Welke stof stimuleert de eetlust?
Ghrelin uit het maag-darm kanaal. -
Welke hormonale responses ontstaan door het innemen van voedsel? (5)
1. Insuline stijgt,
2. Glucagon daalt,
3. Groeihormoon daalt,
4. Eetlustremmende peptide stijgen,
5. Reward centra actief. -
Welke veranderingen in metabole paden ontstaan door het innemen van voedsel? (4)
1. Afname in vetafbraak (lipolyse); Vetopslag.
2. Toename in glucose opname, glycogeen synthese en glucose oxidatie, daling in glucose productie.
3. Afname in ketonlichaam productie (ketogenese).
4. Afname in eiwitoxidatie/ afbraak en toename eiwitsynthese (dus positieve eiwitbalans). -
Wat gebeurt er postprandiaal met koolhydraten? (6)
1. Afgebroken tot mono-saccharides (door amylase uit het speeksel en de pancreas disaccharides).
2. Opname enterocyt via de Na+ glucose symporter.
3. Transport vanuit de enterocyt naar de bloedbaan via GLUT2 transporter.
4. Verhoging van de plasma glucose concentratie en secretie van darmhormonen (GLP-1 en GIP) leidt tot secretie van insuline door de eilandjes van Langerhans in de pancreas.
5. Insuline stimuleert de glucose opname in vooral vetweefsel en skelet spierweefsel.
6. Insuline remt de productie van glucose door de lever. -
Wat gebeurt er postprandiaal met vetten? (6)
1. In maag en duodenum ontstaat onder invloed van oa galzouten een vet-emulsie.
2. Lipases uit maag en pancreas hydrolyseren vetten (triglyceriden) tot vetzuren en monoglyceriden.
3. Galzouten, phospolipiden, vetzuren en cholesterol vormen samen micellen.
4. Na opname in enterocyt worden chylomicronen gevormd.
5. Via lymfevaten bereiken chylomicronen de bloedbaan (middellange keten vetzuren bereiken bloedbaan rechtstreeks).
6. Chylomicronen worden opgenomen door de lever of gehydrolyseerd tot vetzuren. -
Wat gebeurt er postprandiaal met eiwitten? (3)
1. Afbraak eiwitten tot aminozuren, dipeptides en tripeptides (proteolyse) begint in de maag (pepsines).
2. In duodenum proteolyse onder invloed van proteases.
3. Aminozuren worden opgenomen via Na+ afhankelijke aminozuurtransporters. -
Welke hormonale respons ontstaat er door vasten? (5)
1. Daling van insuline,
2. Stijging van glucagon, groeihormoon en cortisol,
3. Tijdelijke stijging van catecholamines,
4. Daling in schildklierhormoon,
5. Stijging in eetlust-opwekkende neuropeptides. -
Welke verandering in metabole paden ontstaat er door vasten? (4)
1. Toename vetafbraak (lipolyse): hoge vrije vetzuren: vetoxidatie.
2. Glucose productie en afname glucose oxidatie, afbraak glycogeen.
3. Toename in ketonlichaam productie (ketogenese).
4. Toename in eiwitoxidatie en lage eiwitsynthese (negatieve eiwitbalans) -
Hoe produceert de lever in een periode van kortdurend vasten glucose?
Glycogenolyse en gluconeogenese. -
Wat is het nut van de vetafbraak (lipolyse)? (4)
1. Hydrolysering van opgeslagen triglyceriden levert vetzuren en glycerol.
2. Glycerol dient als substraat voor de gluconeogenese.
3. Vetzuren worden opgenomen en geoxideerd (vetzuuroxidatie)
4. Vetzuren stimuleren de gluconeogenese.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden