Formeel strafrecht: de strafprocedure (opsporing, vervolging en berechting) - De vervolging
6 belangrijke vragen over Formeel strafrecht: de strafprocedure (opsporing, vervolging en berechting) - De vervolging
Uit welke twee artikelen vloeit het opportuniteitsbeginsel voort?
(art. 167 en 242 Wetboek van Strafvordering)
Onder vervolging wordt verstaan dat de strafzaak van een verdachte aan een rechter wordt voorgelegd. In welke gevallen betekent dit dat de vervolging officieel begint?
- Bij het dagvaarden van de verdachte voor het onderzoek ter terechtzitting
- het vorderen van voorlopige hechtenis van de verdachte (artikel 133 Sv)
- het uitvaardigen van een strafbeschikking 257a ev
- de voeging ad informandum: een strafzaak wordt door het OM aan de zittingsrechter voorgelegd, buiten de tenlastlegging om.
- de vordering tot het instellen van een strafrechtelijk financieel onderzoek (artikel 126 ev SV)
- de vordering tot het verlenen van een machtiging tot het leggen van conservatoir beslag (artikel 944 jo 103 Sv)
1 tot en met 4 komen het meest voor.
Wanneer is vervolging niet mogelijk? En hoe wordt dit genoemd?
- minderjarigen onder 12 jaar artikel 486 Sv
- overheden
- Ne bis idem (niet tweemaal hetzelfde) artikel 68 Sr
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Bezwaar tegen vervolging, welk artikel?
Artikel 12 Sv-procedure. Wat houdt deze procedure in?
Artikel 12 Sv-procedureDeze procedure is vastgelegd in de artikelen 12 en verder van het Wetboek van Strafvordering. Vaak wordt daarom gesproken van een ‘12 Sv-procedure’ of een ’procedure klacht niet-vervolging’. Deze procedure is voor iedere belanghebbende zonder bijstand van een advocaat toegankelijk.
Vervolging door middel van strafbeschikking wat houdt dit in?
De strafbeschikking
Artikel 257a
1.De officier van justitie kan, indien hij vaststelt dat een overtreding is begaan dan wel een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf is gesteld van niet meer dan zes jaar, een strafbeschikking uitvaardigen.
2.De volgende straffen en maatregelen kunnen worden opgelegd:
a. een taakstraf van ten hoogste honderdtachtig uren;
b. een geldboete;
c. onttrekking aan het verkeer;
d. de verplichting tot betaling aan de staat van een som gelds ten behoeve van het slachtoffer;
e. ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor ten hoogste zes maanden.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden