Formeel strafrecht: de berechting 3 (beslissingsmodel 348/350)
9 belangrijke vragen over Formeel strafrecht: de berechting 3 (beslissingsmodel 348/350)
Wat nu als de dagvaarding niet op correcte wijze is betekend maar de verdachte verschijnt wel ter zitting?
In welke gevallen is er sprake van "niet-ontvankelijkheid" van de officier van justitie?
- Nederland heeft geen rechtsmacht (artikel 2-8dSr)
- Het "ne bis in idem" beginsel is geschonden artikel 68 Sr
- De verdachte is overleden (artikel 69 Sr)
- Het strafbare feit dat wordt vervolgd is verjaard (artikel 70-73 Sr)
- De verdachte heeft reeds aan de voorwaarden voor buitengerechtelijke afdoening voldaan (artikel 74 Sr)
- Schending van de beginselen van behoorlijke procesorde (zie HR-arrest afvoerpijp). Denk hierbij aan ernstige misstanden in de opsporing
Dan heb je nog vier vragen conform artikel 350 van het beslissingsmodel. Deze vragen worden ook wel de materiële vragen genoemd. De volgorde van de vraagstelling is dwingend.
- Is het aan de verdachte ten laste gelegde feit (wettig en overtuigend) bewezen? (
bewijsvraag) - Zo ja, levert het bewezen verklaarde een strafbaar feit op? (de kwalificatievraag)
- Zo ja, is de verdachte strafbaar? (
strafbaarheidsvraag) - Welke straf en/of maatregel zou moeten worden opgelegd? (
sanctievraag)
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
De materiële vragen brengen zo de voorwaarden van strafbaarheid aan de orde.
2. Kwalificatievraag = delictsomschrijving
3. Strafbaarheidsvraag = wederrechtelijkheid en schuld
Tirannie van de ten laste legging, wat houdt dit in?
Bijvoorbeeld iemand heeft een fiets gestolen in Amsterdam, maar in de tenlastelegging staat Utrecht. Dan oordeelt de rechter als zou de fiets in Utrecht zijn gestolen. Hetgeen dus niet klopt en niet bewezen kan worden waarop vrijspraak zal volgen.
In artikel 359 a Sv staat dat de rechter gevolgen kan verbinden aan vormverzuimen tijdens het voorbereidend onderzoek. Verklaar.
Die in het voorbereidend onderzoek zijn gedaan.
Op welke wijze beïnvloedt een sanctie op grond van het vormverzuim artikel 359a Sv de strafprocedure in het licht van het beslissingsmodel 348/350?
- De niet ontvankelijkhiedsvraag ter zake wordt hierdoor beïnvloed
- bewijslast de eerste vraag
- strafvermindering heeft betrekking op de vierde vraag
Wat wordt verstaan onder externe geldigheid dagvaarding?
Nog een laatste punt ter zake het bewijs dat belangrijk is te weten.
Het moet op onderzoek ter zitting naar voren komen.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden